Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

fpraak, daar aan fchynt te ontbreeken. De duimen aan de pooten, in plaatse van den grooten teen, en het gemis der kuiten, toonen het geflagt der Aapen aan. Veelen zyn op de gedagten gekomen, dat foortgelyke dieren zouden voortgefprooten zyn uit de vermenging van Indiaanfche vrouwsperfoonen, met Aapen, of Baviaanen; doch thans weet men zeker, dat het een byzonder dier is, welk met veele foortgelyken in gezelfchap leefd.

Dit dier, tot fynen volkomen wasdom gekomen zynde, is zoo groot, als een middelmaatig man. De kop is zeer groot, het gezicht breed, plat, en haatelyk, heeft eene witte huid, en is vol rimpels, gelyk in oude menfchen. De oogen leggen diep, zyn goud-geel, en hebben behalven de oogleden nog een vliesje, het welk fy, even gelyk de vogelen, over dezelven konnen trekken. Men zegd, dat fy zich des daags verbergen, doch des nagts goed zien konnen. De neus is klein en plat, de mond wyd, de lippen dun, de tanden breed en zeer geel. Het hair op den kop wit, kort, en gekrult, als wol. De navel is ingetrokken, gelyk by de menfchen, en de wyfjes hebben opgezette borsten. De beenen zyn korter, als van een menfch, doch de armen, handen, en voeten langer. Altyd gaat het dier regt op, gelyk een menfch, en niet op de vier pooten, gelyk de Aapen.

Het aangezicht, de oogleden uitgezonderd, is geheel zonder hairen, gelyk ook de handen en voeten. Voor aan het lyf zyn ook weinige. Het overige lighaam is bedekt met donkere, doch niet digte, hairen.

Het dier eet geen vleefch, maar leeft van boom

boom-vrugten. Heeft het pyn of ongemak, dan fchreit het, als een kind. Gemeenelyk word het vyf en twintig jaaren oud.

Sy houden zich gezamentlyk op in hoolen, of bouwen voor zich hutten, waar onder fy tegen den regen beschermt zyn. Sterft een van deeze dieren, dan word het door de anderen met takken bedekt. De Negers, door de boffchen reizende, maaken altyd des nagts vuur, en deeze dieren, de Negers vertrokken zynde, zetten zich rondom het vuur, tot dat het uitgaat; doch zyn niet zoo verstandig, om hout daar by te leggen.

Zeer gevaarlyk zyn fy, en dooden fomtyds de menfchen; het eenige middel, om zich te redden, is, dat men in het water springt, waar voor fy zeer bang zyn. Komt een Olyphant op de plaats, welke fy in bezit genomen hebben, dan vallen fy op hem aan, en flaan hem zoo lange, tot dat hy brullend wechloopt. Men verzekerd, dat vrouws-perfoonen, zich alleen bevindende, door de mannetjes overvallen worden, welke haar geweld aandoen.

De ouden vangt men nooit levendig; want fy zyn zoo fterk, dat tien mannen nauwelyks een derzelven houden konnen. De Negers vangen dikwils jongen, wanneer fy de ouden gedood hebben. Deeze konnen tam gemaakt, en tot arbeid gebruikt worden, leeren ftampen, water haalen, en groote laften op den kop draagen.

Men vindt de Bosch-menfchen in Afrika op de kuften van Guinea en Kongo, als ook op eenige Eilanden van Afia, Java, Borneo, Amboina.

Pag. 256. Berigt van de legging van de Stad Chemnitz, en van de gegraave lighaamen, welke aldaar gevon

den

[ocr errors]
[ocr errors]

den worden; door den Hr. SCHULZE. Chemnitz is geleegen in eene zeer aangenaame vlakte, die van alle kanten met heuvels en bergen omringt, en door verfcheide rievieren befproeid word. De grond is voor een gedeelte flikkerig, en bestaat voor een gedeelte uit mergel, zynde te gelyk voorzien met eenige quartzaderen, en zulke, welke granaaten bevatten. Men vindt aldaar verfcheide verfteende lighaamen, als verfteend hout (Lithoxyla), verfteende zeeplanten (Zoophyta), en Coraalen (Corallia); de eerftgenoemden zyn byna zoo hard, als agaat, zwart van kleur, en niet zelden gevuld met cryftallen, en een onyx of amathift. De verfteende Coraalen fchynen te beftaan uit verfcheide buisjes, welke naaft elkander geplaatst, en gevuld zyn met Chalcedonier-fteen, Carneool, Onyx, of agaat, zoo egter, dat verscheide buisjes ledig zyn. Naar maate van het verschil der buisjes en der kleur, krygen fy onderfcheide naamen: en worden genoemd Staarfteinen (Lapides Sturniformes), indien de vlakken rond, wit, of van onderfcheide kleuren zyn; Oog-fteenen, indien de vlakken ovaal zyn; Worm-fteenen, indien men de zydelyke rondtens der buisjes zien kan. De verfteende Coraalen hangen gemeenelyk aan de oppervlakte van fteenen, welke deelen van Zee-planten of Zeefterren bevatten. Verder vindt men ook Zandfteenen, en by Altchemnitz leyen. By Niederbermsdorf en Drasdorf vindt men grauwe, of ook witte, kalk- fteenen, welke by de laatfte plaats met afbeeldingen van boomen getekend zyn: by Averswalde ontdekt men zwarte kalkfteenen, welke deels tot gebouwen, deels om

[ocr errors]

de

Pag. 284.

de landen vrugtbaar te maaken, gebruikt wor den. Verscheide foorten van Jaspis, agaaten, Chalcedonier- fteenen, Carneolen, granaaten, Chryfolithen, Topaazen, worden ook by Chemnitz gevonden; en by Gablenz en Harta zyn Steenkoolen. Metaalen, en halve-metaalen worden aldaar byna nergens ontdekt.. Aan het einde van deeze Verhandeling is gevoegd eene lyft van verfteende lighaamen en fteenen, welke by Chemnitz gevonden worden, en waar van ook eenigen zyn afgebeeld.

[ocr errors]

De veiligfte en gemakkelykfte manier, om Drenkelingen weder levendig te maaken, voorgefteld door R. De befte hulpmiddelen voor zulke elendigen beftaan in drie zaaken. Vooreerst moet men de Natuurlyke warmte wederom zoeken te verwekken, en den omloop van het bloed herstellen; ten tweeden de long en hersfenen van het overtollige bloed verloffen; en ten derden, het doorgezwolge water uit de takken der lugt- pyp brengen. Het eerfte oogmerk berykt men door den drenkeling te rollen in vellen van verfch geflagte dieren, voornamentlyk van Hamelen, of denzelven te bedekken met warmen afch warm zand, of warm zout; door hem met vlugge loogzouten aan het nieffen te helpen, door clyfteeren van tabaks-rook, en wryvingen te gebruiken. De long en. herffenen worden van het overtollige bloed bevryd door eene aderlating in de krop-ader, door nies-middelen, door hartfterkende, als thee van kamille-bloemen, door verwarmende clyfteeren. Om het water uit de maag en long te brengen, kittelt

en

men

men de keel met eene veder, en gebruikt braakmiddelen, als ook zulke, welke den hoeft verwekken (*).

[ocr errors]

Berigt van de Magnefia Alba, welke in Enge- Pag. 323. land uitgevonden is; door den Hr. WEINLIG. We

gens

*) Omtrent de middelen, welke men in foortgelyke gevallen behoord aan te wenden, moeten wy den Leezer wyzen na de Hiftorie en Gedenkschriften van de Maatschappy tot redding van Drenkelingen, opgeregt binnen Amfterdam 1767., waar in deeze pryzenswaerdige Maatschappy, (welker inftelling niet alleen in onze landen maar ook in alle anderen eenpaarig geroemd, en van die nuttigheid voor het algemeen moet gerekend worden, dat men nauwelyks eene andere zoude konnen vinden, waar van een Land grooter voordeel te wagten heeft) verflag doed van de redenen, welke haar bewoogen hebben, om dezelve op te regten, de middelen aan de hand geeft, welke men tot het herstellen van eenen Drenkeling kan en behoort in 't werk te ftellen, verder verhaalt de heilzaame uitwerkingen, welken fy daar door heeft te weeg gebragt, en eindelyk opgeeft de gevallen, waar in de Directeuren de beloofde præmie van fes Ducaaten of de gedenkpenning hebben gegeeven, zynde negentien menfchen, die voor dood uit het water gehaald waren, daar door herfteld. De middelen, welken deeze Maatschappy aanpryst, zyn. 1. Het blaafen in het fondament, vooral van tabaks rook. 2 Het verwarmen van het lighaam, door hetzelve warme onderklederen van anderen aan te trekken, met wolle dekens te bedekken, en waar toe_men ook gebruiken kan, warme afch van Bakkers, Brouwers, Zout- of Zeep-zieders, warme beefte-vellen, vooral fchaapen-vellen, de warmte van een maatig vuur, of de koefterende natuurlyke warmte van twee gezonde warme menfchen, zich met den Drenkeling te bed begevende. Wryvingen van het V. Deel. 2. Stuk.

R

lig.

« VorigeDoorgaan »