Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

ge bergen, welke beftaan uit roode fteenag tige mergel, en die veel Alabaft, cryftalli felenitici, en geftreepte bladeren van fraaye, naar Albaft gelykende, Aluta montana bevatten.

Omtrent de Rievier Pjana, na by een dorp, genoemt Barnukota, vondt hy een ruim hol, in eenen grooten berg, door de natuur gemaakt of door overstroomingen van de naby gelege rievieren. Het gedeelte van den berg, waar in het hol is, beftaat uit globuli radiati felenitici. De lugt in dit hol is zoo koud, dat de Thermometer van Farenheit op 44. graaden ftaat, fchoon het water, welk in eenige holtens van de rots blyft staan, den kwik tot 49. graaden doed reifen.

[ocr errors]

In October heeft hy eene reis gedaan naar de Rievier Sok, tuffchen welke, en eene an, · dere Rievier Surgut, die in de eerfte valt by Sergieswsk, in eene zeer bergagtige landftreek dertien aanmerkelyke bronnen van een zwavelagtig water zyn, welke drie groote en eenige kleinen meiren, als ook drie riviertjes maaken, welker bedden bedekt zyn mét één zwavelagtig grondzetfel van eene aanmerkelyke dikte, bedekt, alwaar het water fterk ftroomt, met flores fulphuris, volkomen overeenkomende met kleine conferva. Deeze zwavelagtige wateren bevatten de hepar fulphuris, gemaakt door de kalkagtige deelen, welke gefpoelt worden van de kalksteenen, waar uit de meefte bergen beftaan. Twee bronnen in deeze plaatfen zyn 'er, welke eene groote quantiteit asphaltum geeven. Het land daaromftreeks is vol heuveltjes, die naar mol-hoopen gelyken, en waarschyne.lyk verwekt zyn door onderaarfch vuur. Op twee plaatsen heeft hy ontdekt aanmerkelyke Strata van afch, gemengt met gebrande ftee

[ocr errors]

nen,

nen, doch de fneeuw en vorst hebben hem be. let, dit nauwkeuriger te onderzoeken, het geen hy in het aanstaande voorjaar hoopt te doen. Uit alle omftandigheden en de gedaante der bergen, fchynt hem genoegzaam te blyken, dat aldaar voorheen brandende bergen geweeft zyn.

De Hr. LEPECHIN zoude met den Hr. PALLAS te Simbirsk overwinteren, doch hun derde Reisgenoot, de Hr. FALK, was nog niet aangekomen.

De Hr. GMELIN, die naar andere plaatsen gereift is, gaat daar in ook gelukkig voort.

Den tweeden April 1768. ftierf te Parys, in het 75fte jaar fynes ouderdoms de Heer JAN BAPTISTA BOYER, Ridder van de Koninglyke Order; Een van 'sKonings gewoone Geneesheeren, Opziener van de Hospitaalen der Soldaten, oud Deken van de Faculteit der Geneeskunde te Parys, en Lid van de Koninglyke Societeit der Weetenfchappen te Londen.

Den 10. Auguftus is in eenen hoogen ouderdom overleden, de beroemde Geneesheer te Plymouth JOHANN HUXHAM, die zich door fyne schriften eenen onfterfelyken naam, en plaats onder de voornaamfte Geneesheeren verworven heeft.

In dezelfde maand, den twaalfden, wierd de Heer PIETER COLLINSON, een voornaam Koopman, en kundig Liefhebber der Na

tuur

tuurlyke zeldzaamheden, den Geleerden uit de Verhandelingen van de Societeit der Weetenschappen in Londen geoegzaam bekend, te Londen door den dood wechgerukt.

Den 20. Aug. 1768. onderging de Geleerde waereld wederom een groot verlies, door den dood van den beroemden Hr. CLAUDE NICOLAS LE CAT, Schildknaap, Leeraar in de Geneeskunde, Eerste Heelmeefter van l'Hotel-Dieu, te Rouen, Steen-fnyder van deeze ftad, Hoogleeraar in de Ontleed en Heelkunde, Lid van de voornaamfte Academien, en Secretaris van die te Rouen, oud 68. jaaren.

Den derden October overleed te Petersburg, in den ouderdom van fes en vyftig jaaren, de Hooggeleerde Heer JOSEPH ADAM BRAUN, gebooren te Afch, in den jaare 1712. en zederd 1746. Hoogleeraar der Wysbegeerte te Petersburg, als ook Lid van de Keizerlyke Academie der Weetenschappen. Hy heeft veele verhandelingen onder die, welke door de Rus - Keizerlyke Academie worden in het licht gegee. ven, waereldkundig gemaakt, en is ook de eerste uitvinder, dat de kwik bevriezen kan (*).

Te Göttingen is den twintigsten November 1768. geftorven de Hooggeleerde Heer DAVID SIGISMUND AUGustus Büttner, zeer beroemd Hoog

(*) Zie deeze Bibliotheek, IV.D. 2. St. pag. 354.

Hoogleeraar in de Kruidkunde, die in plaatse van den Hooggeleerden Heere ZINN, wiens levensloop kortlyk in een voorgaand deel kan gevonden worden (*), van Berlin naar Göt tingen geroepen was. De zorg over den Kruidtuin is thans bevoolen aan den Hooggel. Heere JOH. ANDR. MURRAY, van wien wy ook by andere gelegenheden (†) met lof gefprooken hebben.

XXIII.

Levensbefchryving van den Hooggeleerden Heere FRANÇOIS BOISSIER de SauVAGES, Raad en Geneesheer van den Koning, Hoogleeraar der Geneeskunde in de Univerfiteit van Montpellier, Lid van de Academie der Weetenfchappen te Montpellier, Londen, Upfal, Berlin, Florence, Stockholm, van de Keizerlyke der Natuur-onderzoekers, en Inftitutum Bononienfe.

F

RANÇOIS BOISSIER DE SAUVAGES DE LA CROIX, fesde Zoon van FRANÇOIS BOISSIER, Heer van Sauvages, Oud Capitein in het Regiment van Vlaanderen, en van GILLETTE BLANCHIER, wierd gebooren te Alais den 12. Mey 1706., een dag in de Hiftorie van de Ko

(*) Zie deeze Bibliotheek, I. D. 1. St. pag. 169. (†) Ibid. II. D. 4. St. pag. 681. III. D. 2. St. pag, 361. IV.D. 1. St. pag. 128. 204. 3. St. pag. 586.

Koninglyke Societeit bekend, door eene geheele verduistering van de Zon. Hy wierd ter waereld gebragt, juift op hetzelfde oogenblik, dat de Zon geheel en al voor het gezicht ver. borgen was. Syne opvoeding te Alais was in den beginne zeer gebrekkig, mẹn had aldaar nog geene openbaare schoolen aangelegd, en hy had dus niet dan zulke meefters, welke veel eer schadelyk dan voordeelig zyn aan de vorde Fingen van hunne leerlingen. Dit nadeel, zeer groot op zich zelve, was minder voor onzen Geleerden, die door fyne natuurlyke gaven, alle moeyelykheden te boven kwam. Zoodra hy zich op de wysbegeerte genoegzaam had toegelegd, kwam hy in het begin van het jaar 1722. te Montpellier, om aldaar de Genees. kunde te leeren, onder de Heeren ASTRUC, DEIDIER, HAGUENOT, CHICOVNEAU, die toen ter tyd aan deeze Hoogefchool tot grooten, luifter verstrekten. Hy zogt alles in den grond te leeren; de Ontleed. Schei- en Kruid-kunde, waar in hy een groot behaagen fchepte, en alle kundigheden, welke het grondsteunsel moeften zyn van fyn toekomend beroep, waren hem niet voldoende. Die onderzoekingen, welke andere zonder fchroom in

hem zeer gewigtio den wind flaan, fcheenen

en zelfs noodzakelyk, in allen vondt hy eene min of meerdere betrekking met de Geneeskunde; de Natuurkunde was fyn groot behaagen, en de Wiskunde ftondt hem zoo wel aan, dat hy zich op dezelve in de Vacantien, welke hy te Alais doorbragt, toeleide; hy maakte zich ongevoelig de Geometrie zoo eigen, dat hy dezelve kon toepaffen op de Geneeskunde, gelyk hy naderhand met groot fucces in veele fchriften gedaan heeft. In den

jaare

« VorigeDoorgaan »