Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

BY LA AGEN.

Overzetting in het Nederduitsch naar
den zin.

[ocr errors]

endrik door Gods genade Hertog van Lothringen en Brabant, allen die deezen Brief zullen zien heil. Dewyl wy door het behoud van allen, onzer Ziele welvaart zoeken, hebben wy met raad der goeden en Godsdienftigen, het volgende geregeld en goedgevonden.

(I). Dat in het toekomende gelyk voorheen de lieden in het Land van Brabant by rechtsgeding en vonniffe behandeld zullen werden (a) en dat

zy

(a) Hier mede wil de Hertog te kennen geven, dat geene Inwowoners van Brabant, zonder gehoord te zyn, geoordeeld zullen werden. Dat is, dat een ieders gefchillen, niet dan in een geding voor den gewoonlyken Regter afgedaan zullen mogen werden, en dat dus ieder Brabander, tegen het geene men van hem vorderd, zyn tegen zeggen moet hebben. Dit word hier in het algemeen. vaftgefteld, dus moet men daar uit opmaaken, dat zulks zo in het burglyke, als in het lyfftraflyke plaats heeft. Dit. was toen niet nieuw, om dat de Hertog er byvoegd, als voorheen, derhalven moet men vaststellen, dat dit een beveftiging is, van oudere voorrechten, of Landwetten, die voorheen in Brabant plaats hadden. De Brabanders droegen in laatere tyden zorg, dat dit, in het vervolg altyd in de blyde Inkomften der Hertogen gefteld werd. Hertog Jan de IIde ftelde op verzoek van verfcheide Edellieden, en de Steden, van Brabant eenen Raad aan, wiens befluiten een ieder, en de Hertog zelf zig moeft onderwerpen. De

[ocr errors]

zy geene fchattingen, afvorderingen en Beden; zullen betaalen, zo dat wy niets van hun zullen neemen of vorderen, ten zy ter zaake van eenen krygstogt tot verdeediging van ons Land of tot befcherming van ons Recht, of afweering van onluften, of ten dienfte van den Roomfchen Kei zer, of Koning van Duitschland, of als wy eenen Zoon of Dogter uithuwelyken of eenen Zoon Ridder maaken (b).

(II).

Jeden deezes Raads moeften onder eede beloven, den Hertog en zyne Leenmannen, en de lieden van den Lande, ryk of arm by hun recht te bewaaren, en hun, het recht, naar hunne befte kenniffe te doen geworden. Zie de Kaarte van Cortenberg. In het Brabantfch Plakaatboek Deel I. Bladz. 122. en volgenden. Hoewel de Raad van Cortenberg overlange heeft opgehouden, is in deszelfs plaats de Raad van Brabant gekomen, derhalven is egter daar door dit voorrecht der Brabanders niet vernietigd, te aneer, om dat het by de blyde Inkomften der Hertogen, na die ophouding, en inftelling van den Raad van Brabant, is bevestigd geworden. Hier uit is derhalven te zien, dat niemand in Brabant, zonder dat er een behoorlyk Rechtsgeding over zyn zaak gehouden is, geoordeeld mag werden, en dat zelf ieder Inwooner van Brabant, indien hy meend door den Hertog benadeeld te zyn, van denzelven voor den Raad van Brabant recht mag vorderen.

(b) Om dit te begrypen moet men weeten, dat de Hertogen oudtyds zig met hunne Domeinen moeften vergenoegen, zonder het volk geftadig met Beden lastig te vallen, zo als Mr. Pieter Bort Tractaat over de Domeinen van Holland Deel I. No. 5-8. met opzigt tot de Graaven van Holland verhaald. Op dat de Hertogen niet te kort zouden komen, en dus de Staaten met geene Beeden lastig vallen, mogten zy buiten toestemming van deezen, geene Domeinen verkoopen, of dezelve belaften. Ik zal hier van eenige voorbeelden bybrengen. In het Jaar 1505. ftonden de Staaten van Brabant Filip den Schoonen toe, eenige

Do

(II). Om het ongelyk dat wy iemand gedaan hebben te herstellen, zal men jaarlyks uit de in

kom

Domeinen te verpanden, zo als ik in dat jaar verhaald heb. Op den 4. Maart 1551. ftonden de Staaten van Brabant een verkooping der Domeinen tot zesmaal honderd duizend guldens toe, en op den 27. Augufti van dat jaar noch tot agtien duizend guldens. Hier moet de belofte van Hertog Wenfelaus van den 9. September 1360. om geene Dorpen binnen de Meyerye van 's Hertogenbosch te zullen verzetten of verpanden bygevoegd werden. Ik begryp, dat de zin hier van is, dat de Hertog geene Dorpen tot Heerlykheden, zal maaken dan met toeftemming der Staaten. Dit blykt onder anderen uit de uitgift der hooge Heerlykheid van Moer Geftel van den 26. Februari 1560. en van de Heerlykheden Tilburg en Goirle van den 31. October 1612. Uit dit alles moet opgemaakt werden, dat de Hertogen zig met hunne Domeinen te vreden moeften houden, en geene Beden vorderen, dan in de gevallen in deeze uiterste wille gemeld. De Beeden mogten boven dien, om Oorlogen te voeren, die het Land van Brabant niet raakten, geenfins befteed werden. De Staaten bedongen denklyk om die rede by de blyde inkomften, dat de Landen en Steden, die de Hertog met gemeenen Oorlog won, met Brabant vereenigd zouden werden. Hoewel het waar is, dat tyde der Hertogen van Bourgondien en Oostenryk Beden gegeven zyn tot Oorlogen, daar het Land van Brabant geen voordeel van hebben kon. Gelyk Filip de goede in het jaar 1457. van Brabant eene Beede van honderd en vyftig duizend goude Filips Ryders, om de Turken te beoorlogen, bekwam.

Onder de gevallen wanneer Hertog Hendrik verklaarde Beeden van den Lande te zullen vorderen, was ook ten dienste des Roomfchen Keizers, of den Koning van Duitschland. De rede waarom er dit bygevoegd word, was deeze, om dat het Mark Graafschap van Antwerpen, toen een Leen van het Duitfche Ryk was: Dus moeft de Hertog van Brabant voor dat gedeelte zynes Hertogdoms wanneer het Keizerryk in Oorlog raakte, zyn aandeel, in geld, als in manfchap, voor dat Mark Graaffchap opbren

[ocr errors]

komften van het Sonienbofch duizend ponden en ook zoo veel uit de inkomften des Lands van Brabant neemen (c).

(III). Wy geeven alle de nieuwe Tienden aan de Kerken en Kerklyke lieden in geheel Brabant, te rug, wien zy met alle Recht toebehooren (d). (IV).

gen en vermits het zelve in Brabant ingelyft was, en zyn aandeel in de Beeden van dat Landschap mede betaaalde, was het ten uiterste reedelyk, dat de Beden van Brabant mede de Rykslaften voor het aandeel van dat Mark Graafschap droegen. Deeze Leenpligtigheid werd in het jaar 1442. afgedaan, gelyk ik op dat Jaar verhaald heb, dus is dit buiten gebruik.

[ocr errors]

(c) BUTKENS Tom. I. Livre IV. Chap. V. pag. 266. meend, dat de zin hier van zoude zyn, dat de Hertog tot te rug geving van het geen hy onrechtmatig bezeten had, wil, dat men jaarlyks twee duizend ponden betalen zoude: Hy voegd er het woord Parifs by. Indien dit zo is, zoude die gift duizend guldens Brabants jaarlyks bedraagen, om dat een pond Parazyfen tien ftuivers Brabants beloopt, zie Schat der Chynfen Bladz. 9. De helft hier van moet uit de inkomften van het Sonienbosch, en de wederhelft uit die des Lands van Brabant genomen werden. Dit Bosch ligt niet ver van de Stad Bruffel. In de Nederlanden is er geen grooter. Voorheen maakte het een gedeelte van het woud van Ardenne uit, dat zig over het grootste gedeelte van de Ooftenrykfche en Franfche Nederlanden, het Land van Luik, en Staatsch Brabant uitstrekte. Het Sonienbosch komt den Hertog van Brabant toe, dus kon de Hertog, duizend ponden jaarlyks, uit het inkomen van het zelve bestemmen. Welke by door de inkomsten van Brabant verstaat, durf ik niet bepaalen. De Beeden kon hy er niet door begrypen, om rede dat die van de Staaten gevraagt, en dat zy tot zekere eindens doorgaans ingewilligd wer den. Ik giffe liever, dat er de Domeinen door verstaan werden, hoewel ik dit niet vaft durf ftellen.

(d) In de Gefchiedkundige Befchryving heb ikverhaald, dat de Bisschop van Luik, Hertog Hendrik in den ban deed,

(IV). Dat alle de Jooden en de Woekeraars uit den Lande van Brabant uitgedreven werden, en dat men die geheel uitroeie, zo dat er nie mand van hun daar in blyve, ten waare zy als andere Kooplieden, Koopmanfchap dryven, en zonder geld op woeker te neemen, willen blyven (e).

(V.)

deed, om dat hy de gemeene weiden in Brabant naar zig genoomen had, en de Geeftlyken de nieuwe Tienden ont. hield. In de aantekeningen heb ik gemeld, wat de nieu we Tienden, en de gemeene weiden zyn. Thans gaf Hendrik de Geeftlykheid die Tienden te rug. Zyne Opvolgers hebben dit niet naargevolgd. Zy gaven de Geestlyken de nieuwe Tienden, die er by het overlyden van Hendrik waren wel over, dog zulken, die er in latere tyden van de nieuwe landen kwamen, behielden zy ten behoeve hunner Domeinen. Hier uit kan men befluiten, dat men het als eene algemeene grondregel, en Landwet moet aanmerken, dat wanneer de Hertogen een Heerlykheid met de Nieuwe Tienden uitgeven, daar door de Nieuwe Tienden, die er by het uitgeven der Heerlykheid waren, en geenen die er naderhand by kwamen, verstaan werden. Ten waren de Hertogen die met het jus decimandi Novalium dat is met het Regt om de nieuwe landen te tienen, uitgegeven hadden.

[ocr errors]

(e) Tweederly foorten van Lieden wil de Hertog dat men uir Brabant zal verdryven. Eerit de Jooden en ten twee den de Gawer finen. Deezen heb ik door woekeraars vertaald, om redenen hier na te melden. Ik vind niet dat de Opvolgers van den Hertog, de eerften verdreven hebben als in het jaar 1370. en dus honderd en tien jaaren na deeze uiterste wille, ook niet uit hoofde van dien, maar om deeze rede. Zommige Jooden, hadden eenige geweide Ouwelen te Bruffel, met meffen en degens ten spyt des Kristendoms, doorftoken, en het gebeurde, volgens het verhaal, dat er bloed uit die Ouwelen vloeide. De Jooden die dit bedreeven hadden werden gevat, en levendig verbrand, HARREUS Tom. I. pag. 343. & 344. BUTKENS

« VorigeDoorgaan »