Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

van ook door de drukking verminderde, en in tegendeel door den hoeft grooter wierd. Als de lyder op den rugge lag, was de zwelling ook minder, en, wanneer hy eenigen tyd wegens ziekte het bed had moeten houden, was dezelve byna geheel verdweenen. Deeze breuk, heeft dit byzondere. 1. Dat de blaas, welke dezelve voor een gedeelte maakt, niet vooraf gegaan word door een' breukzak, of verlenging van het buikvlies, en dat dezelve noch door de bekleetfelen, noch door de fpieren bedekt word. 2. Dat het gedeelte van de blaas, welk zich in dit geval vertoont, met het buikvlies, tegen derzelver agterkant gelegen, ten opzigte van de darmen, de plaats van eenen zak bekleed. By het onderzoeken van andere breu ken, heeft de Schryver ook zakken gevonden, verschillende van die, welke door het buikvlies gemaakt waren, wanneer namentlyk het net, of de breede banden van de baarmoeder eenen tweeden zak maakten, die voor de darmen gong. In het volwaffen menfch heeft de Schryver daarenboven nog waargenomen, dat, wanneer hy, zederd tien of twaalf uuren, niets ge. geeten of gedronken, en zich te ruften gelegd had, omtrent zeven droppelen pis, binnen den tyd van twee minuuten uit den linker pisleider kwamen, en in denzelfden tyd fes droppelen uit den regter. Als hy, zonder gegeeten, of gedronken te hebben, zich bewoog met te gaan of op eenige andere wyze, kwamen in plaatfe van fes of zeven droppelen, in twee minuuten, uit den eenen en anderen pisleider van vyf tot twaalf droppelen in eene minuut. Dertig minuuten, na dat hy eene halve vles vol witten wyn had uitgedronken, vermeerderden de Aaa 4

drop

droppelen in grootte, en 'er kwamen fomtyds zeven of agt agter elkander uit elken pisleider, maar altyd meêr uit den linker, dan uit den regter. By andere gelegenheden, wanneer de ontlafting rykelyk was, en vooral als de man hoefte, fprong de pis eenen halven duim ver, en dit gebeurde wel vyf maalen in eene minuut, en in anderhalf uur was hy door de pisleiders kwyt geraakt deels witte, flymerige pis, die weinig reuk had, deels pis, die hooger van kleur was, terwyl de quantiteit van beide overeenkwam met drie vierde deelen van het geen by had gedronken. Als hy water gedronken had, wierd de pis niet zoo schielyk ontlaft, en was ook niet zoo veel in quantiteit; fomtyds verliep 'er anderhalf uur, als hy water gedronken had, eer dat men kon merken, dat de ontlafting van de pis vermeerderd wierd. Het blykt daar uit, dat 'er geene we. gen uit de maag naar de blaas zyn, gelyk WILLIS en MORINUS beweert hebben.

Zeldzaam is het, dat men foortgelyke Waarneemingen kan doen, en dus ontdekken, hoe de pis zich door de pisleiders in de blaas ontlaft, wat deszelfs loop door deeze buisen kan vertraagen of verhaasten, hoe veel tyd 'er verloopt, na het gebruik van deezen of geenen drank, eer de ontlasting van de pis vermeerderd word, als ook welke evenredigheid 'er is tuffchen de quantiteit van de pis, welke in eenen bepaalden tyd ontlaft word, en van het vogt, in den zelfden tyd gebruikt. Het geval heeft eens aan F. COLOT (Traité de l'Operation de la Taille pag. 200.) gelegenheid verschaft, om foortgelyke ontdekkingen te doen, wanneer hy door de pisbuis van eene vrouw eenen zeer grooten

fteen

steen gehaald had, en dezelve, als ook de hals van de blaas, omtrent een half uur, zoo verwy dert bleef, dat hy met eene kaars het inwendige van de blaas kon verligten: toen ontdekte hy, dat dezelve eene olyfkleur had, vogtig, vetagtig was, en dat op den grond fcheen te zyn eenig vogt, welk vermeerderde, naar maaten, dat 'er eenige vogtigheid kwam uit de twee pisleiders.

De man, waar van de Hr. TENON gefprooken heeft, zag 'er geenzins verwyft uit, hy had fterke spieren, eenen zwaaren baard, at en dronk weinig, fliep niet veel, had een sterk geheugen, en doordringend oordeel. Syn gezicht, gehoor, en reuk zyn volmaakt, maar de fmaak is minder. Nooit heeft hy eenigen trek tot den byflaap bemerkt, en fyne roede word nergens door veranderd.

[ocr errors]

Proeven over den droes der paerden, in het werk Pag. 173. gefteld door den Hr. MALOUIN. De Schryver heeft door het ontleden van veele paerden, aan deeze ziekte geftorven, geleerd, dat wel in die geene, waar in de ziekte nog in haar begin was, alleenlyk het fnot-vlies aangedaan was, doch dat in andere, welke de ziekte langer gehad hadden, of min of meêr borst- en buik-ingewanden aangedaan waren, met knobbeltjes, en witte vlakken, die vooral op de long en lever zichtbaar waren, en waar onder ontdekt wierden, kleine verzweeringen vol van foortgelyke fnot, als door den neus ontlaft was. Daar door in twyfel geraakt zynde, of de ziekte plaatselyk was, dan of de vogten zelve aangedaan waren, heeft hy drie paerden, welke Aaa 5

dee

deeze ziekte in eenen hoogen graad hadden, op verfcheide wyzen laaten behandelen. In twee heeft hy de finus frontales laaten doorbooren, en op het fnot- vlies een wond- middel laaten fpuiten de verharde en gezwolle klieren onder de tong heeft hy laaten openen, en ook inwendige middelen, fomtyds buikzuiverende, gebruikt. Aan het derde paerd heeft hy alleenlyk inwendige middelen laaten geeven, en den buik zuiveren, doch geene uitwendige laaten gebruiken. Dit paerd fcheen volmaakt herfteld te zyn, doch de ontleding van de andere, welke gedood wierden, heeft geleerd, dat derzelver geneezing onvolmaakt geweeft was. Het fcheen dus hier uit te blyken, dat deeze ziekte, onder die der vogten moeft geplaatst worden. Doch dewyl de Hr. LA FOSSE de jonge, wiens vader, in de ziekten der beesten zeer beroemd, een ander gevoelen had gehad, het gevoelen van den Hr. MALOUIN bleef tegenfpreeken, heeft de Academie (gelyk uit het Historische gedeelte pag. 51. blykt) geoordeelt, dat deeze zaak nog nauwkeuriger verdiende onderzogt te worden, en bevoolen, nog vier paerden, door de genoemde ziekte aangedaan, te dooden en te ontleeden. Doch ook daar door is alle twyfeling niet wech genomen; want in alle deeze paerden zyn de ingewanden gezond, en nergens anders, dan in de finus frontales en maxillares, en in de klieren onder de tong zyn eenige blyken van de ziekte gevonden. Intuffchen fchynt men te konnen ftellen. 1. Dat 'er twee oorzaaken van deeze ziekte zyn, eene uitwendige welke alleen het fnot. vlies aandoed, en eene inwendige, namentlyk eene voorafgaande ziekte, waar door een fcherp flymerig vogt ver

wekt

[ocr errors]

wekt word, welk uit den neus loopt, en het fnot- vlies ook kan ontsteeken. 2. Dat de ziekte, welke aan de eerfte oorzaak haaren oorfprong verfchuldigt is, meêr waargenomen word, dan de andere, waar in fy door den tyd zou konnen overgaan, ten zy dezelve by tyds door plaatselyke middelen middelen overwonnen worde. Doch men heeft meer proeven noodig, om deeze zaak in klaarder daglicht te konnen ftellen (*).

Ver

(*) De Hr. LA FOSSE beweert zeer fterk in fyn fraay werk, te Parys in den jaare 1766. uitgegeeven onder den volgenden tytel: Guide du Maréfchal; ouvrage contenant une connoiffance exacte du Cheval, & la maniere de diftinguer & de guerir ses Maladies; dat de waare zitplaats van den droes altyd is in het fnotvlies, en noemt denzelven eene ontlasting van flym of fnot door den neus met eene ontfteeking of verzweering van het fnotvlies, waar by de klieren onder de kaak gezwollen zyn, aan die zyde, alwaar het fnotvlies aangedaan is, of ook aan beide zyden, zoo hetzelve geheel en al is aangedaan. Somtyds komt de ftoffe egter ook uit de Jugt-pyp en long, doch aan deeze ziekte word volgens fyne meening den naam van droes ten onregte gegeeven. Hy geeft het onderfcheid, de oorzaaken, toevallen, kentekenen, en geneezing deezer ziekte nauwkeurig op. Door de middelen tegen de öntfteeking, by tyds gebruikt, door infpuitingen in den neus van afkookfels van verzagtende planten, door de inademing van den waaffem daar van, en door verkoelende clyfteeren, geneeft men zeer dikwils deeze ziekte, wanneer dezelve eerst in haar begin is; als men te gelyk het paerd niets dan warme zemelen te eeten geeft, welke gedaan worden in eenen zak, die om het hoofd word gebonden, op dat de waaffem daar van te gelyk de

ont

« VorigeDoorgaan »