Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Pag. 71.

den. Deeze, foort van kronkel, de allerflimfte, was ongetwyfelt ongeneeslyk geweeft. De kwik, zoo dezelve in dit geval gebruikt was, zoude de ziekte verergerd hebben, doch mogelyk zouden clyfteeren den omgewonden darm weder uit het colon hebben konnen dryven, hoewel de famentrekking, op derzelver prikkeling volgende, ook wel eene tegenftrydige werking zoude konnen hebben. De geneezing kon dus geenen goeden uitflag hebben, dan wanneer men fynen toevlugt nam tot die twyfelagtige operatie, waar by men den buik opend, en het gedeelte van den darm, welk in een ander gedrongen is, daar uit haalt.

Antwoord van den Graaf DE REDERN op de Verbandeling van den Graaf RONCALLI over de inenting der Kinderpokjes. De Graaf DE REDERN toont, dat de Graaf RONCALLI zich te vroeg beroemd heeft over de overwinning, behaald op hen, die de inenting voorftaan, en bewyft, dat dezelve nog tegen de oogmerken van den Schepper, nog tegen de wetten ftrydig is, en dat integendeel de rede en ondervinding leert, dat derzelver voordeelen zoo groot zyn, dat men die behoo

re aan te neemen.

Pag. 89.

[ocr errors]

Aanmerkingen over de blyken van overeenkomst tusfchen de lighamen uit het Ryk der planten en dieren; door den Hr. GLEDITSCH. De Schryver veftigt fyne gedagten voornamentlyk op de voortteeling, en toont, dat alle planten door een zeker lighaamtje, welk de eerfte beginfelen van de toekomende plant bevat, voortteelen, en dat

[ocr errors]

dit lighaamtje, of in de bollen, of op de stengen, of op de takken, of andere deelen van de planten huisveft, en tot de voortteeling onbekwaam gevonden word, ten zy de groeijing volbragt, en de tyd van rypheid gekomen zy. Verder toont hy, dat in de meefte planten de natuurlyke voortplanting op dezelfde wyze, als in de dieren, gefchied door zaaden, of eijeren, en dat, fchoon eenige planten door wortels, bollen, 'takken, of stengen voortteelen, deeze vermenigvuldigingen egter afhangen van hetzelfde beginfel, en geenzins verschillen van de voortteeling door middel van zaaden. Dus vergelykt hy de jaarlykfche planten met infecten, als welke, door verfcheide veranderingen tot hunne rypheid gekomen, en tot de voortteeling bekwaam geworden zynde, aanftonds vergaan, zoo dra het mannetje het wyfje bevrugt heeft, en het wyfje bevrugte eijeren heeft gelegd. Hy merkt aan, dat het vermogen om voort te teelen, fomtyds verhaaft, fomtyds vertraagd word, doch dat altyd eene zekere groeijing en de tegenwoordigheid der voornaamfte deelen, tot de voortteeling geschikt, vereifcht worden. Uit dit alles kan elk een, volgens de meening van den Schryver, de overeenkomft tuffchen de planten en dieren gemakkelyk begrypen.

Verhandeling over het Bitumen van den Elfas; Pag. 105. door den Hr. SPIELMANN. De Schryver, verfcheide plaatfen van den Elfas befchreeven hebbende, zegt, dat 'er eene valley is, welke negen meilen van Straatsburg aflegd, en Vallis S. Lamperti genoemt word, waar in zeer veele bronnen zyn, op welker water Bitumen dryft;

doch

.

C

doch een derzelven is de voornaamfte, en geeft daar van het grootste gedeelte. Daarenboven word aldaar ook eene vette aarde gegraaven, welke zand, met Bitumen vermengd, bevat. Wanneer dit zand met water gekookt word, word het Bitumen van het zand gefcheiden, het laatste zinkt op den grond, en het eerfte dryft op de oppervlakte. Het Bitumen, welk men op deeze wyze krygt, heeft eene confiftentie tufschen honig en therebinthyn, en word daarom van den Schryver Bitumen liquidum genoemt. Zagtjes gekookt wordende, word het allengskens hard, en geeft, meêr en meêr uitgewaasfemd zynde, een waar afphaltum. Dit bitumen fmelt verscheide ftoffen uit het ryk der dieren en planten, namentlyk de tragacantha, anime, bdellium, camphora, caranna, cera, colophonia, copal, thus, euphorbium, oleum olivarum, oleum therebinthina, ammoniacum, gummi hedera, lacca, maftich, myrrha, opopanax, phosphorus, fagapenum, fanguis draconis, ftyrax, tacamahaca, therebinthina, doch niet de refina benzoes, afa fætida, galbanum, en catechu. De mineraal - zuuren, en brandewyn, doen dit Bitumen niet fmelten. Het Alcali fixum, met dit Bitumineus lighaam vermengt, en gecalcineerd, geeft eene ftoffe, waar, uit, door byvoeging van water, een zout gehaalt word, welk het fal digeftivum fylvii geeft, tot een klaar blyk, dat het acidum falis veel toebrengt, om dit Bitumen te maaken. Met aluin gecalcineerd geeft hetzelve de pyrophorus. De zwavel word door hetzelve in minder quantiteit, dan door de olea expreffa gefmolten, en in hetzelve laaten zich ook de amber, barnfteen, en arfenicum ontbinden. Uit een pond Bitumen zyn, by de overhaaling, gekomen elf oncen van een oleum empyreumati

cum, en twee dragmen fmaakeloos water; terwyl in de retorta vier oncen van den dooden kop overgebleeven zyn. De oly, gerectificeerd zynde, heeft gegeeven twee oncen van eene zeer fyne oly, als water; welke, by het vuur gebragt, vlam vat, op het water dryft, een' fterken reuk heeft, door alcohol ontbonden word, en volgens de gedagten van den Hr. SPIELMANN voor eene waare Naptha moet gehouden worden. Deeze oly daar af gehaalt zynde, zyn by de rectificatie gekomen vier oncen van eene andere oly, welk een' geelrooden kleur had, en door den Schryver by Petroleum vergeleken word. Eindelyk zyn overgekomen vier oncen en een half van eene dik ke oly, die een' onaangenaamen reuk had, en gelyk was aan de oly, welk ten laatsten uit de therebinthyn overgehaald word. De Schryver befluit, dat dit Bitumen van veelerley nut kan zyn, en dat hetzelve een waar oleum ethereum, door het acidum falis gecoaguleerd, uitmaakt.

V. Deel 2. Stuk.

IL

[ocr errors][ocr errors]

Faz. 68,

I I.

Dresdnifches Magazin, oder Aufarbeitungen und Nachrichten zum bebuf der Naturlebre, der Arzneykunft, der Sitten, und der Schönen Wissenschaften. Zweyter Band. Dresden bey Michael Gröll 1765.1. Alphab. plag. 9. tab. an. 5.

d. i.

Dresdenfch Magazyn, bevattende Verhandelingen en berigten tot de Natuurlyke Hiftorie, de Genees-kunde, de Zedenkunde, en de fraaye Letteren behorende. Tweede Deel.

[ocr errors]

n een voorgaand ftuk onzer Bibliotheek (*) hebben wy den Leezer het eerfte deel van dit nuttige werk voorgedraagen, thans gaan wy tot het tweede over, en zullen daar uit den korten inhoud opgeeven van die Verhandelingen, welke tot ons oogmerk betrekking hebben.

De voornaamste Rykdommen en zeldzaamheden van Saxen in het Mineraal Ryk, aangetoont door den Hr. SCHULZE. In deeze Verhandeling geeft de Schryver op de plaatsen, alwaar uit de Rievieren goud gehaalt, of zilver- koper- tin-lood

en

(*) Zie deeze Bibliotheek, IV.D. 1. St. pag. 159.

« VorigeDoorgaan »