Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

middel wilde neemen.

;

Het bloed, welk afgetapt wierd, zag 'er wel uit. Den tweeden en derden dag had hy dezelfde toevallen. Den vierden dag wierd hy in het hospitaal gebragt. Hy was zeer benauwt en onruftig, en zoo dik. wils men hem eenig vogt gaf, had hy grillingen over het geheele lighaam, en eene zoo moeyelyke ademhaling, dat hy fcheen te zullen stikken. Om den hals wierd eene weekmakende pap gelegd. Hy kon niet in het bed blyven, maar wandelde fomtyds door het vertrek. De pois was ras, het aangezicht verwildert, de spraak fchielyk, als kyvende; fomtyds kreeg hy zwaare spanningen in de keel, als of hy zoude ftikken, en fpoog met moeite veel taaye kwyl uit. Hy was niet prefent, en fomtyds byna woedend. Somtyds bragt hy een doekje, in koud water gedoopt, niet zonder veel tegenftreeven aan de lippen, doch wierp hetzelve wederom met fchrik wech, zoo dra hetzelve de tong aanraakte. Wanneer men water, of een vloeibaar genees-middel tegen fynen wil in den mond goot, zakte hetzelve eindelyk door den flokdarm na zeer veel moeite. Het bloed was ook op deezen tyd zeer gezond, en zonder korft. Een weekmaakend clyfteer verwekte eenige ontlaftingen. De hand, in lauw water geftooken, trok hy met fchrik wech. Doch hy verdroeg een voetbad geduurende een half uur, hoewel met moeite. Denzelfden avond, de pis loo. fende, klaagde, hy over zwaare pyn in den benedenbuik. In den, nagt, de benauwtheid van uur tot uur toeneemende, en de ademhaling zeer moeyelyk zynde, zwol fyn aangezicht en hals zeer fterk, en, eenigen tyd zeer verwoed geweeft zynde, wierd hy eindelyk meêr be V. Deel. I. Stuk.

C

daard,

[ocr errors]

daard, flikte gemakkelyk door, 't geen hem ge geeven wierd, en ftierf in den middernagt. Veertien uuren na den dood wierd het lyk geopend. In de regter wang was een hardagtig gezwel: de agterkant van het geheele lighaam paerfch; de darmen met lugt opgezet, vooral de dikke darm, in den nugteren darm veel geele gal, die ook in de galblaas wierd gevonden. De lever en andere buik ingewanden ongefchonden. De maag was toegevallen, ledig, en bevatte niets tegennatuurlyks. De flokdarm was niets befchadigt, en ook niet ontstooken. De keel was niet gezwollen, maar in dezelve taaye flym. De long paerfch, opgezet, doch zonder eenig klaarblykelyk ongemak. Het hart paersch, met bloed opgezet, welk deels vloeybaar deels geronnen was; de ooren en het hartezakje gezond. De herffenen zagen natuurlyk uit, doch derzelver aderen waren gezwollen, en in de holligheden vondt men een weinig vogt. Syne makkers verhaalden, dat hy een' hond had gehad, die, dol geworden zynde, hem mogelyk in de wang gebeeten had.

Fag. 232. Waarneeming van eene krampagtige buikpyn met eene fleepende koorts; door den Hr. J. L. BUXTORF. Een fterk jongeling van 17. jaaren had, zonder klaarblykelyke oorzaak, zedert verfcheide maanden pyn onder den navel, waar tegen veelerhande middelen gebruikt wierden, die eenige verligting aanbragten. Naderhand, zich met danfen verhit, en zich met voedsels overladen hebbende, kwam de pyn even fterk weder, en wierd fomtyds verzeld door fterke braakingen, terwyl het lighaam geflooten bleef. geflooten bleef. De pyn

was

was voornamentlyk in de flinker zyde van den benedenbuik, fomtyds zwol dezelve op die plaats, was hard en pynelyk, en, wanneer men daarop drukte, hoorde men een geluid, als van water, welk met geweld door een buis liep. De aanvallen waren dan zwaarer, dan midder zwaar, en verminderden door het loofen van winden of van den afgang, doch verdweenen niet geheel. Het aangezicht was bleek, het lighaam uitgeteert, de slaap ongeruft, de trek tot eeten vermindert, de dorft groot, de pols ras; fomtyds had hy eene jeukte in den neus; de buik was gezwollen; de ademhaling vry; de ontlasting fomtyds behoorlyk, doch droog en zonder wormen. De pis bleek, rauw. Veele verzagtende olyagtige clyfteeren, pynstillende fmeerfels, ftoovingen; inwendige verzagtende, olyagtige, buikzuiverende, wormdoodende, pynstillende middelen wierden, niet zonder verligting, gebruikt, doch door dezelven wierd het kwaad niet wechgenomen. Een weekmaakend bad kon hy niet verdragen. Door de spyfen wierd hy zeer op gezet. De Schryver, het ongemak aanziende voor eene krampagtige buikpyn, liet hem des morgens en 's avonds gebruiken een dragme van den koortsbaft, en wanneer hy dus een once ge nomen had, was de lyder volkomen herfteld.

Waarneeming over de terug gedreeve Schurft; door Pag. 234. den Hr. J. L. BUXTORF. De fchurft door de vereischte middelen wederom te voorfchyn gebragt, en de lyder van de benauwtheid op de borst, moeyelyke ademhaling, hoeft, raffe pols, en andere toevallen verloft zynde, liet de Schryver hem dagelyks gebruiken den mér. fubl. corrofiv. € 2 Twee

Pag. 236.

Twee greinen ontbondt hy in vier oncen aq. fcab. en een half once Spir. Matric., en gaf daar van drie maal daags eenen lepel, laatende daar op drinken gerften water met melk. Het middel verwekte geen het minfte ongemak, en genas de fchurft volkomen. Na hetzelve gaf hy een zagt buikzuiverend middel. Verfcheide menfchen, met schurft geplaagt, heeft hy op deeze wyze geneezen; en eene langduurige geelzugt, welke na geene middelen luisterde, daar door binnen weinige dagen verdreeven; ook zyn fyne poogingen in andere ziekten, vooral in die der klieren, niet vrugteloos geweefst.

Eene onthouding van Spyfen geduurende tien dagen in een zwaarmoedig menfch, waargenomen door den Hr. J. L. BUXTORF. Deeze man wilde zich zelve door het onthouden van fpyfen om het leeven brengen; geduurende tien dagen gebruikte hy noch fpys noch drank. Den elfden dag wierd hy eindelyk wederom daar toe bewoogen, en genoot ook vervolgens eene goede gezondheid (*).

[ocr errors][merged small][merged small][merged small]

(*) J. LANZONIUS heeft in eene vrouwe van twee en dertig jaaren, die met zwaare vryfter-zieke toevallen geplaagt was, eene onthouding van spysen van negen dagen waargenomen, doch deeze lag geduurende dien tyd als eene doode, en had noch beweeging noch gevoel, eindelyk kwam fy door den reuk van het oleum fuccini tot haar zelve, en herftelde door andere middelen van haare toevallen. Ephem. Nat. Curios. Dec. 2. an. 9. obf. 51. pag. 83..

verloffing, welke na de geboorte van een dood kind aanhielden, en eindelyk doodelyk waren; door den Hr. J. L. BUXTORF. Den 28. Nov. 1760. klaagde eene vrouw, die wegens haar zwak zenuwgeftel reeds in haaren vrysterlyken staat, en vervolgens ook, wanneer fy getrouwt was, dikwils aan ftuipen was blootgefteld geweeft, en nu voor de vierde reize op het einde van haare zwangerheid was, over pyn, draajingen in het hoofd, en groo te zwakheid, en kreeg daarna zeer zwaare ftuipen, welk het geheele lighaam aandeeden, en met een geluid in de lugtpyp eindigden, na verloop van een quartier uur's zich wederom openbaarden, en waar by altyd veel fchuim op den mond ftondt. Den volgenden morgen wierd de Schryver geroepen. Dees bevondt, dat alle aanvallen omtrent vier minuuten duurden, en dat fy vervolgens een half uur vry bleef. Na eene aderlating wierden de ftuipen een weinig minder, doch na een uur waren dezelven even fterk, en de ademhaling zeer moeyelyk. Sy kon, wegens de krampagtige fluiting der kaaken, niets gebruiken. Aan de flaapen van het hoofd, boven op hetzelve en in den nek wierd gewreeven de Balf. Apoplect. met de Balf. Ruta, doch zonder merkelyke verligting. Op de handen en voeten wierden gelegd pappen met acet. rutac., en onder den neus gehouden de Spir. Sal. Ammon. met de Efent. Caftorei. Het weekmaakende clyfteer liep aanftonds weder wech. De uitwendige zintuigen fcheenen niet aangedaan, en, wanneer men de schuim van den mond afveegde, nam fy zelve den doek wech; doch de fpraak was geheel belemmerd. Tegen een uur des middags, de ftuipen nog aanhoudende, bragt fy

« VorigeDoorgaan »