Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Pag. 167.

Pag. 169.

jongen komt met het varkens vet, en het vleefch met het kalfsvleefch overeen.

Behalven deeze dieren heeft de Hr. STELLER op de kusten van America een nieuw en zeldzaam dier gevonden, welk vyf voeten lang was, een' kop als een hond had, met puntige en ftyle ooren, groote oogen; en op de lip. pen met hair voorzien was. Het lighaam was dikker naar den kop, en dunner naar den ftaart. Het hair over het geheele lighaam was dik, op den rugge grauw, en aan den buik roodagtig. De ftaart- vin was verdeelt in twee deelen, welkers bovenfte de langfte was. Het dier had geene pooten, en kwam over een met dat, welk door GESNER onder den naam ván zeeaap afgebeeld is.

[ocr errors]

Zoo wel in de Ooftelyke zee, als in den Penfchinfchen zee-boefem zyn veele walviffchen; fy komen dikwils zeer digt aan den oever. Omtrent Kamfchatka worden weinige derzelven gevangen. De manieren, op welke fy gevangen worden, zyn zeer verfcheiden, en fy gebruiken daar toe vergiftigde werpfpiefen, netten, die gemaakt zyn uit riemen van paerdenvellen, elk eene hand breed, en welke in de monden der rievieren geplaatft worden; als ook harpoenen. Uit de huid der walviffchen maaPag. 172. ken de inwooners fchoe-zoolen, en riemen,

het vleefch en vet word tot fpys gebruikt, en het laatste ook om te branden. Met het hair, welk aan de baarden zit, naayen fy hunne dekken voor de booten te famen, en maaken daar uit ook netten; uit de onderfte kaaken maaken fy eene foort van fleeden, greepen voor meffen, en andere kleinigheden. De darmen verftrekken hun in plaatfe van vaatwerk,

uit de zenuwen en bloed-vaten maaken fy touwen, en uit de wervelen stoelen. De tong en de vinnen zyn hunne aangenaamste spyfen. Het vet van den zee-wolf word door de in- Pag. 173. wooners gebruikt tegen de hardlyvigheid, doch het vleefch en de tong verftrekken tot gewoone spyfen.

Het vlees van die foort van haay, welke Pag. 174. Canis carcharias genoemt word, schoon taay en hard zynde, word egter voor smakelyk gehouden. De darmen en vooral de blaas worden zeer hoog geagt.

Verfcheide viffchen, welke in andere zeën Pag. 175. gevonden worden, ontdekt men ook alhier als fnoeken, aalen, lampreyen, fchollen, tongen, doch de inwooners agten dezelven niets, en bedienen zich van dezelven niet, dan in den grootste nood, en om de honden daar mede te voeden. De Onos of Afellus, welke rond, en dik is, en drie vinnen op den rugge heeft, is voorzien van wit vleefch, welk zeer onfmaakelyk is, en egter van de inwooners in groote quantiteit gegeeten word.

Onder die viffchen, welke tot fpyfen ge- Pag. 176. bruikt worden, zyn de falmen de voornaamfte. Deeze komen in groote menigte des zomers uit de zee in de rievieren, uit dezelven maaken fy eene foort van spys, welke fy Enkoł noemen, en in plaatse van brood gebruiken. Het uitgekookte vet verstrekt hun voor boo

Daar dit land gebrek aan koorn, en huisfelyke dieren heeft, komen in tegendeel de viffchen naar hetzelve in eene zoo groote menigte, dat fy den loop der rievieren tegenhouden, en maaken, dat het water eene overftrooming moet verwekken, zoo dat, het wa

ter

ter weder vallende, zeer veele doode viffchen op het drooge blyven liggen, welke een' ondragelyken ftank verwekken, en ook van de beeren en honden gegeeten worden. Alle de viffchen, welke de rievieren opzwemmen, zyn foorten van falmen, en worden gemeenlyk roode viffchen genoemd. Geene viffchen, dan alleen de grondels, blyven in Kamschatka over de fes maanden, en alle, die voor het einde van December niet gevangen zyn, fterven. Men telt verfcheide foorten van falmen. I. Pag. 178. Tfchawitfcha, deeze is de grootte en beste, komt veel overeen met den gemeenen, doch is breeder. Deszelfs lengtte is omtrent drie voeten en een' halven, en het gewigt anderhalf pond. De fnuit is puntig, de bovenfte kaak langer als de onderfte; de ftaart gelyk, de rug blauwagtig met eenige kleine zwarte vlakken; de zyden zyn zilverkleurig, en de buik is geheel wit. De ooren zyn lang en fmal, en het vleefch is, zoo wel rauw als gekookt, rood. Deeze zwemmen zoo fnel door de ftroomen, dat het water zich voor dezelven even als een muur fchynt te verheffen. Men vangt egter van deeze foort niet zoo veel. De vangft, welke met netten gefchied, begind in de maand Mey, en duurt fes weeken. Pag. 180. 2. Narka, deeze is omtrent een- en twintig

duimen lang, heeft een' korten fnuit, een' gevorkten ftaart, en groote ronde fchobben. 3. Keta, dezelve is ecnigzins grooter, als de voorgaande. Het vleefch is wit, de kop plat en langwerpig, de fnuit opgeboogen, de ftaart zeer weinig gevorkt. 4. Gorbufche is 18. duimen lang, heeft wit vleefch, een' kleinen kop, een puntigen en bulterigen bek. De laatfte word

de

de witte vifch genoemd. Deeze heeft lange zwarte ftreepen op den rugge. Dezelve overtreft alle andere viffchen, die wit vleefch hebben, in smaak. Alle deeze foorten veranderen van kleur. Behalven deeze zyn nog andere Pag. 183. foorten van roode viffchen bekend, welke Golt fa, Muikifi, Kunfcha, Harius genoemd worden. Onder de kleine viffchen, die de Kam- Pag. 186. schatdalen eeten, zyn drie foorten van fpieringen, en de haring, overeenkomende met die, welke in Europa gevangen word. In den herfft vindt men dezelven in groote meiren, alwaar fy hunne kuit fchieten, en overwinteren, gaande in de lente naar de zee.

Kamfchatka heeft overvloed van vogelen, Pag. 188. doch de inwooneren maaken weinig gebruik daar van, om dat fy dezelven niet wel weeten te vangen. Onder de zee-vogelen komen zeer dikwils voor de Anas arctica, Anas arctica cirrhata, Lomia Hoijeri, twee foorten van zee-raaven, de onweers-vogel (Procellaria), Mergus marinus, Myrtillus grandis, Columba Groenlandica, Corvus aquaticus maximus. Van de vogelen, wel- Pag. 195. ke zich altyd by zoet water ophouden, neemt men waar de zwaanen, zeven foorten van ganfen, veertien foorten van eend - vogelen, welke, even als de ganfen, in de lente aankoomen, en met den winter vertrekken, vier foorten van duiven en veele water - hoeneren. Onder de vogelen, welke zich op het veld, en in de boffchen ophouden, zyn de voornaamfte vier foorten van Arenden, een zwarte met een' witten kop, ftaart en pooten, een witte, een wit en zwart gevlakte, een bruine. Daarenboven zyner gieren, valken, havikken, uilen, raaven, kraaijen, aaksters, koekoeken, V. Deel. 4. Stuk. Zz

[ocr errors]

pa

[ocr errors]

patryfen, korhoeneren, leuwerkeń, zwaluwen, en eene menigte van ander klein gevogelte. Pag. 201. Dewyl Kamfchatka vol meiren en moeraffen is, zoo zoude al het ongedierte het leven in den zomer ondragelyk maaken, indien de fterke regen vlaagen en winden dezelven niet vernietigden. De maden rigten egter eene zeer fterke verwoefting onder de levens-middelen aan, vooral omtrent den tyd, op welken men de viffchen voor den winter bereid, die fomtyds daar door geheel verteert worden. In Juny July en Auguftus zyn de kleine muggen zeer laftig. De weegluifen heeft men voor korten tyd op fommige plaatfen ontdekt. De luifen en vloojen zyn de grootste plaag der inwooneren; zeldzaam zyn de spinnen, nauwelyks vindt men kikvorschen, padden en flangen, doch veele hagediffen.

Pag. 261.

De levenswyze der inwooneren, en het overige, in dit werk vervat, als niet zoo zeer tot ons oogmerk behoorende, konnen wy voorby gaan, te meêr daar de zaakelyke inhoud van dit, als ook van het eerfte gedeelte van deeze beschryving, reeds in een ander werk den Leezer is medegedeeld (*). Alleenlyk tekenen wy nog aan, 't geen derzelver ziekten en geboorte betreft.

De vrouwen brengen de kinderen meeftendeels zeer gelukkig ter waereld. De Hr. STELLER heeft waargenomen, dat eene vrouw haare gewoone bezigheid voor korten tyd verliet, en, na verloop van een quartier, met haar kind op den arm terug kwam; hoewel hy ook eene

an

(*) Namentlyk in de Vaderlandsche Letter-oefeningen, VI. D. 2. St. pag. 124. 170.

« VorigeDoorgaan »