Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

ghene niet anders af hebben, dan Vonniffe der Scepen, noch wi ende onfe nacomelinghe en folen daer af niet anders eysfchen, noch foeken. Dit beduid naar myne gedagte. Dat ingeval iemand ietwes hadde tegens eenen Poorter der Stad'sHertogenbosch, by daar van niets, dan met Vonniffe van Schepenen der Stad zal bekomen en dat de Hertog, en deszelfs nakomelingen van de Poorters op een andere wyze niets zouden eisschen of zoeken. De Schepenen zouden dus die werringe dat is het gefchil, moeten afdoen. Het is mede zeker, dat de Hertog en deszelfs nakomelingen zig hier aan onderwierpen. Keizer Karel had nu ietwes tegens de Lutheraanen en anderen zogenaamden Ketteren, welke Poorters der Stad waren, dus moeft hy zig naar dat voorrecht gedragen hebben, en die Lieden voor hunnen gewoonlyken Rechter, die Schepenen der Stad zyn, hebben doen oproepen. Stelde hy eene byzondere Rechtbank tot uitroeing der Ketteren aan, verbrak hy naar myn gevoelen Stads voorrechten. Het komt my derhalven voor, dat de klagte tegen het oprigten deezer Rechtbank gegrond ware.

Wat het andere gedeelte der klagte tegens her uithaalen der Burgers uit derzelver huizen aangaat, deeze is zo wel als de voorige gegrond, het welk ik zal tragten te bewyzen. Hertog JAN de IIIde van Brabant heeft in het jaar 1318. de Poorteren van 's Hertogenbosch vergund, Dat zy in hunne buizen zo vry zyn, als of zy in de Kerken of andere gewyde plaatzen waren, en dat als de deuren, en de venfteren naast de deuren, gefloten zyn, de Schout geen Poorter in deszelfs huis van gen, of Spannen mag, nog iemand geweldig uit

den

[ocr errors]

den buize mag haalen, dan by confent, en in tegenwoordigheid van het meerder deel der Schepenen. OUDENHOVEN Bladz. 30. en 31. Edit. 1670. en BOR, Beschryving van 'sHertogenbosch Bladz. 13. geven het bovenstaande zo woordlyk op. De Voorrechtbrief, die dezelven aanhaalen, is in Stads Archieven thans niet te vinden. De Kostuimen der Stad, die om voor aangehaalde redenen geloof verdienen, ftellen dit mede vaft, zie Tit. 2. Art. XXII. maar het geen alles naar myn gevoele hier omtrent buiten twyfel fteld, is dit, dat die Voorrechtbrief aan Keizer Karel moet bekend gemaakt zyn, om dat in de Tweede Byvoeging zyner blyde Inkomste als Hertog van Brabant Art. 10. te vinden in het Brabantfch Plakaatboek, Deel I. Bladz. 207. het volgende ftaat.

وو

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

Dat de Offifieren binnen de Steden en Vryheden in den Lande van Brabant, of hunne Dienaaren, niemand binnen zyn huis mogen halen, vangen, of huiszoekinge doen, voor zo veel zulks volgens de Voorrechten, Kostuimen, en oude herkomen der plaatzen, waaronder het zelve gebeurd, mitsgaders naar gefchrevene Rechten geoorloft zy. Behoudelyk der Steden Leuven, Antwerpen, en 's Hertogenbosch haare breedere voorrechten en gewoontens. Dus moet de Voorrechtbrief der laaftgemelde Stad den Keizer toen bekend, en by hem in aanmerking genoomen zyn, om dat hy dien uitdruklyk uitzonderd, want anderfins was het onnodig van die breedere voorrechten te melden. Ik hoope die zaak in de Beschryving der Stad nader op te helderen. Uit dit alles blykt het klaar, dat men niet te vergeefs klaagde, toen Karel de nieu

[ocr errors]
[merged small][ocr errors]

we Rechtbank tegens de Ketters te 's Hertogenbofch oprigte, dat de huiszoeking derzelver, tegen Stads voorrechten ftreed. Karel zoude anders geen Acte van non Prejudicie tegen de voorrechten der Stad gegeven hebben. Zeker is het, dat Stads voorrechten, er thans door versterkt zyn. Maar ik houde niet van akten van non Prejuditie om dat onder dien dekmantel Stads voorrechten telkens kunnen verkragt werden. Ik verge, lyke die Actens by plaafters op wonden, die iemand eenen anderen ten onrechte aangedaan heeft, en dat wanneer dit doorgaat, den een den anderen telkens onverhinderd zoude kunnen beledigen, en er een plaafter op leggen, om daar mede zyne ten onregte gedaane belediging te geneefen, en op die wyze den euvelaar te verfchoo

nen.

BY,

BY LA AGEN.

Deel II. Bladz.

441.

Pointen by fyne Princ. Excellen tie, ende de Gedeputeerde van de Hooghe Mogende Heeren Staten Generaal der vereenigde Provintien, aan die Geeftelyckheid, Magiftraet, ende Borgerye van de Stadt 's Hertogenbosch, geaccordeert den 14. September 1629.

I

I.

In den eerften dat alle offenfien, Injurien, ende alle Feytelyke Acten, tuffchen deze Stadt, ende die van de Geunieerde Provintien gedaan, gefchiet ende volbracht fo van het begin dezer in Landfche Troebelen, ende beroerten ofte Oorloghen, als ook geduyrende defe Belegheringe, op wat plaatzen, ende in wat manieren het ook zy, in 't Generaal ende Particulier, fo buyten als binnen, fullen wefen, fyn, ende blyven vergeven, ende vergeten, ende gehouden als niet-gefchiet, fulx dat tot genen tyde eenich vermaan, mentie, moleftatie, actie ofte onderzoek in recht ofte daar buyten, ter Caufe voorfchreven, tegens de Levende ofte den Erfgenamen der dooden, noch derfelver respective goederen, gedaan, gemaakt, nogte ten lafte geleyt en fal mogen worden.

[merged small][ocr errors]

Dat de Ingezetenen van defe Stadt, hun fullen moeten dragen volgens de Placcaten van den Lan de mits genitende vryheid van Confcientie ghelyck fulks alomme wort gedaen, ende dat alle Gheeftelyke ende Riligieufe mans Perzonen, fullen uitte ftad vertrecken binnen den tyt van twee maanden, mits middelertyt haar gedragende naar de Placcaten van den Lande, ende fullen met haar mogen nemen hare Meubelen Beelden, Schilderyen, ende andere Kerkelyke Orna

menten.

3.

Defelve Geeftelyke ende Riligieufe Perfonen, fullen genieten haer leven langh geduerende, alle den incomen ende vruchten van haar luyder goederen, gheleghen op Plaatfen waar men Contributie betaelt, wel verftaende dat de Kerkelyke ende Paftorie - Goederen fullen volghen aan de Hoogh Mogende Heeren Staten Generaal, om daar van foo ten behoeve van de Stadt als anders te disponeeren.

4.

Alle Nonnen ende andere Geeftelyke vrou Per zonen fullen binnen de Stadt, mogen blyven, en→ de haer leven langh, gealimenteert worden uitten incomen van hare refpective Convents goederen, blyvende ter dispofitie van de Hoogh Moghende

Hee

« VorigeDoorgaan »