Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

1731.

geding aan te vangen; Hier toe benoemde de XVII. Regeering eenige Leden, om in die zaak, ten Boek. meeften voordeel der Stad te handelen (k). Dit was egter van geen gewenfcht gevolg, vermits de Heer van Nieuwland verzogt, dat dit Geding, tot tyd en wyle die, welken hy tegen eenige Burgers begonnen had, afgedaan zouden zyn, gefchorft mogt werden. De Raad van Brabant ftond zulks toe, en veroordeelde de Regeering in de koften die zy gemaakt had (). Ik heb te vergeefs naar het gevolg deezer Zaak, en den uitflag der Gedingen, tusfchen dien Heer, en de Burgers gezogt. My is mede niet voorgekomen, dat 'er in volgende tyden, eenige klagten over het vorderen van Houtfchat, van eenige Poorters goederen te Nieuwland, gefchied zyn.

Stads Graft

By de Hinthamer Binne Poort, die men in 1732. den Jaare 1723. had moeten af breeken, was de De oude Graft thans zodanig niet Straatslyk gevuld, dat by de Hintde Regeering befloot, dien grond voor een ge- hamer Bindeelte te verkoopen (m). Ten Ooften dier Straat, nen Poort, werd op die Graft, eene Moestuin aangelegt. In verkogt. het Jaar 1743. werden twee Burgerhuizen, daar op gebouwd, met een Poort tuffchen beide, om in den Moeshof te komen- Ten Weften, werd de Graft maar voor een gedeelte verkogt, die mede tot eene Moestuin gemaakt is: Het verdere gedeelte, word tot berging van het Straatflyk gebruikt.

1733.

Goedvinden des

Ik heb meer dan eens verhaald, hoe zwaar Raads van de Servitie gelden de Burgers deezer Stad druk-Staaten

(k) NOTULEN van den 22. Maart 1731.
(1) NOTULEN van den 8. Auguftus 1731.
(m) NOTULEN van den 18. Juli 1732.

ten

omtrent 'het betaa

len van het Servitie

geld.

XVIII.

1733.

[ocr errors]

ten, en wat klagten de Regeering daar over geBoek. daan had. De Bezetting was gewoon, wanneer zy hier ter Stede gekomen was, de Regeering, Lyften hunner manfchappen over te leveren. Welke Lyften, altyd als voltallig, zonder de met Verlof vertrokkene Soldaaten daar van af te trekken. overgeleeverd werden: Dus betaalde de Burgery de Servitie gelden, altyd, op den voet, eeven of de geheele Bezetting voltallig was. Dit kon niet naargegaan worden, om dat de Ruiters, of de Soldaaten die gelden zelf niet ophaalden, maar dit door eenen der bedienden van de Kompagnien gedaan werd. Hier door werd het weezendlyke oogmerk, in de betaaling van het Servitie geld weggenoomen, en gevolglyk bleef de Burgery niet meer fchuldig, dan het Huisvesting geld der Bezitting, die waarlyk binnen de Stad was. De Regeering deed dan, gelyk meermaalen gefchied was, hier over haar beklag aan den Raad van Staaten, welke hier op antwoorde ; dat by de eerfte verandering der Bezitting, alleen, van de manfchappen, die zig binnen de Stad bevonden, Servitie geld betaald zouden worden. Dit zoude, indien de Regeering zulks vorderde, door de Ruiters of Soldaaten zelf, opgehaald moeten worden, en de Auditeur moeft mede aan de Regeering, ten haaren kofte, eene Lyft, der Verlofgangeren overgeeven (2). Hier door werd Een der de Burgery merklyk verligt.

Gemagtig. Jonkheer Frederik Hendrik Baron van den den des Boetzelaar, Heer van Langerak en Schoot, beRaads van fchreven in de Ridderschap van Holland, afge

Staaten

fterft bin. nen deeze Stad.

zon

(n) RESOLUTIE des Raads van Staaten van den 19. Fe bruari 1733.

[ocr errors]

zondene van den Raad van Staaten, en door denzelven, nevens den Heer de Reuver, tot het verpagten van 's Lands Tienden, gemagtigd, overleed op den zeventienden Juli deezes Jaars hier ter Stede: Een geval, waarvan, zo veel my bekend is, geen voorbeeld was. De mede Gemagtigde des Raads, gaf 'er den voorzittenden Schepen deezer Stad, kennis van, en voegde 'er by, dat hy oordeelde, dat de Regeering, den Overledenen, dezelve eere, als by het affterven eenes Gouverneurs gefchiede, aandoen moeft. Schepenen beflooten hierop, met alle de Klokken, drie maalen daaglyks te doen luiden (0), en gingen in vollen getal naar de Weduwe des Overledenen, om haar verlies te beklagen; voor welke Eere zy kort hierna, door den Geheimschryver der Kommisfie, den Schepenen plegtig deed dankzeggen (p). De uitvaard gefchiede met onge meene ftatie: Het Lyk werd in een Jagt, dat in de Haven lag, gebragt, en vervolgens, naar Holland gevoerd.

XVIII.

Boek.

1733

hier een Rasp, en

De Regeering deezer Stad, was reeds nevens Voorneedie der Meyerye, voor veelen Jaaren bedagt ge- men om al weeft, hier ter Stede, een Spin, of Tugthuis op te rigten: Dit was egter tot nog toe, niet gelukt. Tugthuis Die der Meyerye, waren thans de eerften die dit op te rigwedergaande maakten. Zy gaven de Regeering te ten. kennen; dat veele boosdoeners in hegtenis geraakten, die dan gekastyd, en vervolgens gebannen werden. Deezen verftrekten de Opgezetenen tot een Schrik; Dit kon, met hen in een Tugthuis op te fluiten, voorgekomen worden. Zy verzog

() NOTULEN van Schepenen van den 17. Juli 1733.
(P) NOTULEN van den 27. Juli 1733.

ten

1733.

[ocr errors]

XVIII. ten dan, dat de Regeering eenigen benoemde Boek. om daar over te fpreeken. Zes Leden nevens den Penfionaris hier toe gefteld (g), deeden verflag; dat die der Meyerye opgegeeven hadden, dat de koften, voor een vyfde, door de Stad, en vier vyfde, door de Meyerye, gedragen zouden werden. Het beftier zoude aan zes Regenten, deels uit de Regeering, en deels uit de Meyerye, toevertrouwd werden. In dit Voorftel nam de Regeering genoegen, mits, dat by ftaaking der stemmen het befliffen aan Stads Gemagtigden gelaten werd, en zy beval ook haare Gemagtigden met die der Meyerye verder te fpreeken (r). Deeze gaven eenigen tyd hierna, de ontworpe Overeenkomft, en de Reglementen, zo voor het Huis, als de Tugtelingen, benevens de Berigtschriften, voor de Regenten, Regentinnen, den binnen Vader, en Moeder, den Boekhouder, Penningmeefter, Geneesheer, Apotheker, Wondheeler, en Krankbezoeker, over. Dit alles bleef veertien dagen op de Kamer van den Penfionaris liggen, eer men tot een besluit kwam (s), Inmiddels had het Kwartier van Kempeland, zig deeze zaak niet alleen aangetrokken, maar ook de befliffende ftem, Stads Gemagtigden geweigerd. Men befloot dan niets in de zaak te doen, ten zy het gemelde Kwartier in den Voorstel bewilligde (). Eenigen tyd hier na gaven de Gemagtig. den der drie andere Kwartieren te kennen, dat zy, na veel moeite, het Kwartier van Kempeland,

(4) NOTULEN van den 1. December 1733.
r) NOTULEN van den 16. Maart 1734.
NOTULEN van den 2. April 1734.
NOTULEN van den 22. April 1734.

1733.

land, tot het oprigten van een Tugthuis, over- XVIII gehaald hadden: Het had hun, eenige voorwaar Boek, den tot vinding der koften, en het beftier van dat Huis overgegeven, op welken zy verzogten; dat de Regeering zig verklaaren wilde. Deeze ftelde dit wederom in handen hunner Gemagtigden, om alles naar te zien, en verflag te doen (u). Na dat dit ingekomen was, befloot men dat Kempeland, eerft, met de anderen, omtrent het onderhoud, en het beftier van het Tugthuis, eensgezind moest wezen, eer zy zig, met die der Meyerye, daarover, inlaaten kon (v). Kort hierna fchreven de Gemagtigden der vier Kwartieren, aan de Regeering, dat zy zig thans over die zaak, vereenigd hadden, en verzogten nu het gevoelen der Regeering te mogen weeten. Deeze antwoorde, dat zy voorheen, met de Gemagtigden der drie Kwartieren gefproken, en met wederzyds genoegen, eenige zaaken daar omtrent, beraamd had; Kempeland kwam thans met eenen anderen voorflag, die geenfins aanneemlyk was voor den dag: Het fchryven, dat de vier Kwartieren der Meyerye, het eens waren, behelsde eene dubbelzinnigheid, om dat zulks, op den eerften voorflag, of wel op den tweeden, het gevoelen van het Kwartier van Kempeland, toegepaft kon worden. De Regeering wilde, dat de vier Kwartieren der Meyerye zig duidlyk verklaarden, by het eerft vaftgeftelde, te beruften: In zo een geval wilde zy de afgebroke famenkomft over het Tugthuis gaerne hervatten (w).

(u) NOTULEN van den 24. December 1734. (v) NOTULEN van den 29. Januari 1735.

De

« VorigeDoorgaan »