Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Pag. 197.

[ocr errors]

Verhandeling over het goud, welk in de Rievier Ariega gevonden word, door den Hr. GUETTARD. Het is voor lang bekend geweeft aan hen, die by de Rievieren Ariega, en Garumna, waar in de eerftgenoemde zich ontlaft, woonen, dat in dezelven goud gevonden word, welk fy daarom ook zorgvuldig vergaderen, doch onlangs heeft de Hr. PAILHES, te Pamiers woonende, ontdekt, dat de aarde zelve, waar door de Ariega loopt, als ook die, welke op eenige an. dere plaatsen van Languedoc gegraaven word,

goud

ontsteeking zoude verzagten en verminderen. Doch indien de droes verouderd is, moet men de verzweeringen zuiveren, de vereeltheden wechneemen, goede etter tragten te weeg te brengen, en de zweeren eindelyk geneezen. Tot het eerfte oogmerk is een afkookfel van de Oosterlucie, Gentiaan, en het duizend gulden kruid, dienstig om in den neus gefpooten te worden; zoo dra de ftoffe wit en van eene goede dikte word, gebruikt men daartoe gerftenwater met een weinig roozen-honig; en om te doen opdroogen, fchikt zich zeer goed het tweede kalkwater, doch, dewyl het moeyelyk is, met de infpuitingen te komen in alle holligheden, wanneer men dezelven in den neus brengt, word vereischt, dat men op verfcheide plaatfen een trepaan ftelle, waar toe men flegts een groote boor noodig heeft. Op deeze wyze kan door de openingen niet te veel lugt indringen, 't geen aan het fnotvlies nadeelig bevonden word. Om de vereeltheden wech te neemen, heeft de Hr. LA FOSSE niets beeter gevonden, dan de waaffem van fuiker of andere afgevende middelen, welke door middel van een tregter in den neus gebragt worden. Wanneer de ziekte reeds zoo lang heeft ge. duurd, dat de verzweeringen zeer diep, de beenderen met bederving aangedaan zyn, en het footvlies verdikt is, dan fchynt dezelve ongeneeslyk te

zyn.

goud bevat; en, dewyl het zand van die rievieren, waar in het goud ontdekt word, beftaat uit grana quarzofa, die deels bruin, deels wit zyn, en in de aarde, waar in men het goud vindt, lapides quarzofi worden waargenomen, welke, aan ftukken gewreeven wordende, foortgelyk zand geeven, gifte hy, of ook deeze steenen eenig goud in zich zouden bevatten. Hy zondt daarom een groot gedeelte derzelven aan de Academie, om die te laaten onderzoeken. De proeven, op order van dezelve daar mede in het werk gefteld, hebben egter beweefen, dat in deeze fteenen geen goud is; maar dat dezelven eenig yzer bevatten, welk met voordeel daar uit zou konnen gehaald worden.

Befchryving van een nieuw geflagt der boomen, Pag. 218. Baobab genoemt, waargenomen in Senegal door den Hr. ADANSON. By verfcheide Schryvers vindt men van deezen boom gewag gemaakt. PROSPER ALPINUS Hiftor. natur. Aegyp. plant. c. 17. noemt dezelve Baobab; SCALIGER de fubtilit. lib. 6. Guanabanus. De Franfche, welke op Senegal woonen, geeven aan denzelven den naam van Calebasfier, en aan deszelfs vrugt pain de finge. LINNÆUS, die de befchryving van denzelven ontvangen had van den Hr. ADANSON, heeft denzelven Adanfonia genaamt; en in het byvoegfel op de tiende uitgave van fyn fyftema natura, nauwkeurig befchreeven, zoo dat het onnoodig is, de befchryving van den Hr. ADANSON uit deeze verhandeling over te neemen. Het zy genoeg, gezegt te hebben, dat de Schryver tragt te bewyfen, dat deeze

boom

1

[ocr errors]

boom een nieuw geflagt uitmaakt, welk met de malvacea wel grooten overeenkomft heeft, doch egter van alle die tot hiertoe bekend zyn, onderfcheiden is. Om dit te toonen geeft hy op de tekenen van de familie der malvacea en merkt te gelyk aan, dat deeze boom van alle andere geflagten verfchilt, deels door den kelk, die in denzelven enkeld is, en afvalt, deels door het getal en de plaatfing van de ftamina, welke in een bondeltje by een vergaderd zyn, deels nog door den houtagtigen vrugt, welke in tien of veertien vakjes verdeeld is, die veele zaaden bevatten, door droog en fponsagtig vleefch omringt wordende. Verder fpreekt hy van de cultuur van deezen boom, deszelfs ziekten, ouderdom, geboorteplaats, gebruik, en weekmaakende kragten, en noemt op de Schryvers, die van denzelven gewag gemaakt hebben. Hy oordeelt, dat deeze boom de grootite van alle boomen genoemd moet. worden, om dat, fchoon de ftam niet gewoon is hooger, dan twaalf voeten, op te fchieten, de middenlyn van denzelven egter vyf- en twintig voeten bedraagt, en de takken omtrent tot feftig voeten uitgebreid worden. Hy hel derd fyne verhandeling op met verfcheide afbeeldingen van den geheelen boom, deszelfs bladeren, bloemen, vrugten, en zaaden.

Pag. 289. Verbandeling over het infect, welk het Koarn in Angoumois verteert; door de Heeren DU HAMEL en TILLET. De Hr. REAUMUR heeft reeds van dit Infect gefprooken in het tweede deel van fyne Memoires Jur les Infectes; deszelfs befchry ving is aan de Heeren DU HAMEL en TILLET zeer

[ocr errors]

nuttig geweeft, en van hen nog meer volkomen gemaakt. Twee middelen hebben fy uitgevonden ter verdelging van dit infect. Het eerfte beftaat hier in, dat het zaad van het koorn, door dezelven beschadigd, in ovens, daar toe geschikt, gedroogd worde door eene hitte, welke den thermometer van REAUMUR tot boven de vyf- en zeventig graden doed reifen; door welke hitte de rupfen, en poppetjes, die in het zaad verborgen zyn, fterven. De Boeren hadden voor den aankomst der Leden van de Academie reeds foortgelyk middel beproefd, en in hunne ovens, wanneer het brood daar uit genomen was, het zaad of bloot ter hoogte van vier of vyf duimen gelegd, of zakken, met hetzelve gevuld, daar in gezet. Doch dewyl op deeze wyzen de germina in het zaad bedorven worden; zoo raaden fy een ander middel, ten einde het koorn zoo tot voedfel, als om gezaaid te worden, goed blyve. Dit beftaat hier in, dat eerft levendige kalk gedaan worde in water, welk men door afch heeft laaten loopen, en deeze loog in kopere vaten gegooten worde, waar in dezelve zoo heet kan gemaakt worden, dat de thermometer van REAUMUR Vyftig graden wyze, en dat daarna het koorn, welk men in mandens gedaan heeft, met dezelven in de warme loog geftooken worde. De Schryvers meenen, dat door geen middel het kwaad zoude konnen overwonnen worde, ten zy alle inwooners door de Overheid genoodzaakt wierden op alle plaatsen, alwaar hetzelve wierd waargenomen, dezelfde middelen te gebruiken, alzoo het koorn van hen, die goed zaad gezaaid hebben, door dat van hunne buuren, in welker zaad de

[ocr errors]

fcha

Pag. 337.

schadelyke infecten zich ophielden, wederom bedorven word, terwyl de infecten, in het voorjaar uitgebroeid wordende, naar het land, alwaar goed zaad gezaaid is, overvliegen. In een werkje, afzonderlyk uitgegeeven, is dit infect door dezelfde Heeren zeer omftandig beschreeven (*).

Uittrekfel uit de reife, gedaan in Sibirien, om de paffagie van Venus voor by de zon te zien te Tobolsk den 6. Juny 1761. door den Hr. CHAPPE D'AUTEROCHE.. Eer de Schryver tot de Sterrekundige Waarneemingen overgaat, deelt hy eenige andere omftandigheden mede, welke hy op fyne reis gezien heeft. Te Solikamska eene kleine stad, gelegen aan de Kama, zag hy, dat veele zich zelven op het bloote lighaam met roeden geeffelden, en, weinige oogenblikken daarna, zeer sterk zweetende, zich in de sneeuw wentelden, het geen in dat land gewoon is. De kinderen der Inwooners van Sibirien, die geene andere kleederen aan hebben, dan een hemd, welk hun dikwils nauwelyks tot aan de kniën komt, en reeds aan zich zelven overgelaaten worden, wanneer fy nog nauwelyks konnen ftaan, speelen in de fneeuw, onder de ftrengfte vorft, zonder eenig ongemak. Sy zyn alle wel gemaakt, worden vry groot, en het is iet zeldzaams, een mismaakt menfch te zien. Zeer veele kinderen fterven; de kinderpokjes fleepen de

(*) De tytel daar van is Hiftoire d'un Infecte, qui devore les grains de l'Angoumois, avec les moyens, que l'on peut employer pour le detruire; par M. M. DU HAMEL DU MONCEAU & TILLET à Paris. 1762. 8.

« VorigeDoorgaan »