Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Holstein, en in de Graaffchappen Oldenburg en Delmenhorst, in het wild groeijen; ter ophelderinge van een werk, welk, op Koninglyk bevel, onder den titel van Flora Danica zal worden uitgegeeven; door den Schryver van dit werk G. C. OEDER. Eerste en Tweede Deel.

Dit

it uitmuntend en koftbaar werk bevat de afbeeldingen van alle planten, welke in de Landen, aan den Koning van Denemarken behoorende, in het wild groeijen, op Koninglyk bevel door den hooggel. Hr. OEDER, in verfcheide reyzen onderzogt, en door den bekwaamen Schilder den Hr. ROESELER getekend zyn. Men vindt geene breedvoerige befchryvingen van alle planten, dewyl het oogmerk is, die in een afzonderlyk werk uit te geeven, ook zyn de afgebeelde planten niet na een Syftema gefchikt, of derzelver naamen op de plaaten gezet, maar deeze alleen door nommers van elkander onderfcheiden, dewyl men tot hier toe nog niet zoo verre in de kennis der kruiden is gekomen, dat men een goed natuurlyk famenftel heeft konnen in orde brengen. By elk ftuk is alleenlyk gevoegd een lyft, waar op de naamen der planten, in zoo een ftuk afgebeeld, opgenoemd, en de verschillende benaamingen, waar onder zy zoo wel by vroegere, als latere, Schryvers bekend zyn, opgegeeven worden. De afbeeldingen zyn zeer nauwkeurig en fraay, en aan dezelven word door het fraaye papier en den goeden druk niet weinig luifter by gezet. Men kan zoo wel ongekleurV. Deel 1. Stuk. N

de

de, als gekleurde, exemplaaren van dit werk be. komen, gelyk hetzelve in gelyks niet alleen in de Latyniche, maar ook in de Hoogduitfche en Deensche taal, uitgegeeven word. Indien de grootte van het papier zulks toelaat, zyn de planten in haare natuurlyke gedaante afgebeeld, doch, wanneer die te groot waren, heeft men dezelven verklynt, en een' tak, of de voornaamfte deelen, waar uit men de kentekenen ontleend, in eene bygevoegde afbeelding volgens de natuurlyke grootte vertoont; gelyk ook de verborge declen, waar uit de geflachten onderfcheiden worden, nauwkeurig van een ge fcheiden, en vergroot afgebeeld worden. Daar nu de plaaten niet volgens eene zekere orde uitgegeeven worden, maar de Schryver wil, dat men dezelven als eene verzameling van drooge kruiden aanzie, welke men volgens alle Syftemata kan in orde brengen, zoo ontdekt men in die, welke tot hier toe uitgegeeven zyn, eene zeer aangenaame verandering. Een zeer groot getal planten uit Noorwegen vindt men in dit werk, en in het fesde ftuk veele Yslandfchen, wel ken een bekwaam Natuur- onderzoeker, de Hr. JOH. GERH. KÖNIG, op Koninglyke kos ten voor de Flora Danica in 1764. verzamelt heeft.

In het midden van het jaar 1768. heeft de Hr. OEDER bekend gemaakt, dat, offchoon de klagten over den hoogen prys van dit werk onge grond zyn, de Koning egter, om dezelven wech te neemen, het koopen van deeze Flora den liefhebberen der Kruidkunde gemakkelyk te maaken, en het nuttig oogmerk meêr en meer te bevorderen, hem bevoolen en inftaat gefteld heeft, den prys der volgende ftukken te konnen

verminderen, zoo dat dezelven ongekleurd voor 2 Ryksdaaler, of omtrent eene Ducaat, in plaatfe van 4 Ryksdaalers, en gekleurd voor agt in plaatse van negen Ryksdaalers te krygen zyn; zullende voortaan altyd twee ftukken jaarlyks worden uitgegeeven. De vorige fes fafciculi konnen insgelyks ongekleurd tegen 21 Ryksdaaler het stuk gekogt worden, doch de prys van de gekleurde heeft niet konnen verminderd wor-. den. Men kan zich adreffeeren aan den Hr. OEDER zelve, door een' vriend, Boekverkoper, of Koopman, als ook aan den Boekverkoper Philibert, en de Heeren Heineck en Faber.

XXII

Natuur- en Geneeskundige Nieuwig beden.

De

e Keurvorstelyke Beyerfche Academie der Weetenfchappen te Munchen, heeft den prys, vaftgefteld voor het befte antwoord op de vraag: Of de Beyerfche Hop zoo goed zy, als de Boheemfche? Waar in eigentlyk 't onderfcheid tuffchen die twee foorten beftaat? En hoe dezelve van de planting af tot den tyd toe, dat de Hop tot het brouwen word gebruikt, moet behandeld worden, ten einde fe 't zy geheelyk, of ten minsten grotendeels met de Boheemfche gelyk te maaken? (*) toegeweezen aan den Graave van TÖRRING SEEFELD, Kamerheer van fyne Keurvorftelyke Doorlugtigheid, en Ridder van St. George.

De

(*) Zie deeze Bibliotheek, IV. D. 2. St. pag. 412.

De volgende vraag is door dezelfde Societeit voor den jaare 1769. opgegeeven: Is er een middel uit te denken, om een onweêr te doen ophouden en afdryven, en om eene zeekere ftreek lands tegen een bagelbui te dekken en te beveiligen, en waar in beftaat dit middel? De prys is eene goude Medaille, ter waarde van 50. Ducaaten. De Verhandelingen moeten voor het einde van de maand Auguftus 1 69. gezonden worden aan den Heere KENNEDY, Secretaris deezer Academie.

De Societeit van den Landbouw te Florence heeft voor den prys van dit jaar de vier volgende vraagen opgegeeven.. 1. Kan men in Tofcanen veel meer vee, dienstig voor den landbouw, voortteelen? 2. Op welke wyzen zoude dit 't best konnen gefchieden? 3. Hoe zoude men in dit land de natuurlyke, en door konft gemaakte voedsels konnen vermeerderen, en welke planten, kruiden, en bladen zyn door de ondervinding bevonden te konnen vervullen het gebrek der weiden, en gewoone voedfels? 4. Vooronderftellende, dat men het vee zou konnen vermenigvuldigen, welken koophandel zou men daar mede konnen dryven, zoo wel binnen het land, als buiten hetzelven? (1. La Tofcane eft-elle fusceptible d'une plus grande mul tiplication des beftiaux propres à la culture des terres? 2. Quels font les moyens pratiquables de parvenir à cette multiplication? 3. Comment pourroiton augmenter dans ce pays la quantité des pâturages, tant naturels qu'artificiels, en faisant l'énumération des differentes plantes, herbes & feuillages, qui fe trouvent par l'expérience être propres à fuppléer au défaut des prairies & pâturages ordinaires?

[ocr errors]

4. En fuppofant les fuccès de la multiplication des beftiaux, quel commerce en pourroit-on faire, tant dans l'intérieur du pays, que chez l'étranger?) De prys is eene goude Medaille van 25. Ducaaten, de Verhandelingen moeten in de Franfche, Latynfche, of Italiaanfche taal worden gefchreeven, en gezonden voor het einde van December aan den Abt MONTELATICI, Secretaris van de Societeit, onder het couvert van Syne Excellentie den Graaf ORSINI DE ROSENBERG, eerfte Minifter en Prefident van de Academie.

De Societeit van den Landbouw en Konften te Clagenfurth, heeft in haare vergadering, in Mey 1768. gehouden; den prys, gefteld op de vraag, voor dit jaar opgegeeven, namentlyk: Welke zyn de befte middelen, om de Weiden in Kärnthen te verbeteren, en te vermeerderen (*)? Toegelegd aan den Schryver van de Verhandeling, welker opfchrift was: Point de fucces fans experience, den Hr. CLAVIER DU PLESSIS, en den prys van nayveringe aan den Hr. JAN FREDERIK MAYER, die in het voorgaande jaar ook den prys behaalt heeft, gegeeven.

De vraag van deeze Societeit voor den jaare 1769. opgegeeven, is de volgende: Is het voordeeliger het hoorn-vee in de stallen te voeden, dan betzelve te laaten weyden; het zy uit oorzaake van den mift, het zy wegens het nut, welk men van de becften

(*) Zie deeze Bibliotheek, III. D. 4. St. pag. 855.

« VorigeDoorgaan »