Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

zonder eenig ongemak aan de ademhaaling te weeg te brengen, welk grooter is, indien de vereeniging aanmerkelyk is tuffchen de long, het hartezakje, en middenrif. In den eenen word de beweeging van het hart bepaalt, in den anderen de uitzetting van de long en werking van het middenrif belet. De toevallen in het befchreeve geval toonen zoo eene ontaarting der deelen in de borst duidelyk aan. Soortgelyke vereeniging ontmoet men ook dikwils by de darmen, wanneer de vrye omloop van het bloed door de flagaderen van den buik belet word, en in beide gevallen word dezelve, ongetwyfeld, veroorzaakt door een gebrek van dat vogt, welk vereischt word om de deelen daar voor te bewaaren.

[ocr errors]

Het vierde geval heeft tot onderwerp ver- Pag. 128. zweeringen in de Lenden. J. E. kreeg in het jaar 1755, agt jaaren oud zynde, een geweldi gen flag op den rugge, ter plaatse van het eerfte wervelbeen der lendenen, alwaar hy naderhand altyd meêr of min pyn had, en met een foort van colyk geplaagd was. In 1761. bemerkte hy voor 't eerft, dat de ruggegraat op die plaats dikker was, dan natuurlyk is, doch dit belette hem niet, als fluiter te dienen by een Regi ment tot in Maart 1764, wanneer hy in een'. flegten staat tot het Hospitaal kwam, en klaagde over eene zwelling, welke hy kortlings be merkt had, aan het bovenste gedeelte van der regter dey, en waar uit, geopend zynde, omtrent twee ponden van een dun vogt kwamen. Zoo dra hy in het bed gelegd was, kreeg hy pyn in de ingewanden, en loosde des nagts zeer veele winden. Geduurende drie of vier maan

[ocr errors]

den

den was de ontlafting uit de wonde zeer fterk, de trek tot eeten verminderde, en hy was be geerig het hospitaal te verlaaten, om de lugt te konnen genieten. Hy vermagerde zeer fterk en stierf omtrent de twintigste maand, na dat de verzweering geopend was. Den buik openende, vondt men alle de ingewanden gezond. Deeze wechgenomen zynde, en de groote Pfoas doorgefneeden hebbende, ontdekte men een' boefem, welke eindigde in de wonde van de dey, en begon tuffchen de eerfte en tweede der lenden-wervelen, van waar zonder twyfel' de ftoffe, in de verzweering vergaderd, gekomen was. De wervelen waren door bederving aangedaan, en deeze zoo wel, als derzelver uitsteeksels, zeer zagt.

Soortgelyke gevallen, als dit is, ontdekt men veeltyds in menfchen, die zwaar werk doen of eenig geweld op dat gedeelte van den ruggegraat geleden hebben. Wanneer iemand een al te zwaar gewigt wil opligten, dan klaagd hy dikwils over eene zeer pynelyke kramp, of gekraak in den rugge. Dit word veroorzaakt door eene al te groote werking der fpieren, waar door deeze haare veerkragt voor eenigen tyd verliefen, of op eenige andere wyze beleedigd worden. Dewyl de groote Pfoas met zoo veele wervelen vereenigt is, vindt men het kwaad gemeenlyk onder deeze fpier, en de lyder klaagt, dat de zitplaats van de pyn is aan den binnenkant van den ruggegraat. Eene onbekwaamheid tot beweeging volgt aanftonds op het toeval, en in het algemeen krygt de lyder zeer zwaare pyn, zoo dra hy het been van de aangedaane zyde wil beweegen. Hy kan niet regt opftaan,' en heeft fomtyds groot ongemak in den buik.

[ocr errors]

Indien de pooging, om het gewigt op te ligten, zeer groot is geweeft, en het lighaam op denzelfden tyd gedraait is, dan word de ruggegraat verdraait, gelyk in het volgende geval gebeurde.

>

A. S. een Landman, ömtrent 23. jaaren oud, Pag. 130. van eene tedere lighaamsgefteldheid, een' ploeg op fyne fchouder willende leggen, verdraaide een van de lenden-wervelen, 't geen aanstonds gevolgd wierd door pyn, in het aangedaane deel, eene onmogelykheid om regt op te staan, en eene doofheid in de deijen, en beenen, welke hem verlamd deed gaan. Deeze toevallen egter verminderden by trappen, zoo dat hy, in weinig dagen, kon uitgaan, zonder krukken, waar van hy zich te vooren moeft bedienen. Hy klaagde nu over pyn in den rugge, welke zich uitbreidde tot in den buik. Dagelyks vermeerderde deeze pyn tot op het einde van de derde maand, wanneer hy een gezwel in de linker liefch ontdekte. Een voornaam Heelmeester, die geraadpleegd wierd, het gevaar voorziende, raadde niets te doen. In nog drie maanden vermeerderde de zwelling merkelyk, zonder dat de huid egter van kleur veranderde. Dezelve was vol etter, en eindelyk openberftende, kwam eene groote quantiteit daar uit. Men verwyderde de opening. Geduurende twee maanden kwam uit dezelve dikke, ftinkende, etter, en de trek tot eeten vermeerderde zoodanig, dat hy alle fpyfen kon vertee

ren.

Omtrent deezen tyd openbaarde zich een ander gezwel aan de andere dey, by of liever op den grooten trochanter, welke dagelyks merkelyk vermeerderde, en hem dag en nagt zoo V. Deel. 3. Stuk. Mm

Py

Pag. 132.

pynelyk was, dat hy buitengemeen mager wierd. Deeze laatste verzweering geopend zynde, kwam uit dezelve een bekken vol dik, ftinkend, vogt. Van deezen tyd verminderden fyne nog overige kragten, en, fchoon fyn trek tot eeten goed bleef, ftierf hy egter in korten tyd door de groote quantiteit, welke hy door beide de openingen ontlafte. Het lyk openende vondt men de ingewanden in het algemeen gezond; men ontdekte geen de minfte etter in den buik, fchoon de voornaamfte pyn, volgens fyne bepaaling, binnen in de darmen was geweeft, die egter hunne werking altyd geregeld verrigtten. De darmen aan eene zyde gefchooven hebbende, om de wervelen te onderzoeken, zag men, dat het gedeelte van den penszak, welk den grooten Pfoas bedekte, van kleur verandert was. Dezelve geopend zynde, kwam daar uit veel ftoffe; de genoemde fpier was geheel verteert, en de etter, aldaar gevormeerd, had den weg naar beneden genomen, aan elke zyde, langs den loop van deeze fpier. De lighamen van twee wervelen, de laatfte van den rug en de eerfte van de lendenen, waren door bederving aangedaan, zoo dat men dezelven kon aan ftukken wryven.

In de fesde Waarneeming worden beschreeven steenen in de blaas en nieren. In January 1761. wierd de Schryver geroepen by een' jongeling, omtrent veertien jaaren oud, die een grooten fteen in de pis-buis had, welke niet konnende ontlaft worden, omtrent een' duim beneden het hoofd der roede was blyven zitten. Scherp, en hoekig zynde, had de fteen met fyne uiteindens de pis-buis doorboord, zoo

[ocr errors][merged small]

dat, wanneer hy het water wilde ontlaften hetzelve met veel geweld aan beide zyden uit de openingen kwam. Hy fneedt den fteen op de gewoone wyze uit de pis-buis, 'er kwam eenig water door de infnyding geduurende twee dagen, doch in veertien dagen was de wonde volkomen geflooten, en hy waterde zoo vry, als voorheen. Na verloop van zeven maanden kreeg hy zwaare pyn in het hoofd, die, binnen weinige dagen, fyn leeven eindigde. Dewyl hy voorheen veele kleine fteentjes geloosd had, was de Schryver begeerig het lighaam te onderzoeken. De ingewanden fcheenen in het algemeen zeer gezond te zyn. In de blaas waren twee steenen van eene zonderlinge gedaante, en wit: de eene was meêr, dan een' duim lang, en driehoekig, de andere langwerpig, en van zoo eene lengtte, dat dezelve, in de midden doorgefneeden wordende, de gedaante van twee dobbelfteenen had. De darmen wechgeschooven zynde, fcheenen de nieren uitwendig in eenen natuurlyken staat te zyn, doch in het bekken was veel dik, melkagtig, vogt, welk, tuffchen de vingers gewreeven zynde, vol fyn zand fcheen te zyn. De nieren midden door gefneeden zynde, waren vol kalkagtige deelen. In de pis buis vondt men geen het minste overblyffel van de gemaakte infnyding.

Onderzoekende de nieren van lyders, welke den fteen in de blaas hebben, heeft de Schry ver dikwils rood zand in het bekken gevonden, doch het is zeldzaam, dat men eene kalkagtige ftoffe door de fubftantie der nieren verfpreid vindt. In kinderen, die met den fteen aangedaan zyn, word zelden overwonnen de natuurlyke geneigtheid, om denzelven voort te bren Mm 2

gen,

« VorigeDoorgaan »