Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

word gebragt, dat de vafte lugt des te beeter uit de lighamen kan ontbonden worden, waar van alleen de verrotting afhangt.

PRINGLE heeft reets bevonden, dat de zuur- Pag. 84. breekende en opflorpende middelen de verrotting bevorderden; om egter van deeze zaak overtuigt te worden, heeft onze Schryver ook eenige proeven genomen, en denkt, dat deeze middelen daarom de verrotting vermeerderen, Pag. 87. om dat fy inftaat zyn, van eene groote quantiteit vafte lugt in zich te ontvangen, en dus dé innerlyke beweeging te helpen voortzetten.

Dewyl nu doode lighamen door de ontbinding Pag. 89. van alle de vaste lugt tot verrottinge overgaan, vraagt de Schryver, of men de onmiddelyke oorzaak van de verrotting in levendige lighamen niet kan toeschryven, aan de ontbinding van eene al te groote quantiteit vafte lugt? In de fcheurbuik, en andere ziekten, waar mede de verrotting in eenen hoogen graad verzeld gaat, neemt men waar verfcheide toevallen, welke klaar toonen, dat de lugt waarlyk van het bloed afgefcheiden is. Om egter dit verder te bewyzen, geeft hy aan de hand de oorzaaken, welke dikwils in levendige lighamen de verrotting verwekken; en brengt daar toe, 1. eene vogtige lugt, welke, fchoon dezelve de uitwaaffeming belet, en maakt, dat de wateragtige en zoute deelen in het lighaam blyven, egter toelaat, dat de lugt, welke met de uitwaaffeming altyd uit het lighaam gaat, wechgevoerd, en de overige deelen dus van dezelve berooft wor den, die daar door gemakkelyk beginnen te rotten. Dat dit nu waarlyk zoo is, blykt uit Pag. 93. de middelen, waar mede men het lighaam, aan V. Deel. I. Stuk.

[ocr errors]

H

een'

een' al te grooten trap van vogtigheid blootge ftelt zynde, kan gezond houden; want hier toe worden vereischt zulke kleederen, die het lighaam niet alleen warm houden, maar ook de wateragtige deelen, welke door de uitwaaffeming afgefcheiden worden, tot zich kunnen neemen; ten anderen zoodanig voedsel, welk aan de vogten veel lugt geeven kan, als versche groentens, vrugten, fuiker, ten derden, dat men weinig dierlyke voedsels, en geeftryke dranken, welke de gifting van het voedsel, en de ontbinding der lugt uit hetzelve beletten', gebruike; 2. eene al te groote en fterke beweeging van het bloed, het zy door geweldi ge beweegingen, het zy door koortfen; waar door de deelen, uit welke het bloed beftaat, van elkander afgefcheiden worden; en waar toe de lugt het meeft geneegen is; 3. kwik, en andere vergiften, waar door de deelen van Pag.95. elkander ontbonden worden; 4. het gebruik. van dierlyk voedsel alleen, uitgezondert in zeer koude lugtftreeken, naar dien door hetzelve geene genoegzaame quantiteit lugt aan de vogFag. 97. ten gegeeven word. Kan nu het gebrek aan de vereischte quantiteit vafte lugt, eene rottige ziekte te weeg brengen; wat zal 'er dan ontstaan, als dit beginfel geheel en al ontbreekt? in zulke zwaarmoedige menfchen, welke van honger fterven, vindt men dat alle de vogten tot verrotting overgegaan zyn; het welk daar door ontstaat, om dat alle wateragtige deelen, en de lugt, door de werkingen van het lighaam ontbonden worden, en 'er niets dan de olyagtige en zoute overblyven.

Pag. 99.

[ocr errors]

Eindelyk heeft de Schryver nog eenige proe

ven genomen, om te zien, of de rottige ftoffen uit het ryk der dieren loogzoutig waren. Rottig bloed heeft hy zien giften met den geeft van vitriool; en, hetzelve overhaalende, Pag. 101, eenen scherpen, prikkelenden, en loogzoutigen geeft gekreegen; den welken hy ook uit verrotte gal gekreegen heeft. Doch verrotte gal heeft geen teken van loogzout gegeeven; maar water, waar in verrot vleefch geleegen had, maakte den ftroop van vioolen donker-groen.

In de derde verhandeling handelt hy over Pag. 111. de kragten, en manier van werking der onderfcheide foorten van middelen, welke de verrotting tegenstaan. Nooit had men gedagt, dat men met zoo een groot getal van deeze middelen voorzien was, tot dat PRINGLE getoont heeft, dat alle foorten van zout, het zy hetzelve van eenen zuuren, loogzoutigen, of middelflagtigen aart zy, het zy het vaft of vlug

+

zy, alle famentrekkende, alle gom en harftagtige deelen der planten, de verrotting tegenftaan, of verbeteren. Schoon het nu byna onnoodig was dat de Schryver deeze proeven herhaalde, heeft hy egter veelen derzelver in 't werk geftelt, en met de zuuren begonnen, welke hy bevonden heeft, dat de verrotting sterk tegengaan, doch zoo, dat het fap van citroenen -dezelfde kragt heeft, als het vitriool-zuur. De Pag. 114. vlugge loogzouten houden het vleefch ook verfch, doch de vafte hebben geen grooter <kragt, dan gemeen water. De middelflagtige hebben eene fterke, en het vlugge loogzout overtreffende kragt. Kalkwater ftaat de ver. Pag. 119. -rotting ook tegen; en alle de genoemden zaa

H 2

ken,

ken, bezitten daarom deeze kragt, om dat fy Pag. 122. de innerlyke beweeging beletten, en maaken dat de vafte lugt niet kan ontbonden worden; PRINGLE schryft zeer weinig aan het kalkwater toe, doch onze Schryver heeft bevonden, dat hetzelve wel degelyk de verrotting tegenstaat, en fyne proeven hebben hem geleerd, dat verrot vleefch daar door verbeeterd is. Deeze eigenschap van het kalkwater legt hy dus uit: de kalkagtige aarden trekken eerft een groot gedeelte lugt uit de dierlyke ftoffen, en dringen dus in dezelven niet in; doch wanneer fy tot levendigen kalk gemaakt worden, konnen fy voor een gedeelte in het water ontbonden worden, en zyn dus instaat, om in te dringen in de dierlyke stoffen, gelyk ook in die der planten, en te beletten, dat de vaste lugt uit dezelven Pag. 123. kome. Dus blyven de dierlyke vogten lang zon

[ocr errors]

der verrotting, als men te weeg brengt, dat de lugt uit dezelven niet kan ontbonden worden, uit deeze oorzaak vinden de Heelmeefters dikwils zeer veel uitgeftort bloed, zonder dat hetzelve tot verrotting overgegaan is; dus ziet men, dat wonden, door eene eenvoudige infnyding in vleefchige deelen gemaakt, en niet dikwils moetende verbonden worden, in zeer korten tyd, als men dezelve wel bedekt houd, en maakt dat de lugt niet kan ontbonden worden, geneezen, zonder eenig teken van veretteringe, welk een zekere trap van verrotting is. Pag. 124. Dat famentrekkende middelen de verrotting tegengaan, ontstaat uit tweërley oorzaaken, voor eerft, om dat fy de dierlyke vezelen doen inkrimpen, en te weeg brengen, dat fy des te digter by elkander komen, en ten ande

ren

ren, om dat fy het water fterk tot zich trekken. Gelyk nu de zuuren de verrotting tegengaan, Pag. 127. zoo kunnen fy dezelve, reets ontstaan zynde, ook overwinnen. Dewyl fy nu beide deeze eigenschappen hebben, zegt de Schryver, dat men met rede zoude kunnen wagten, dat alle rotte ziekten aan de zuuren, by wyze van genees-middelen gegeeven, zouden gehoorzaamen, doch dat de ondervinding klaar bewyft, dat derzelver kragten in dit opzigt zeer bepaald zyn; want dat, als de rottige stoffen buiten de eerfte wegen zich ophouden, de zuuren onvoldoende zyn. Zoo wel vlugge, als vafte, Pag. 129. loogzouten overtreffen de zuuren in de verrotting te verbeeteren, doch de halfflagtige scheinen hier in weinig vermogen te hebben. Noch de koorts-baft, noch de Valeriana of camille-bloemen fcheinen eenige kragt te hebben in de verrotting te verminderen.

De lugt, welke uit giftende kruiden en zaa- Pag. 133. den afgescheiden word, belet de verrotting niet alleen, maar gaat dezelve, eens begonnen zynde, ook tegen. Het vleefch, dat door de zuu. Pag. 135. ren van de verrotting bevrydt is, valt niet alleen aan ftukken, als men het kookt, maar ook als men het met de vingers vryft.

Willende beproeven, of de lugt, welke by Pag. 137. de gifting afgefcheiden word, ook een vlug zuur was, nam hy een' linnen lap, doopte dien in 't lixivium tartari, en verwde een' anderen blauw; hong deeze beide, agt en veertig uuren, boven den waaffem van een vat, dat fterk aan het giften was, doch vondt, dat de eerfte lap niet gefatureerd, noch de andere van kleur verandert was. De verrotting van de Pag. 139. H 3

gal

« VorigeDoorgaan »