Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

Afgefchaft, en door belastingen op Stads Ampten te lege gen, en alles wat bedagt kon werden te werk gefteld om Stads Kas in ftaat te houden.

Bladz. 460. regel 1. ftaat en had lees zy had.

Byvoegingen in het Derde Deel.

24 Bladz. 251. regel 7. en 8. heb ik wegens zeker oud ftuk yzer gefchut, dat agter het Stadhuis ligt gemeld, dat ik niet ontdekt had, hoe het daar gebragt zy. By naarziening myner aantekeningen, vind ik dat het den 18. Janua ri 1674. van Stad's Wallen, op de plaats agter het Stadhuis gevoerd werd dit blykt uit STADS POLITIE REKENING van den. October 1673. tot 1674. Op het gemelde stuk staan deeze woorden: Groot geweld biet ik, 's Hertogenbosch beScherm ik. Alzo er als ik verhaald heb het jaar 1511. opftaat, komt het my voor, dat het voor Stads Reekening, om dat men toen in het heete van den Oorlog met Gelderland was, ergens in Duitschland gegooten, en den Ryn afgevoerd zal zyn. Dit fiuk is denklyk in het jaar 1674 van de Wallen gevoerd, om dat in het midden van het zelve een kogel zit, die my onmooglyk voorkomt, dat er uit gehaaid kon werden, en dat het stuk dus van geen gebruik kon zyn.

In myne jeugd heb ik op den Wal omtrent de Schildertraat, een ander oud Stuk Geschut gezien, dat niet zo lang, maar vry dikker, en van binnen veel wyder, dan dat agter het Stadhuis, was, immers het was zo dik, dat men het voor een bank gebruikte, waarvan het ruim de hoogte had. De wytte was naar myn voorstaan ruim anderhalven voet over het kruis, zo dat ik er de kinderen dikwils heb zien inkruipen. Dit ftuk was niet gegooten, maar bestond uit verscheide zwaare yfere ftaven, die door weele dikke yfere ringen als een ton in een gekuipt waren. Men wil dat dit een steenftuk genaamd was, om dat men er een mand met fteenen in laade. Overlang is het van 's Lands wege voor oud yzer verkogt. Ik heb de ringen die om het zelve waren zien in stukken hakken, dat met veel gewelds, en moeite toeging,

By

[merged small][ocr errors]

Bladz. 128. regel 19. heb ik verhaald, dat de Beg gynhof, ten Ooften, Zuiden, en Weften met paalen werd afgezet. In het jaar 1775. heeft men een gedeelte dier paalen, naamlyk van den hoek ten Zuidooften, tot om. trent de helft van het zuider gedeelte des Beggynhofs, weggenoomen, en fteenen zuilen in derzelver plaats gefteld. In het jaar 1777. is het overige gedeelte der paalen ten zuiden weggenoomen, en in fteene zuilen veranderd. Het voorneemen der Regeering is, om alle de paalen weg te doen, en fteene zuilen in plaats te ftellen. De houte lantaarn paalen op, en rontsom den Beggynhof zyn in het jaar 1776. weggenoomen, en in derzelver plaats fteenen gefteld, zo als op verscheide andere plaatfen binnen de Stad reets ook gefchied is.

234

BY LA AGEN.

Uiterste Wille van Hendrik III. Hertog van Brabant, gemaakt by Leuven, zaturdag voor St. Matthys dag des Apoftels 1260.

E

nricus Dei gratiâ, Dux Lotharingiæ & Brabantiæ, Vniverfis præfentes literas infpectu ris falutem. Cum omnium falvatione cupientes faluti animæ noftræ confulere, de confilio bonorum & Religioforum ordinavimus & defpofuimus in hunc modum.

I. Quod ex nunc in antea homines terræ Bratiæ, communiter per judicium & fententiam tractabuntur. Et quod fint fine tallia, exactione, & precaria. Ita quod nihil ab eis capiemus vel capi procurabimus nifi in expeditionibus cum exercitu ad terræ noftræ defenfionem, vel iuris noftri confervationem, aut injuriarum amotionem, vel in fervitium Imperatoris Romanorum, five Regum Alemanniæ, five cum filium, five filiam mixtui tradiderimus, aut cum filium cingulo cinxerimus militari.

II. Item ad reftituendas injurias noftras capientur de Nemore Soniæ mille libræ annuatim, & de reditibus, five proventibus terræ Brabantiæ tan

tum.

III. Item per totam terram Brabantiæ generaliter decimas novalium reftituimus Ecclefiis, & Ecclefiafticis perfonis, ad quas pertinent pleno jure.

IV. Item expellantur Judæi & Gawerfini, de terra Brabantiæ, & extirpentur penitus, ita quod nullus remaneat in eadem, nifi tantum modo qui, ut alii mercatores, negotiari voluerint, & effe fine præftatitione & ufura.

V. Item de mobilibus, pecuniâ & rebus noftris paratioribus univerfa debita noftra perfolvantur.

VI. Item fi nos Cruce fignati, Cruce transmarina non folverimus iter noftrum, ad fatisfaciendum fuper hoc altiffimo in redemptionem ipfius Crucis & voti noftri, volumus quod capiantur de primis & promptioribus reditibus & proventi bus noftris, quatuor millia librarum Lovanienfium, cum quâ pecuniâ milites Cruce fignati pro nobis ibunt, & fervient Deo in partibus transmarinis.

Elegimus etiam & conftituimus pro nobis testamentarios Fratrem Gerardum Holdensberga quondam Priorem Prædicatorum in Lovanio, Fratrem, Woltfervia de Treveris eiusdem Ordinis Fratrem, Petrum Lectorum Fratrum Minorum in Bruxella, & D. Gerardum de Marbais. De fupradictis duobis millibus librarum Lovanienfium pro noftris iniuriis reftituendis, & de fupradictis quatuor millibus librarum Lovanienfium dandis fecundum quod eis magis & melius videbitur expedire in fubfidium terræ fanctæ, vel alibe reftituendis.

VII. Rogamus infuper cum omni diligentia omnes nobiles, & alios homines terræ noftræ cæterosque confanguineos & amicos noftros, tam perfonas Ecclefiafticas, quam mundanas, quod caufa Dei & noftri, dictos teftamentarios, five executores teftamenti in dicto teftamento, quod condidimus, promoveant diligenter & affiftant

fideliter, cum indiguerint, confilio, auxilio, & favore ut præmiffa omnia inviolabiter obferven

tur.

VIII. Cæterum quidquid deliquimus in Wariscampiis, Waftivis, five pascuis communibus terræ noftræ nobis ufurpando, vel aliis conferendo, volumus quod hoc emendetur & corrigatur ad falutem animæ noftræ per teftamentarios noftros fupradictos, fecundum quod eis videbetur expedire. Actum & datum apud Lovanium menfe Februario Sabbathi poft diem Beati Mathiæ Apoftoli, cum appenfione & confirmatione proprii figilli noftri. Anno Domini millefimo ducentefimo fexagefimo.

2

BY

« VorigeDoorgaan »