Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

ge; foo hebben wy onfe Segelen gehangen aan defe letteren. Gegeven totten Boffche op ten feven en twintichsten dach in September, in 't jair ons Heren Dufentich, drie hondert vyftich ende feffe; aldus getekent Specht. In cujus rei teftimonium, nos figillum noftrum prefentibus Duximus appendendum. Datum autem vifionis noftre litterarum predictarum nona die menfis Februarii Anno a Refurrectione domini, millefimo quadringentefimo quinquagefimo fexto, hebbende onder uithangen een Zegel gedruckt in roden waffche aan een dubbelde perquemente fterte onderftaat Accordeert met fyn origineel en getekend J. V. Heurn Secrets. in Buscod. & graph. Domanior.

Accordeerd met de bovenstaande

Copie autenticq onder den on-
dergetekende beruftende Ac-
tum 's Hertogenbosch den twin-
tigsten September des jaars een
duizend zeven honderd zeven
en zeventig.

was ondertekend

J. H. VAN HEURN.

Ter klaarer bevatting van dit voorregt, zal ik ́ het volgende alhier melden.

De Houtfchat is een laft, die de Hertogen ten behoeven hunner Domeinen vorderden. Zy bestaat uit het zesde hout, of den zesden penning van al het Hout, dat er in de Meyerye gekapt werd. Als men begrypt, dat er veel Hout in

grypt

[ocr errors]

die landftreek waft, en de Poorters der Stad er fterk in gegoed zyn is het ligt te befeffen, dat de vrydom van Houtfchat niet gering is.

Voor heen was men van gedagte, dat die vrydom zig alleen uitstrekte tot het Hout op zulke erven gewaffen, die tyde van het verleenen van het voorregt, van vrydom, bebouwd; en dat van de Landeryen, die toen Gemeente, of Heide waren, Houtfchat door de Poorteren verfchuld. was. Dit fchynd uit de oudfte voorwaarden van verpagting der Houtfchatten te blyken, waar in Art. XVI. het volgende ftaat. Item fullen die pagteren, die Poirteren van 's Hertogenboffche, en andere van ouds gepriviligieert fynde van vrydom, in voorf. Houtfchat gehouden fyn fodanigen vrydom te laten genieten; fo nogtans dat fullen hebben te doen blyken, van dat het Hout gehouden wert, of is, van oude Poorters en vrye goederen, fonder daar voor te mogen bevryden onvrye perfoonen, &c. Want ik durf my niet verbeelden, dat men algemeen oordeelde, dat door het oude Poorters goed, verftaan werd, die Landeryen, die in het jaar 1356. in den boefem der Poorteren waren, en geene anderen, hoewel ik er gekend heb die dit gevoelen voorftonden. Ook heb ik mede hooren ftaande houden, dat de Poorters van 's Hertogenbosch niet vry zouden zyn van den Houtfchat van Hout op de voortplantingen van hunne Erven op de Gemeente gewaffen, te weeten voor zo verre, als de vergunningen om op de Gemeente te planten, na het jaar 1356. zyn verleend. De Raad van Staaten heeft het egter anders begrepen. By Refolutien van den 17. Juni, en 16. Juli 1749. vond hy goed, dat in

de

de vernieuwde Ordonnantie en voorwaarden van verpagting der Houtfchatten, het gemelde met opzigt tot den vrydom der Poorteren van 's Hertogenbofch in deezer voege veranderd zoude werden.

De Poorteren van 's Hertogenbosch, zullen vry zyn van Houtfchat te betaalen van Hout gewasfen, zo wel op hunne nieuwe, als op hunne oude Erven, als mede op de voorhoofden, Vroentens, en Gemeentens, waarop hun, als mede ingelanden in de voorf. Diftricten of Heerlykheden, die daar toe permiffie verkregen hebben, geoorloofd is te planten, ten waare nogtans, de reeds gedaane, of nog te doene uitgiften van de voorfchreeve nieuwe Erven, of Conceffien om op de Gemeente te planten, expreffelyk inhielden, dat niemand van eenigen vrydom van Houtfchat jouifferen zal, of dergelyke woorden in fubftantie, waar van in de Lyft der verpagting Specificeq vermaan word ge

daan.

Om dit voor zulken die in de Meyerye onbekend zyn eenigfins nader te verklaaren, Zy geweeten, dat het Hout op drie foorten van gronden waft. Eerft op oude Erven, dat zyn zulke Landen, die over veele jaaren bebouwd zyn. Ten anderen op nieuwe Erven, dat zyn zulken, die zederd eenige jaaren van de Heiden, of Gemeentens ingegraven, en tot Landeryen zyn gemaakt, en ten derden op de voorplantingen der Erven, op de Gemeentens. Om dit laafte eenigfins begrypzaamer voor te ftellen, zy geweeten, dat de Hertogen aan de meefte plaatfen in de Meyerye toegenstaan hebben, dat de geërfdens aldaar voor hunne Landen, die tegen de Heiden, of Gemeentens grenfen, op die Gemeentens tot ze

kere wytte te mogten planten onder den mids, dat van het Hout, dat daar op waft, de Houtfchat, het zy tot den zesden, of wel ook tot den tienden penning, voldaan moeft werden, gelyk de pootkaarten dit op onderfcheide wyzen bepaalen. Hier uit rees by fommigen deeze twyfeling, of de Hertog, in den jaare 1356. de Poorteren van 's Hertogenbosch van den Houtfchat der Landen, die toen niet bebouwd waren, maar in latere tyden bebouwd zouden werden, als ook van het Hout, dat volgens oorlof na dien tyd gegeven op de Gemeentens of Heiden gepoot werd, vry gemaakt had. Men vergeleek tot ftaaving van dit gevoele, de nieuwe Erven, en de oorloven om op de Heiden te planten, by zaaken die er voorheen niet waren, maar die als emergeerden, dat is, als landen die uit de Zee tot Land gemaakt werden, waarop men gevolglyk voor den tyd dat zy in wezen kwamen, niet kon denken Ik ben altyd, en dus tyde wanneer hier over ter Leen en Tolkamer geraadpleegd werd, van gevoelen geweeft, dat de voorregtbrief was een privilegium perfonale, quod coberet perfonæ, en dat gevolglyk wanneer de Hertog de Poorteren van 's Hertogenbosch vry van Houtfchat verklaard had, dit verftaan moeft worden, dat alle de goederen van deezen, die in hunne handen waren, gelyk ook de Plantagien, die zy op de gemeentens, uit hoofde van toeteftaane voorrechten deeden, vry van Houtfchat waren, en wanneer die Landen met hunne plantingen op de Gemeentens in onvrye handen kwamen, als dan de Houtfchat van het Hout dat er op gekapt werd, betaald moeft werden. Hoe dit ftuk by

de

de Edele Mogende Heeren Raaden van Staaten begrepen is, heb ik voor gemeld. Sommige plaatfen in de Meyerye hebben ook vrydom van Houtschat bekomen, gelyk die van Vugt by voorregtbrief van den 31. Maart 1516. Anderen zyn vry van Houtfchat zo lang het Hout niet buiten de Parochie vervoerd word, gelyk die van Oirschot by voorregtbrief van den 1. April 1446. en die van Ofch van het Hout, op hun eigen Land in het Kwartier van Maasland gewaffen, volgens hun Ed. Mo. Refolntie van den 6. September 1726. en hun Hoog Mo. Refolutie van den 2. Mei 1727. Het groot_Gafthuis te 's Hertogenbofch, is volgens hun Edele Mo. Refolutie van den 19. Januari 1728. vry van Houtfchat van het Hout op zyne eige Landen gewaffen, en verder niet. Veele andere zaaken zyn er omtrent de Vrydommen, en het innen der Houtfchatten goedgevonden. Deeze fla ik alwillens hier over, om niet te lang te zyn. Het bovenftaande zy genoeg, om van de Houtfchatten, en den vrydom van dien, een algemeen denkbeeld te geven,

« VorigeDoorgaan »