Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

eenen man, die met het regter oog alle digte voorwerpen verscheide reifen verdubbeld zag, doch de afgelegene enkeld befchouwde, en door den zeilfteen genas, is door ons by eenen andere gelegenheid medegedeeld (*). Met hetzelfde goede gevolg, heeft de Schryver zich bediend van dit middel in eene oogontsteeking by een jong menfch; als men hem den zeilfteen in het oor ftak, bemerkte hy een geruis welk de Schryver aanziet voor een teken van eene ophooping van het fmeer der ooren: by eenen anderen heeft uit dezelfde oorzaak het gedruis zelfs van de omftanders konnen gehoord worden. Deeze jongeling kreeg eene aanmerkelyke kwyling. In een vrouws-perfoon, by welke na eene koorts uit verkoudheid, eene verduistering van het gezicht was overgebleeven, en by een oud menfch, die zederd eenige jaaren volkomen van fyn gezicht berooft was, heeft de zeilfteen ook de geneezing aangebragt (†). Dat de koude des zeil

fteens

(*) Zie deeze Bibliotheek. II. D. 3. St. pag. 646. (†) Op andere plaatfen van dit werk hebben wy reeds gefprooken van het nut, welk men den zeilfteen tegen de tandpyn toeschryft (Zie I. D. 2. St. pag. 353. 3. St. p. 545. II. D. 1. St. p. 214. IV. D. 1. St. p. 52.) Daarenboven heeft de Hr. F. E. GLAUBRECHT te Straatsburg den 29. Jan. 1766. verdeedigd eene Diss. Analecta de odontalgia ejusque remediis variis præcipue magnete; hy houd daar in BORELLUS voor den eerften, die dit middel in de tandpyn nuttig geoordeeld heeft, en heeft zelve eenige proeven genomen, welke hem hebben geleerd, dat daar door de pyn by verrotte tanden wel voor eenen tyd verdweenen, doch fchielyk wederom gekomen is. In zichzelve heeft hy den zeilfteen gebruikt na eene zinking; in den beginne verminderde de pyn, doch dezelve kwam

fteens niet de oorzaak zy van deeze en foort. gelyke uitwerkingen, heeft de Schryver, door vrugteloose proeven, met andere koude ligha men ondervonden.

VIII

CHRIST. MOLINARII, Auguftalis Aule Medici, de miliarium exanthematum indole, & tractatione disquifitio. Vindobona fumptibus Hermanni Jofephi Krüchten 1764. 8°. plag. 11,

d. i.

De natuur- en geneezing van den geerft. uitslag onderzogt; door C. MOLINARIUS,

H

et oogmerk van den Schryver is niet eene volkome Hiftorie te geeven van den geerft- uitflag, waar over veele hunne Waar neemingen aangetekend hebben, maar alleenlyk eenige zaaken, tot deeze ziekte betrekkelyk, te onderzoeken, gaande daar in zeer bezadigt te werk.

Het

fchielyk weder, en, wanneer hy zich daar van bediende, na dat de zwelling reeds aanmerkelyk was, nam de pyn met groot geweld toe. Eene vrouw, met fcheurbuik geplaagd, kon om dezelfde rede dit middel niet lang gebruiken. In verfcheide ge vallen, waar in te gelyk eene zwelling bemerkt wierd, waren hoofd- oor-pynen, en eene opzetting van het aangezicht, de gevolgen van het gebruik des zeilfteens.

[blocks in formation]

>

Pag. 10.

Het eerfte welk hy onderzoekt is, of men by kraamvrouwen, die deezen uitslag krygen, eene aderlating mag in 't werk ftellen, en op welken tyd van de ziekte dezelve dan te pas komt. Dezelve is door hem, die zich in alPag. 31. les op eene praktyk van zeventien jaaren beroept, dikwils by kraamvrouwen in Oostenryk waargenomen, zelfs dan, wanneer geene andere, dan verkoelende middelen, gebruikt waren, Pag. 34. en de lugt eene maatige warmte gehad had, en veeltyds heeft hy dezelve in koortfen konnen voorkomen, wanneer men eerft de quantiteit van het bloed verminderd, en naderhand den buik behoorlyk gezuivert had. Somtyds heeft hy ook waargenomen, dat dezelve zich gevoegd heeft by andere crifes. By de kraamvrouwen ontstaat deeze uitflag uit kwaade ftoffen, die in de baarmoeder vergaderd worPag. 37. den, voornamentlyk wanneer het bloed uit dezelve niet na behooren ontlaft is, waar door gemakkelyk eene ontsteeking, koorts, en andere toevallen voortgebragt worden. Somtyds gebeurt het egter ook, dat dezelve eene scheiPag. 44. ding van de ziekte maakt, en dit weet men, wanneer door het uitkomen van denzelven alle toevallen verminderen. In dit geval neemt men eerft waar eene vermoeidheid, eene groote zwaarte der leden, huiveringen, waarop eene fterke koude met eene moeyelyke en benauwde ademhaaling volgt, een laftige drooge hoeft, hardlyvigheid, eene fterke vermindering van kragten, verzeld met flauwtens, een' ondraagelyken dorft, droogen keel, fpannende pyn in den rugge, en hoofdpyn, waar by dikwils eene flaperigheid of ylhoofdigheid komt. Fag. 48. uitflag houd zich aan geenen bepaalden dag. De

De

geerft

geerst-uitslag in tegendeel, die geene fcheiding der ziekte maakt, maar toevalliger wyze by dezelve komt, verzeld doorgaans kwaadaartige, of ontsteekings-koortfen, waar by flegte toes vallen zyn, fomtyds reeds in den beginne der ziekte, en openbaard zich door een harde raffe pols, flapeloosheid, ongeduurigheid, moeyelyke ademhaaling, een rykelyk zweet, bleeke pis met geduurige persfingen, na dat dezelve eerft dik is geweeft, pynelyke afgangen, vooral in kraamvrouwen. Zeer flegt moet die foort Pag, ja, gerekend worden, welke zich dan vertoont, dan wederom verdwynt, terwyl de andere toevallen even zwaar blyven, en eene verrotting te kennen geeven. Somtyds doed deeze uitflag de ingewanden even eens aan, als de huid; eene inwendige hitte en uitwendige koude voorfpelt eenen aannaderenden dood. In deeze omstandigheden is de aderlating van de grootfte noodzakelykheid, en moet zelfs herhaald worden, wanneer de beklemming op de borst en de hevigheid der koorts zwaar zyn. By de be- Pag. 55; lette kraamzuiveringen is dezelve van zeer groot nut, en deeze worden daar door bevordert, gelyk de Schryver met een voorbeeld bevestigt, waar uit teffens blykt, dat het Opium om deeze ontlafting te bevorderen geenzins nadeelig is, houdende de Schryver hetzelve in geene ontfteeking schadelyk. De uitbotting van den Pag, 71. geerft-uitflag word door de aderlating bevordert, en de crifis komt daar door tot grooter volkomenheid. In zeer zwakke lyders, of wanneer men de tekenen waarneemt, waar uit blykt, dat de eerfte wegen vervuilt zyn, of in de baarmoeder eenige kwaade stoffen zyn vergaderd, dan zyn, na een of twee aderlatingen,

[ocr errors]

zagte

Pag 106.

zagte buikzuiverende middelen boven eene her haaling derzelven te verkiefen. Geen van bei de middelen kan tot eenen zekeren tyd bepaalt worden, en fy konnen zelfs met nut worden gebruikt, wanneer de uitslag reeds te voorfchyn is gekomen.

De Schryver onderzoekt ook zeer breedvoerig de vraag, of de geerft-uitflag toevallig zy, dan wel eene scheiding der ziekte maake, en bevestigt door verfcheide Waarneemingen, dat men geen van beide als bestendig waar kan aanneemen. By andere gelegenheden hebben wy over dit gefchil reeds gehandelt (*), en wyzen hen, die deeze zaak verder nagaan willen, tot het werk zelve, waar in fy verfcheide gevallen zullen vinden, die beveftigen, dat deeze uitflag fomtyds eene fcheiding der ziekte maakt,

en

(*) Zie deeze Bibliotheek 1. D. 2. St. pag. 336. 3. St. pag. 429. 441. IV. D. 1. St. pag. 73. 4. St. pag. 803. De Hr. COLLIN heeft ook in den jaare 1764. uitgegeeven een werkje, waar van de tytel is: Epiftola ad Ern. Godofr. Baldinger, qua demonftratur, puftulas miliares male a quibusdam medicis factitias &Jymptomaticas dici. Hy verdeedigd zich daar in tegen den Hooggel. Hr. DE HAEN, dien hy reeds wederlegd had in fyne Diff. de miliaribus, rectaque bis medendi ratione, doch die in het agtste deel van fyne Rat. medendi daar op had geantwoord. Hy heeft deeze veedediging als eenen brief gezonden aan den Hr. BALDINGER, die (gelyk ook uit ons werk IV. D. 1. St. pag. 73. blykt) zelve den geerft-uitslag gehad heeft, en daar door van eene gevaarlyke ziekte verloft is. De Schryver vraagt, van waar deeze uitslag kome, als 'er geene zwaare koorts is, en de fappen niet tot bederving overgegaan zyn? Waarom dezelve veele jaaren alleen in Leipzig geregeerd heeft, eer dezelve zich naar andere plaatfen verbreidde, daar de geneeswyze in

geheel

« VorigeDoorgaan »