Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Pag. 216.

Hr. TISSOT heeft op bevel van de Magiftraat deeze plaatfen bezogt, en de ziekte nauwkeurig nagegaan, en de Hr. D'APPLES deelt een dag-regifter mede van deeze ziekte, zoo als hy, met TISSOT en anderen, dezelve in eene voornaame Dame heeft waargenomen, ten einde fy des te beeter zoude gekend, en daar uit de geneezing gezien worden.

Eene vrouw van negen en veertig jaaren, welke de ftonden nog had, kreeg den zevenden April des avonds, na eene rykelyke maaltyd, bevingen, huiveringen, en zwaare pyn voor het hart. De Schryver, geroepen zynde, vondt haar ftyf leggen, haar aangezicht bleek, de pyn in het hoofd zwaar, de pols bevende, ongelyk. Dewyl de toevallen deels door de ftonden, die op handen waren, deels door eene kwaade fpysverteering fcheenen te ontstaan, liet hy haar het lighaam wryven, en rykelyk drinken een aftrekfel van berb. melife en Flor. Chamomali. Sy bragt den nagt onrustig door, fluimerde geduurig en droomde fterk; den volgenden dag was de pols koortfig, ongelyk, fy klaagde nergens over, doch was zeer kragteloos, fluimerde den geheelen dag, zugtte, was benauwt op de borft, en wygerde alle voedfels. Sy dronk rykelyk gerften-water met oxymel fimplex; tegen den avond wierd een weekmaakend clyfteer gezet; en na eenige dagen eene aderlating verrigt, de pols hard, de benauwtheid op de borft groot zynde, en de lydereffe over eene fteekende pyn in de zyde klagende. Het bloed was dik, etteragtig. Tegen den avond wierd het clyfteer herhaald, en den volgenden dag de aderlating. Kort na dezelve kreeg fy de ftonden, doch dezelven hiel

den

den fchielyk wederom op. Den tienden April was het noodig een braakverwekkend middel te geeven. Sy braakte daar door vyf reizen, doch had wel vyf en twintig afgangen, welke haar flauw deeden worden. Een drankje met de Confectio de Hyacintho, en eenige droppels van het pynstillend aftrekfel van SYDENHAM, deeden alle deezen toevallen verdwynen. By de eerfte ontlafting raakte fy kwyt vyf ellen van eenen lintworm. Den twaalfden en volgende dagen had fy eene zeer moeyelyke ademhaling, wierd telkens flauw, de pols was tuffchenpoozende, de pis helder. Sy gebruikte een' drank uit openende, verkoelende, middelen; alle avonden wierd een clyfteer gezet, en, dewyl fy telkens flauw, gevoelloos, en ook fomtyds ylhoofdig was, leide men eene fpaanfche vliegpleister aan het been. Dezelve wierd eenige dagen open gehouden, en, dewyl de benauwtheid op de borft, en moeyelyke ademhaling niet toelieten, dat fy flaapen kon, liet men haar weinige giften van de Ipecacuanha met crem. tart. gebruiken. Sy had daar door verfcheide ontlaftingen, en wierd na den 21. dag beter; doch, om dat fy vervolgens hardlyvig bleef, benauwt op de borst was, en op de plaats van de lever eene geringe zwelling had; ook alle avonden eene koorts kreeg, die den geheelen nagt duurde, liet men haar geduurende agt dagen veel wey met room van wynfteen, en het verfch uitgeperste fap van de Mercurialis, Nafturtium aquaticum en Chærefolium gebruiken, als ook dagelyks clyfteeren zetten. Sy bleef egter hardlyvig, en men moeft dikwils zagte buikzuiverende middelen geeven. Door het genot van den koorts-baft wierd fy van tyd tot tyd beter, kreeg,

[merged small][ocr errors]

kreeg, zonder sterk te zweeten, omtrent den
40 dag een' uitflag langs de wervelen, en op
de valfche ribben, de pis wierd eenigzins troe-
bel, doch zonder grondzetfel, en omtrent den
45. dag waren alle toevallen verdweenen, en de
lydereffe hersteld.

Verfcheide Waarneemingen, de Vroedkunde betreffende; door den Hr. Jo. LODEWYK BUXTORF. De eerfte van deeze betreft eene natuurlyke verloffing, die in eene tegennatuurlyke veranderde, en door doodelyke ftuipen verzeld, en gevolgd wierd. Eene tedere vrouw van zeventien jaaren, die in haare zwangerheid geen het minste ongemak had gehad, kreeg den 22. Juny 1764. eenige weën, die fchielyk ophielden. Tegen den avond wierd fy, zonder eenige klaarblykelyke oorzaak, door zwaare ftuipen aangetaft, welke een quartier uur's duurden. Zoodra dezelven ophielden, liet de Vader van den Schryver de vrouw behoorlyk leggen, opende het hoofd van het kind, welk reeds dood was, en bragt hetzelve ter waereld. Het was zeer groot, en met verrotting aangedaan. De nageboorte kwam ook behoorlyk te voorfchyn, doch met dezelve wierd weinig bloed ontlaft. De kraamvrouw kwam toen tot haar zelve, rufte twee uuren, doch raakte naderhand in een' zoo diepen slaap, dat fy niet kon worden opgewekt. De kaaken waren zeer ftyf geflooten, de ademhaling was zagt, de pols klein, zwak, en ras. Sy had pees-huppelingen, en in het aangezicht ftuipagtige beweegingen. Den volgenden dag kreeg. fy wederom zeer zwaare ftuipen, en ftierf kor ten tyd daarna.

De

[ocr errors]

De tweede Waarneeming behelft eene moe- Pag. 224. yelyke verloffing met zwaare ftuipen, welke egter niet doodelyk waren. Eene vrouw van twintig jaaren kreeg zeer zwaare ftuipen, wanneer de weën, die eenigen tyd geduurd hadden, ophielden. Het kind was dood, doch deszelfs legging natuurlyk. Door behoorlyke middelen hielden de ftuipen grootendeels op, men zag alleenlyk eenige trekkingen in het aangezicht. De vrouw wierd behoorlyk geplaatft, en door middel van de vereischte werktuigen, binnen korten tyd verloft. De nageboorte wierd ook behoorlyk te voorfchyn gebragt. De kraamvrouw bleef tot den volgenden dag in eenen diepen flaap leggen, had ftuipen, en was geheel zonder gevoel; Doch toen kwam fy tot zich zelve, en herstelde wel haaft volkomen, klaagende alleenlyk over eene wonde in de tong, die gemakkelyk genas, en over pyn in de lendenen. In een delirium, waar aan de kraamvrouwen dikwils onderworpen zyn, heeft de Schryver met vrugt gebruikt een flikbrok uit 15. greinen Sal. vol. C. C., 20. greinen kina, en zoo veel van den ftroop van roozen, als vereischt word.

In de derde Waarneeming word gefprooken Pag. 227. van eene tegennatuurlyke verloffing, waar hy het kind met de voeten kwam, en om den hals door de mond van de baarmoeder geknelt was. Het kind was reeds dood, wanneer de Schryver geroepen wierd, en de vroedvrouw had veel geweld gebruikt. Hy bragt het hoofd, welk tegen de flinker zyde van het bekken gedrukt was, in de midden van hetzelve, den voorften vinger van de regter hand in den mond van het kind, en dien van de flinker hand op deszelfs fchouders, en deed hetzelve dus ter waereld komen.

De

Pag. 229.

De nageboorte was met de baarmoeder zeer vaft vereenigt, en kon niet dan zeer moeyelyk afgefcheiden worden.

Het onderwerp van de vierde Waarneeming is eene verloffing van een levendig meisje, welke met eenen ftompen haak gefchiede. Het hoofd van het kind was met het aangezicht naar de flinker zyde van het bekken gekeerd; het bekken was zoo nauw, het hoofd van het kind zoo groot, en de baarmoeder zoo toegetrokken, dat hetzelve niet kon gekeerd worden. De weën hielden op. De Schryver zogt het kind met de tang van LEVRET ter waereld te brengen, doch, zulks onmogelyk zynde, nam hy eenen ftompen haak, plaatste dien in de holligheid van het regter oog, stak den voorsten vinger in den mond, en bragt dus het kind levendig ter waereld. Hetzelve was aan de wenkbrauw eenigzins befchadigt, doch genas daar van volkomen. De nageboorte kwam wel te voorfchyn, en de kraamvrouw herstelde ook spoedig.

Pag. 230. Waarneeming over eene watervrees; door den Hr. J.L. BUXTORF. Een foldaat, 28. jaaren oud, van een choleric temperament, voorheen gezond, dronk in een herberg een glas wyn, en vervolgens zich niet wel bevindende, eenige kopjes koffy, en begaf zich toen naar fyne wooning. In den nagt ontwaakte hy met benauwtheid voor het hart, en moeft eenige reifen braaken. Van dorst brandende, en na water verlangende, kon hy hetzelve niet zonder fchrik en bevingen aan den mond brengen, veel min doorflikken. Hetzelfde had plaats wanneer hy des morgens een aftrekfel van thee, foep, of eenig genees

« VorigeDoorgaan »