Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Pag. 80.

vooral geel, wit en zwart; de tong is van den punt tot aan het agterfte gedeelte breed, doch voor aan den punt rond en zeer dun. Men telt agt- en twintig tanden, in elke kaak namentlyk fes fnytanden, twee honds- tanden, en fes kiezen. De wervelbeenderen, ribben, en het borstbeen komen in gedaante en maak fel overeen met die der katten. Het heilig been bestaat uit drie valsche wervelen, en de ftaart uit twaalf.

Van den Los verfchilt de Caracal, fchoon dezelve in lighaamsgeftalte en gelaat daar aan gelyk zy. Dit dier is niet gevlakt; de hairen zyn korter en harder, de ftaart is langer, en een-, kleurig. De bek fchynt ook langer te zyn, en van aart is dit dier veel wreeder. Hetzelve word alleen gevonden in de warme Landen, daar de los integendeel in de koude of gematigde zich ophoud. Men ontdekt hetzelve in Barbaryen, Arabien, en alle landen, die bewoond worden door den Leeuw, het Panther-dier, en de Onca. Het leeft, even als deeze, van den roof, maar, veel kleiner en zwakker zynde, heeft het meêr moeite, om zich onderhoud te verfchaffen. Het heeft om zoo te fpreeken niets, dan het geen de andere overlaaten is dikwils genoodzaakt, zich daar mede te vergenoegen. Hetzelve myd het Panther-dier, om dat dit fyne wreedheid oefend schoon volkomen verzadigd zynde; maar volgt den Leeuw, van wiens overfchot dit dier leeft, ja komt dikwils zeer digt by denzelven, om dat het, op de bo men konnende klimmen niet te vreezen heeft voor deszelfs woede. Om deeze redenen heeft men de Caracal genoemd den voorraads-bezorger yan den Leeuw. In grootte komt dit dier

[ocr errors]

en

overeen

overeen met een' vos, maar is veel woefter en
fterker; zeer moeyelyk word hetzelve tam ge
maakt, doch, wanneer het jong gevangen,
en vervolgens met omzigtigheid opgevoed is, dan
kan men het tot de jagt afrigten, waar toe het
eene natuurlyke geneigtheid heeft, en waar in
het ook gelukkig flaagt, mits men daar op lette,
dat men hetzelve nooit laate los
gaan,
dan op
zulke dieren, welke minder in kragten zyn,
en aan het zelve geenen tegenftand konnen bie-
den, anders weigerd het dienst te doen, zoo dra
het zich in gevaar bevindt. De Indiaanen bedie-
nen zich van hetzelve om te vangen haazen,
konynen, en zelfs groote vogelen, welke het
door eene zonderlinge vlugheid weet te krygen.
Deszelfs deelen zyn met verschillende kleuren,
begaaft, fommige zyn wit, andere geel, ee-
nige roodagtig, en weinige zwart.

De Schryvers hebben met de HYENA Verwart Pag. 87. eenige andere dieren, als de Chacal of Lupus aureus, de Glouton de Glouton, de Civet-kat, en Babouin, welke alle in eenige opzigten met dezelve overeenkomen, doch in andere van haar onderfcheiden zyn. De Chacal houd zich omtrent in hetzelfde Land op, komt, even als de Hyena, in gedaante met den wolf overeen; leeft, als fy van krengen, en graaft de begraafplaatsen open, om de lyken daar uit te haalen, en daarom meende men genoegzaame redenen te hebben, het eene dier voor het andere te neemen. Glouton is even gulfig, heeft denzelfden trek tot bedorven vleefch dezelfde neiging om de dooden optegraaven, en, fchoon dezelve zich ophoude in een onderfcheide climaat van dat, waar in de Hyana leeft, en ook in gedaan

De

te

[ocr errors]

te verschille zoo is egter deeze overeenkomftige levenswyze alleen genoeg geweest, om te weeg te brengen, dat de Schryvers dezelven verward hebben. De Civet-kat word ook gevonden in hetzelfde land, als de Hyana, beiden hebben fy lange hairen agter op den rugge, en Pag. 89. eene byzondere opening of fpleet, byzondere kenmerken, welke niet, dan aan sommige dieren behooren en die aan BELLONIUS hebben doen gelooven, dat de Civet-kat de Hyana der Ouden ware. De Babouin die nog minder overeenkomt met de Hyena, dan een der voorgaande dieren om dat hy handen en voeten heeft, als de menfchen en aapen, is voor de Hyana gehouden, alleen om de overeenkomft van den naam; wordende de laatstgenoemde in Barbaryen dubbah geheeten, volgens SHAW, en en de Babouin dabuh volgens andere; te meêr daar beide dieren zich in hetzelfde Land ophouden, in den grond vroetten, en in lighaamsgeftalte overeenkomen. Omtrent den naam vindt men ook groot verschil.

Pag. 100.

Dit wilde en eenzaame dier, de Hyana, woont in de holen der bergen, in de spleeten der rotfen, of in de schuilhoeken, welke het voor zich zelve in den grond maakt. De Hyana is van eenen woeften aart, en kan, fchoon jong ge vangen zynde, niet tam gemaakt worden; fy leeft van den roof, even als de wolf, maar is veel sterker en kloekmoediger; fomtyds valt fy den menfchen aan, werpt zich op het vee, volgt de kudde digt op de hielen, en breekt dikwils des nagts de deuren der stallen, en de schaaps - koijen, open; haare oogen glinfteren in den donker, en men beweert,, dat fy beter des nagts dan óver dag zien konne. In

dien men de Schryvers gelooven mag, zoude het geluid veel overeenkomen met dat, welk een menfch maakt, die met geweld zal braaken, of veel eer met het geloey der kalveren, gelyk KAEMPFER zegt, die zulks gehoort heeft. De Hyena verdeedigd zich tegen den leeuw vreescht het Panther-dier niet, valt de Onca aan, welke geenen tegenftand kan bieden. Wanneer fy geenen roof kan opdoen, opend fy de aarde met haare pooten, en haalt daar uit de krengen der dieren, en de lyken der menschen, welke men in die warme landen insgelyks in de velden begraaft. Men vindt de Hyena byna in alle warme deelen van Africa en Afia; en het fchynt, dat het dier, welk faraffe in Madagascar genoemd word, met den wolf in gedaante overeenkomt, doch veel grooter, fterker, en wreeder is, ook eene Hyana zy.

In grootte komt de Hyana overeen met den Pag. 104. wolf, en heeft ten opzigte van de gedaante van den kop en het lighaam ook veel gemeen met denzelven, doch de ooren zyn grooter, de neus steekt niet zoo veel uit, en de bek is minder lang. De voor- en agterpooten hebben vier vingers. Dezelve heeft eene gryze en geelagtige kleur, en is voorzien met zwarte of zwartag. tige vlakken en ftreepen. Van den hals tot aan den ftaart hangen hairen, welke negen duimen lang zyn. De tong is overal even breed, en aan den punt wat dikker. Tuffchen den ftaart en aars word eene groote opening gevonden, welke toegang geeft tot eenen zak. Men telt vier-en dertig tanden, feftien wervelen in den rugge, evenveel ribben, namentlyk negen waare en zeven valfche; in de lendenen zyn vier wervelen; het heilig been beftaat uit drie, en

de

Pag. 129.

de staart uit agt valsche, doch dezelve was niet volmaakt in het dier, waarna deeze befchryving gemaakt is (*):

- De meefte Schryvers over de natuurlyke historie zyn van meening geweeft, dat men niet meêr dan een dier had, welk de Civet leverde, doch men heeft twee deezer dieren, welke in veele opzigten met elkander overeenkomen zoo in de uit- als inwendige deelen, tot de oude waereld behooren, en in de warme deelen van Afia en Africa gevonden worden; doch in veele opzigten verschillen, zoo dat men dezelven voor twee onderfcheide dieren kan houden.

Het eerfte van deeze dieren word door de Schryvers Civet - kat genoemd, en aan het tweede geeft de Schryver den naam van Zibet. Het lighaam van het laatste dier is langer, en minder dik, de fnuit van boven dun, plat, en eenigzins ingevallen, welke in de Civet-kat dik, lang, en een weinig rond is. In het eerftgenoemde zyn de ooren grooter en breeder

de

ftaart is langer, en met meêr vlakken en ringen getekend, ook zyn de hairen zagter en korter, en hetzelve is niet voorzien met lange hairen in den nek en op den rugge; onder de oogen en op de kaaken ziet men geen zwart, welke kenmerken alle zeer duidelyk zyn in de Civet-kat. Sommige Schryvers hadden reeds gedagt, dat 'er twee foorten van Civet-katten waren, maar

nie

(*) Men kan eene nauwkeurige befchryving en afbeelding van de Hyana, welke men voor eenige jaaren in ons Land levendig vertoont heeft vinden in de Uitgezogte Verbandelingen VIII. D. pag. 43. plaat. 51.

« VorigeDoorgaan »