Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

1

hals van de blaas, en na eenigen tyd, zich in
het bed gelegd hebbende, voelde hy iets aan
het einde van den penis, 't welk hy met de vin-
gers daar uittrok, en bleek een levendige worm
te zyn, die agt duimen lang was. Hy verze-
kerde nooit eenige pyn in den buik of nieren
te hebben gehad, maar alleen daar mede ge-
plaagt te zyn geweest in de blaas. Tien of elf
jaaren oud zynde, had hy dezelfde pyn gehad,
en dagelyks, geduurende veele jaaren, verschei-
de wormen met de pis geloosd, welke hy fom-
tyds met eene speld uit den penis moest haalen.
Weinige foortgelyke voorbeelden vindt men
aangetekend (*).

Dag-

(*) De Hooggel. Hr. ACREL deelt in syne uit-
muntende verzameling van Heelkundige waarnee-
mingen, waar van de tytel is: Chirurgiske baendel-
fer anmaerkte uti Kongl. Lazarettet. Stockholm 1759.
pag. 232. de volgende waarneeming mede. Eene
vrouw van 40. jaaren, mager en ziekelyk, had bin-
nen den tyd van agttien maanden uitgestaan eene der-
dendaagsche koorts, die vier maanden geduurt had,
een kind ter wereld gebragt, de geelzugt gekree-
gen, en eindelyk eene zwaare ontsteeking van het
borstvlies en de long (pleuropneumonia), welker
zitplaats was geweeft aan het onderste gedeelte van
de regter zyde van de borst, of digt by het midden-
rift, en waar door waarschynelyk het buik-vlies en
de lever ook aangedaan was, alzoo sy op nieuw
geel wierd. Na dat de ontsteeking door dienstige
middelen, eene goede fluimloozing, en rykelyk
zweet wechgenomen was, had fy in vyf dagen de
pis niet ontlaft. Wanneer dezelve zich eindelyk
spaarsaam begon te ontlaften, had dezelve eene rot-
tige stank, was bleek en met slym vermengt. In
de flym beweegden zich veele kleine wormen, aan
de beide zyden puntig, als de gewoone aarsmaden.
Zoodra de pis koud wierd, stierven sy. De lyde-
reffe

J

B4

Paz. 194. Dagregister van de Inenting der Kinderpokjes, ver-
rigt in Mey 1765. door den Hr. J. J. D'APPLES.
Het blykt uit dit dag-verhaal, dat men tot de
inenting verkiezen moet infnydingen op beide
de armen, in plaatse van spaansche vlies-pleisters
aan de beenen.

Fag. 200.

3

Verhandeling over het geneezen van den Staar,
door het wechneemen van het Crystallyn; door den
Hr.

refse had daar van noch voor noch na deezen tyd
eenig ongemak. In het eerst geloofde de Hr. ACREL,
dat dezelven uit den endeldarm zouden konnen ko-
men, en zich met de pis vermengen; maar wan-
neer hy eenige reizen de zaak naauwkeurig onder-
zogt, wierd hy volkomen overtuigt, dat dezelven
met de pis uit de blaas kwamen, en wel in zoo
eene quantiteit, dat sy met de slym wel van
al de pis uitmaakten. Na dat het zweetten vermin-
derde, en de kragten begonnen weder te komen,
vermeerderde zich ook de pis, en verloor de verrotte
stank, het grondzetfel, en de wormen.

In Fournal de Medecine, Chirurgie, Pharmacie,
par M. VAN DER MONDE Tom. 9. pag. 244. heeft
de Hr. MOUBLET het volgende geval waereldkundig
gemaakt. Een kind van vyf jaaren klaagde over
zwaare pyn in de lendenen aan de regter zyde.
De Schryver meenende, dat aldaar eene verzwee-
ring was, gebruikte middelen, welke de verettering
bevorderden, en opende daarna dezelve. By de
eerste insnyding kwam niets te voorschyn, doch,
wanneer hy het mes dieper stak, liep uit de wonde
zeer veel etter en de toevallen hielden op. De ver-
zweering door geene middelen konnende geflooten
worden, wierd het kind aan de zorg van de Moeder
overgelaaten. Na eenige maanden wierd hetzelve
wederom gebragt tot den Schryver, en te gelyk
getoont, dat de wonde geflooten was: Doch na
Hr. J. J. D'APPLES. Het oogmerk van den Schryver in deeze verhandeling is, verder te bewyzen, dat het in het geneezen van den staar veel beter is, het crystallyn uit het oog te neemen, dan hetzelve met de naalde neêr te drukken. Hier toe verhaalt hy drie gevallen, waar in het crystallyn door een Fransch Oogmeester is wechgenomen, die egter niet in alle opzigten gelukkig zyn geweest.

Waarneemingen van den Hr. J. J. D'APPLES over Pag. 213.

de

eenige dagen wierd het kind wederom ziek, en, wanneer de Schryver wederom eene insnyding had gemaakt, ontlastte zich veel etter. De wonde gelooten zynde, zag hy zich genoodzaakt de insnyding te herhaalen, en, wanneer dit eenige reifen geschied was, bleef 'er een - pyp-zweer over, waar uit zich geduurig eene etteragtige stoffe ontlaste. Het kind klaagde intusschen over eene fnydende pyn, en daarom gifte men, dat 'er een steen tegenwooordig zyn zoude. Doch, tegen verwagting, bragt de moeder een' worm, welke vyf duimen lang, zoo dık als eene pen was, en die sy uit de wonde gehaalt had. Op den zelfden dag haalde de Schryver eenen worm uit de urethra, en na twee dagen eenen derden, die des nagts door eenen anderen gevolgd wierd. Deeze vier wormen ontlaft zynde, verminderde de quantiteit van de etter, de verzweering floot zich volkomen, en het kind genas.

Andere voorbeelden hier toe betrekkelyk vindt men in J. SALTZMANN Diff. de verme naribus excufso. D. 1. CLAUDINUS Refp. Med. 40. BARRY in Medic. Essays. Tom. 2. p. 289. MANGET. Bibl. Chir. T. IV. P. 323. HILDANUS Cent. 1. obf. 53. en veele zulke gevallen kan men nazien in de Ephemerides Naturæ Curioforum. PALLAS Diff. de infeftis viventibus intra viventia, in Thefauro Differtationum. Vol. I. pag. 253.

1

de ziekte, die by en in Lausanne eenigen tyd heeft geregeerd. De lugt was van het midden van December 1764. tot het midden van April 1765. dik, en vogtig: zelden viel 'er sneeuw, ook was de vorst weinig; de lugt wierd door geene wind bewoogen, doch door de sterke en soele regenvlagen zwaarer gemaakt; men hoorde het alle maanden donderen en zag het weêrlichten. De wind was altyd uit het Oosten naar het Zuiden; en de hoogte van den barometer was 27. duimen. Door deeze lugt-gesteldheid wierd veroorzaakt, dat de lighamen zeer traag wierden, het bloed lymerig, scherp wierd, en tot verrotting overging. Niemand bleef gezond, dan alleen sy, die door eene goede levensregeling en beweeging zich voor deeze ziekte bewaarden. In alle zieken nam men byna dezelfde toevallen waar. Sy waren geduurende eenige dagen traag, vermoeid, hadden een' afkeer van spysen, waren huiverig; de leden waren koud en beefden; sy hadden zwaare hoofdpynen, somtyds walgingen, en pyn in de maag, braakten ook meer of min groene gal: fommigen hadden sterke afgangen, anderen waren hardlyvig, konden door herhaalde clysteeren geene ontlafting krygen, en hadden den hik. De pis was doorgaans helder, dun, somtyds groenagtig, stinkende: dit was een kwaad voorteken; doch fy, welker pis geel, dik was, en een slymerig grondzetfel had, kwamen 'er eerder en schielyker door. In het begin van de ziekte klaagen allen over eene stekende pyn in de eene of andere zyde, en hadden eenen rassen pols. De koorts verminderde so tyds, de pols wierd bevende en tusschenpoozende; sy waren byna allen by hun verstand, weinigen ylhoofylhoofdig. Kort voor den dood kreegen sy eene moeyelyke ademhaling en benauwtheid. Sommigen stierven schielyk op den derden of vyfden dag der ziekte, wanneer sy door de kamer wandelden. In hen, die kwaade vogten of flymerig bloed hadden, zwol op het einde van de ziekte de lever, of de klieren van het darmscheil. Alle ziekten, die anders in den winter en lente gemeen zyn, wierden nu minder waargenom zoo dat het scheen, dat deeze heerschende ekte byna alle anderen had weggenomen, behalven eenige koortsen met de roos, zwellingen van de keel, en verlamming der leden. Deeze ziekte verspreide zich wyd en zyd; de eerste blyken daar van ontdekte men aan de Oostelyke plaatsen van de Genever- of Lozanner-zee omtrent het midden van de maand December met zoo veel geweld, dat in drie maanden meêr menschen stierven, dan anders in een geheel jaar. Sy, die herstelden, storten doorgaans weder in, voornamentlyk die geene goede levensregeling hielden; de beenen zwollen, tot dat sy wederom op nieuw ontlastingen hadden gehad, en sy wierden niet volkomen gezond, dan wanneer alle kwaade stoffen uit den buik ontlast waren, waar mede somtyds veertig of vyftig dagen verliepen. Eene verandering van de lugt en de noorde winden bragten veel tot de geneezing toe. De ziekte verspreide zich vervolgens meêr en meêr, en was zeer dodelyk, tot dat de geneesheeren bekendmaakten de manier, op welke dezelve moeft geneezen worden. Het Fransche deel van het Canton Bern wierd niet alleen door deeze ziekte aangetast, maar ook de omleggende plaatsen van Geneve tot Soluthurn. De Hr.

« VorigeDoorgaan »