Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Pag. 51.

Pag. 53.

het lighaam zyn bekend, en uit dezelven verklaart hy ook de toevallen, welke by deeze ziekte worden waargenomen; doch hier omtrent pag. 41. wyzen wy den Leezer tot dit wel gefchreeven werkje, om nog iets van de gebruikte geneesmiddelen te zeggen. Tot de geneezing word vereischt, de ontsteeking te verdeelen, de scherpte en verrotting der vogten tegen te gaan, en de schadelyke ftoffe uit het lighaam te brengen. Buizuiverende middelen doen doorgaans veel meer na- dan voordeel, en gemeenlyk is het eenige, waar van men iets hoopen kan, dat men de verrotting tegengaa. Men kan hier uit de waarde der middelen, welke door den landman in dit geval gebruikt worden beoordeelen; de Schryver noemt veele zoodanige op, en voegt by elk derzelven fyne bedenkingen. Door Setons, welke hy in zeven beesten beproeft heeft, heeft hy geen een van den dood kon- Pag. 60. nen bevryden. Zoo dra het mogelyk is, moet men fynen toevlugt neemen tot eene fterke aderlating, en by eene fterke zwelling van de Pag. 67. keel behooren de aderen onder de tong geopend te worden; vervolgens komen lauwe dranken te pas, als gerften-water, zuure wey, azyn, en foortgelyke; in eene verstopping kan by de wey een weinig wynfteen gevoegd worden, hoewel het beter is, clyfteeren uit een afkookfel van zemelen en foortgelyke zaaken te zetten. Om de kwaade stoffen uit het lighaam te brengen, en de verrotting tegen te ftaan, moeten zulke middelen gebruikt worden, welke de uitwaaffeming bevorderen, zynde deeze de weg, welke de ondervinding geleerd heeft, zeer goed te zyn: hier toe is de kampher zeer Rr 5

ན་

ge

[ocr errors]

Pag. 71.

geschikt. Een afkookfel van den Virginiaanfchen flangen-wortel met den koorts-baft zoude veel dienst doen; alleenlyk is het te beklaagen, dat de koorts-baft zoo duur is. Ziek vee moet vooral voor koude en regen bewaard worden, en door dezelve heeft men dieren, die aan de beeterhand waren, zien sterven. Het lighaam met lauw water, waar onder een weinig azyn is, te waffchen, zoude ook zeer goed zyn, om de uitwaasseming te bevorderen, als hetzelve daarna met warme doeken gewreeven, afgedroogd, en wel bedekt wierd. Vloeybaare middelen moeten voor drooge verkooren worden. Het befte middel om de ziekte voor te komen is, by tyds alle gemeenschap met besmette plaatsen te vermyden; zoo eenig vee befmet was, zoude het gezonde uit den ftal moeten gebragt, en het zieke daar in gelaaten worden; veele op eene plaats te laaten, is zeer schadelyk; de lugt word eenigzins verbeterd, als men zakjes met kampher, duivels-drek, en andere dienstige zaaken, aan de hoornen bindt, of de fnuit, hoornen, en rugge met zwavel-balfem, oly van hartshoorn &c. beftrykt. De uitwaaffeming Pag. 75. en de drek van ziek vee befmet gezonde beesten, welker bloed gefchikt is, om dezelve te ontvangen. Het gaat niet door, dat iemand uit eene befmette plaats de ziekte naar eene andere plaats zoude brengen, zelfs hebben veele voorbeelden geleerd, dat zulke, die met zieke beesten dikwils omgegaan hadden, andere niet befmet hebben. Van het eeten van het vleefch van besmette beeften, heeft de Schryver geene nadeelen gezien, doch hetzelve is dan doorgaans gerookt gegeeten.

Pag. 73.

Pag. 78.

De

De Verhandeling van den Hr. BOERNER, welke by dit werkje gevoegd is, is reeds in 1761. te Leipzig gedrukt, en dus voor lang bekend.

XVIII

CAROLI C. A LINNÉ, M. D. Medic. & Botan. Profefforis Upfalienfis Defcriptio plantarum rariorum borti Upfalienfis. Fasciculus primus, fiftens defcriptiones & figuras plantarum minus cogni tarum. Lipfia impenfis Siegfried Lebrecht Crufii. 1767. Folio plag. 5. Tab. æn, 10.

d. i.

Befchryving der zeldzaame planten uit den Kruidtuin te Upfal. Eerste Stuk, bevattende befchryvingen en afbeeldingen van min bekende planten; door C. C. VAN Linné.

en kan dit ftuk aanmerken als een ver

Men

volg van de twee tientallen van zeldzaame planten, door den jongen Hr. LINNAUS voor eenige jaaren in het licht gegeeven (*). In dit, zoo wel als in de laatftgenoemde, zyn niet meêr dan tien planten beschreeven en afgebeeld, en men kan van hetzelve ook hetzelfde

(*) Zie deeze Bibliotheek I. D. 2. St pag. 317.

zelfde zeggen, 't geen van de twee voorgaande gezegd is. De tytel fchynt alleenlyk verandert te zyn, om dat het werk by eenen anderen word gedrukt.

*

De planten, in dit deeltje beschreeven en afgebeeld, zyn de volgende. I. Forskaoblea tenaciffima, waar van wy reeds by eene andere gelegenheid hebben gefprooken (*); 2. Antichorus depreffus; 3. Silphium Laciniatum; 4. Rheum palmatum, zeer aanmerkelyk, dewyl dezelve de waare Rhabarber geeft (†), welke geenzins komt van de Rheum undulatum, nog kortlings door den Ridder LINNEUS (Syft. nat. Edit. 12. p. 281.) Rheum Rhabarbarum genoemt, noch van de Rheum Compactum, gelyk MILLER geloofde; de Hr. DAVID DE GORTER heeft aan LINNEUS den verfchen wortel in 1762. gezonden. 5. Paonia tenuifolia; 6. Sorbus hybrida, welke baftaart-plant voorkomt uit de Cratagus Aria, als vader, en Sorbus aucuparia als moeder; 7. Ixia crocata; 8. Cleome Arabica; 9. Dactylis cynofuroides, welke tot hiertoe alleen van LOEFLING beschreeven was; 10. Raphanus caudatus ; die van Java komt, en aldaar voortgeteelt word om de vrugten, welke men ingemaakt eet.

(*) Ibid. III. D. 3. St. pag. 603.

(†) De beschryving van deeze plant, door den Hr. J. HOPE aan de Koninglyke Societeit van Londen medegedeeld, vindt men ook in deeze Biblio. theek III. D. 2. St. pag. 298.

X I.X.

Differtatio Academica, mundum invifibilem breviter delineatura, præfide CAROLO VON LINNÉ S. R. M. S. Arcbiatro. &c. &c. &c. defenfa a JOHANNE CAROLO ROOS Holmienfi. Upfalia 1767. 4. plag. 3.

d. i.

Verhandeling over de onzigbaare waereld, onder voorzittinge van C. VAN LINNÉ verdeedigd door J. C. Roos.

De

[ocr errors]

e Schryver toont in deeze verhandeling voornamentlyk de voordeelen der vergrootglafen, en fpreekt van eenige ontdekkingen, met dezelven gemaakt. Het voornaam- Pag. 12.

fte daar van is een uittrekfel uit een' brief van den Hr. OTTO VAN MUNCHHAUSEN, die meent ontdekt te hebben, dat de brand in het koorn alleenlyk bestaan zoude uit eijeren van dieren, welke ook in de bovift, kampernoeljes en fchimmel, waargenomen worden. Deeze eijeren eenige dagen in lauw water gelegen hebbende veranderen in wormtjes, die door een vergrootglas duidelyk konnen onderfcheiden worden, maaken vervolgens een fyn weeffel, en gaan eindelyk wederom over in kampernoeljes. Op deeze wyze zouden de grenzen van beide Ryken der natuur vernietigt zyn, en hetzelfde lighaam dan een dier, dan wederom eene plant, zyn.

De

« VorigeDoorgaan »