Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

onderfcheid ontdekken konne. Omtrent de ftaarten heeft hetzelfde plaats. In de falamanders die geen voedsel gebruikt hadden, kon men ook geene de minste verandering ontdekken; en daar uit blykt, dat dit dier eene groote kragt heeft, om nieuwe deelen voortebrengen, als ook dat fyn lighaam weinig uitwaaffemt. Doch, zoo men geduurende nog langer tyd hen alle voedfels onthoud, beginnen fy mager en bleek te worden; hoewel het nieuwe deel daarom niet te minder groeit. In de groote beenderen, die in de twee maanden voortgebragt zyn, vindt men ten opzigte van de eerfte grooter evenredigheid, dan in de kleinere, Pag. 90. mogelyk, om dat de groote beenderen zich eerder konnen uitzetten, dewyl fy reeds eene vaftigheid hebben, terwyl de andere nog volkomen zagt zyn. Schoon nu de voortgebragte deelen in deeze twee maanden veel korter zyn, als de eerfte, zoo zyn fy egter even dik, ja fomtyds dikker. Indien men, in plaatse van den geheelen poot aftefnyden, maar een klein gedeelte wechneemt, dan komt het getal der nieuwe deelen naderhand volkomen overeen met die, welke zyn afgefneeden, Befchouwt men nauwkeurig het gedeelte van het oude been welke met het nieuwe vereenigt is, dan vindt men. 1. Dat het oude niet verlengt is, zoo dat het, zelfs na dat het is vereenigt met het nieuwe been, de gedaante, welke de fneede daar aan gegeeven heeft, behoud. Dat het oude en nieuwe been van dezelfde nátuur zyn, en alleenlyk in vaftigheid en kleur verfchillen, 3. Dat het oude been na langen tyd aan het nieuwe vereenigd is zoo dat de basis van het tweede zoo groot is, als de basis

L13

2.

van

1

Pag. 93.

van het eerfte. 4. Dat het dikwils gebeurt, dat niet alleen de bafis, maar zelfs het geheele nieuwe been, veel grooter middenlyn heeft, als de bafis en zelfs het geheele oude been. 5. Dat het oude been dikwils in het nieuwe als opgeflooten is. 6. Dat de vezelen van het oude been denzelfden loop houden in 't nieuwe, 't geen men kan weeten, wanneer men met een pennemes kleine ftukjes van het oude been affnyd, en de fneede tot in het nieuwe been laat voortgaan. 7. Dat het merg van het oude been zich ook uitstrekt tot in het nieuwe. 8. Dat het nieuwe been op de plaats, alwaar het zich vereenigt met het oude, eenen zeer stompen hoek maakt. 9. Dat, behalve deeze uitzonderingen, alle nieuwe beenderen beneden de vereeniging doorgaans zoo geregeld zyn, als de natuurlyke.

De fneede kan egter veele wanstaltigheden in de nieuwe pooten voortbrengen. 1. Heeft men niet altyd hetzelfde getal teenen. 2. Beftaan de wanstaltigheden niet altyd in eenig gebrek der deelen, maar ook wel in eene overtolligheid. 3. Gebeurt het dat, al heeft men het getal der teenen, men altyd hetzelfde getal der gewrigten niet heeft, en by gevolg. niet alle kleine beentjes, welke de teenen helpen maaken.

Zoo men de vier nieuwe pooten affnyd, worden voor de tweede reife wederom vier nieuwe voortgebragt; en zelfs heeft dit voor de derde reife, ja meêr plaats. In jonge falamanders, die de deelen fchielyk voortbragten, heeft de Schryver zulks fes reifen na elkander waargenomen, niet alleen van de vier pooten, maar ook van den ftaart, in de drie

maan

maanden, Juny, July, en Augustus; en in een van deeze falamanders heeft hy, na de fesde reife, fes honderd zeven en tagtig nieuwe voortgebragte beentjes, zoo van den ftaart, als van de pooten, geteld. Alle deeze groote vernieuwingen van deelen fchynen egter in de dieren niet verminderd te hebben de kragt van voortbrenging, om dat de laatste deelen even schielyk te voorfchyn zyn gekomen, als de eerfte; ook is het zeer waarschynelyk, dat, als men de proef reeds begon te neemen in April, wanneer de dieren deeze kragt krygen, men, in fes maanden twaalf maal nieuwe deelen zoude doen te voorfchyn komen, en dus duifend, driehonderd, en vier en zeventig nieuwe beende

ren.

Wanneer men de pooten breekt, in plaatfe Pag. 94. van dezelven aftefnyden, dan ziet men op de plaatse van de breuk het weer komen, welk, zich verhardende, de beenderen wederom famen vereenigt. Veel voordeeliger voor het dier is het, de pooten geheel te verliefen, dan dezelven te breeken, want in het eerste geval brengt het nieuwe voort, die hetzelfde nut hebben, als de eerfte, doch in het laatste kan het dikwils dezelven niet behoorlyk gebruiken. Ook hier omtrent heeft de Hr. SPALLANZANI Veele proeven genomen, welke in fyn werk zullen beschreeven worden.

De falamander brengt niet alleen den ftaart Pag. 95. en de pooten voort, wanneer dezelven zyn afgefneeden, maar ook de kaaken. Deeze, afgefneeden zynde, komen met alle de tanden, beenderen, spieren, en overige deelen wederom te voorfchyn.

L14

An

Andere dieren, van een byna eender maakfel, door den Schryver onderzogt zynde, hebben hetzelfde vermogen getoont; voornamentlyk heeft hy de proef genomen op de Kikvorfchen, de gewoone padden gewoone padden, en eene groote

De

foort, door de Italiaanen Botta genoemt. pooten, van deeze dieren gefneeden zynde zyn weder aangegroeit. Het eerste beginfel van het deel heeft in dezelven, even als in de falamanders, ook de gedaante van een' kegel; deeze kegel breid zich uit in een' poot, welke hetzelfde getal teenen heeft, als de eerfte; en welke door de ontleeding ook ontdekt word in alle opzigten met de natuurlyke overeenteko. men. Doch de voortbrenging gefchied fchielyker in de falamanders, als in de kikvorschen en padden; en, daar men in alle foorten van falamanders altyd die nieuwe pooten krygt, wel, ke men verlangt, zoo ziet men by de andere dieren fyne hoop dikwils te leur gefteld. Uit al het voorgestelde volgen zeer veelen vraagen, welke alle door den Schryver worden opgegee, ven, en die hy belooft, in fyn groote werk te zullen verklaaren.

VI.

V I.

Pathological Inquiries and Obfervations in Surgery from the Diffections of mor bid bodies. With an Appendix containing twelve cafes on different subjects. By RICHARD BROWNE CHESTON. Glocefter: printed by R. Raikers, and fold by T. Becket and P. A. de Hondt. London. 1766. 4°. plag. 19. tab. an. 15,

d. i.

Ziektekundige Onderzoekingen en Waarneemingen over Heelkundige gebreeben, opgehelderd door de ontleding der Lyken. Waar by gevoegt is een Aanhangfel, bevattende twaalf Waarneemingen over verfcheiden onderwerpen; door R. B. CHESTON.

Van het werk zelve hebben wy in het voor- Pag. 121. gaande ftuk gefprooken; de Waarneemingen in het Aanhangfel medegedeeld verdienen niet minder eene plaats in deeze Bibliotheek, en tot dezelven gaan wy nu over.

De eerste Waarneeming betreft de waterzugt van het oog (Hydrophthalınia). J. A. omtrent dertig jaaren oud had een groot gezwel, welk de holligheid, waar in het oog legd, vulde, uitwendig ter grootte van een ganzen-ey uitpuil de, en door de oogleden bedekt was. Hy schreef L1 5

de

« VorigeDoorgaan »