Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

der dit te doen, heeft men van het uitwendig gebruik geen nut gehad. Tot het uitwendig gebruik tneemt men twintig greinen van den Mercurius op eene pint. Verscheide voorbeelden brengt de Schryver by; waar van wy een zullen opgeeven. Eene vryfter van agt-tien jaaren had op de beenen leelyke verzweeringen geduu- Pag. 186. rende de twee volgende jaaren; men gaf haar zeven of agt greinen van den Mercurius fublimatus in agt oncen water ontbonden, welke fy binnen agt dagen gebruikte. In den beginne wierd fy geplaagd met braakingen, en eene brandende hitte in de maag, doch naderhand, hetzelfde middel eenige reifen herhaald zynde, wierd fy door afgangen, zweet, eene rykelyke ontlafting van pis, en zagte kwyling, volkomen geneezen.

X I.

C. G. LUDWIG Therap. Prof. Publ. Or din. cet. Programma de Ifchuria ex tumoribus veficæ. Lipfie Litteris viduæ Langenbemia. 1767. 4. plag. 2. tab.

an. 1.

d. i.

Waarneeming van eene pis-opftopping door gezwellen in de blaas ontstaande; door C. G. Ludwig.

en

en man, omtrent drie- en feftig jaaren oud, Pag. 5. gezond, en sterk, wel gevoed, en vet,

een zeer ftil leeven lydende, veele en zeer

goe

1

goede fpyfen eetende, en tuffchen beide den beften wyn nuttigende, klaagde, dat hy dikwils des morgens fyn water, niet dan met moeite kon loofen. Doch dewyl dit ongemak niet al tyd duurde, en kort daar op de pis, herhaalde reifen, zonder ongemak geloosd wierd, schreef de Hr. LUDWIG geene geneesmiddelen voor, dan fomtyds in het voor en najaar, om hem voor ziekten te béwaaren. Behalven de buikzuiverende aftrekfels gebruikte hy fomtyds een half once fal acidularum Egranarum, en dronk daar op veel van dit water, waar op hy niet alleen ontlafting kreeg, maar ook gemakkelyk en veel waterde. Schoon de Schryver wift, dat Pag. 6. hy niet alleen in fyne jonge jaaren, maar zelfs in fynen ouderdom, een voorstander van Ve nus geweeft was, verzekerde hy egter, dat hy zich daar door nooit eenige ziekten had op den hals gehaalt, ook had de Hr. LUDWIG in hem daar van nooit eenig blyk ontdekt. Uit fyne lighaams-gefteldheid dagt hy veel op een' fteen, doch in de pis ontdekte men nooit zand, of flym, met zand gevuld, maar dezelve zag altyd gezond uit. Hy kon op zekeren morgen geen' droppel pis kwyt raaken by welke plaatfing van fyn lighaam hy dit ook beproefde, zelfs niet, wanneer hy den afgang loosde, maar wandelde benauwt door de kamer, en liet den Schryver roepen. Dees zogt door de vingers den hals van de blaas te drukken, en dezelve door zagte wryvingen in staat te ftellen, om de pis uit te dryven, doch te vergeefs. Hy raadde een aftrekfel van de Oreofelinum en het doir van een ey met fuiker te gebruiken, om de scherpte van de pis te verzagten, leide eene verzagtende pap op den fchaam, en tuffchen

de

de beenen, om wech te neemen de spanningen, welke hy meende ontstaan te zyn door de fterke poogingen, om de pis te ontlaften. Na verloop van twee uuren kwam de Schryver weder, doch vondt, dat de lyder geene verligting bespeurt had, maar dat veel eer de poogingen om te wateren vermeerderd waren. Hy nam dan aanftonds fynen toevlugt tot den catheter, doch de heelmeefter deszelfs punt tot aan den hals om de blaas brengende, vond aldaar een hinderpaal. Beide onderzogten fy derhalven het perinæum, het geen in een zeer vet menfch niet gemakkelyk was, doch konden geene oorzaak ontdekken, waarom de catheter, behoorlyk in de pisbuis geftooken zynde, niet tot in de blaas kon gebragt worden. De Heelmeester, die met eene zagte drukking het werktuig verder tragte voort te duuwen, fcheen eindelyk den hinderpaal te zullen overwinnen; doch wanneer hy den zilveren draad uit de holligheid van den catheter trok, kwam uit dezelve geen pis, maar eenige oncen bloed, zonder dat de lyder daarom egter eenige pyn had, welke altyd befpeurd word, wanneer de hals van de blaas gekwetst is, 't geen derhalven in dit Pag. 7. geval niet kon geschied zyn. Men dagt aanftonds, dat de aderen in den hals van de blaas met aderspatten zouden opgezet zyn, en, fchoon de lyder zich voor eenige weeken rykelyk had laaten aderlaaten, om ziekten voor te komen, stelde men egter wederom eene groote aderlating in het werk, om de toevallen van de ontsteeking wech te neemen. Hy gebruikte ook verscheide verzagtende in- en uitwendige middelen, en clyfteeren, doch had van dezelven geen voordeel. Den volgenden dag raadpleegde de Hr.

LUD

Pag. 8.

[ocr errors]

LUDWIG met verfcheide Geneesheeren, en ee
nen heelmeefter, die door catheters, van ver-
fchillende dikte, den hinderpaal zogt te over-
winnen, doch de lyder had daar van geen voor-
deel, en alle middelen, welke aangepreezen
wierden, wierden zonder vrugt gebruikt. Men
liet hem weinig drinken, fchoon hy zeer dor-
ftig was.
De blaas zwol fterk op boven den
fchaam, doch in het perinæum, en by den hals
van de blaas kon men geene vermeerderde
zwelling ontdekken, het welk deels aan de
hinderpaal in de blaas toegefchreeven wierd,
wanneer fy meêr dan eens over de doorbooring
van de blaas spraken. Syne koorts verander-
de allengskens in eene rot-koorts, het zweet
rook na pis de pols wierd zwak en traag,
en de lyder ftierf tuffchen den vyfden en fesden
dag na het begin van de ziekte.

De buik geopend zynde, wierden alle ingewanden gezond en fterk gevonden, de darmen waren wel met wind opgezet, doch zulks was veroorzaakt door de veelvuldige geneesmiddelen. De blaas was niet zeer gefpannen, maar eenigzints flets, en bevatte zeer veel pis. In de nieren en pislyders was geen ongemak. De blaas met eene kruiswyze fneede geopend hebbende, en de pis daar uitgeloopen zynde, ontdekte men op het gevoel twee gezwellen, omtrent den hals van de blaas. Om deeze des te beeter te konnen nagaan, nam men de blaas met de urethra en penis uit het bekken, en verweiderde de opening. In den hals van de blaas by het caput gallinaginis, of in de pisbuis ontdekte men geen ongemak, noch ook eenige tekenen van ontsteeking, welke zoude konnen ontstaan zyn door de prikkeling van den catheter.

De

De gezwellen waren zoo geplaatft, dat het kleinste de grootte van eene hazelnoot heb-. bende, byna in de midden, doch een weinig naar de regter zyde, by de opening van den hals van de blaas, met eene breede bafis vaft zat; doch het grootfte, insgelyks door een breed grondsteunfel met de blaas, een weinig naar de linker zyde vereenigt was, en de groot. te van eene okkernoot had. Deeze gezwellen hadden de gedaante van een spekgezwel (Steatoma), booden eenigen tegenstand, hadden eene ongelyke oppervlakte, waren niet volkomen hard, maar eenigzins fungeus en voorzien van aderen, die nu famengevallen, doch met aderfpatten bezet, geweeft waren. Het grootste ge. zwel had van onderen eene opening, welk tot in eene nauwe holligheid doordrong, en door den catheter ongetwyfeld gemaakt was. Binnen in het gezwel was eenig geronnen bloed, doch men zag aldaar geene ontsteeking. Het kleine gezwel, dikwils tot in den hals van de blaas gedrukt, had een' hinderpaal verwekt, die ge, makkelyk te overwinnen was, doch het groote was in het begin der ziekte door de famentrekking van de blaas zoo vast in derzelver hals ge perft, dat hetzelve de opening geheel floot, en op geene wyze kon wechgeduuwt worden.

Het blykt uit alle omftandigheden, dat by het leeven deeze gezwellen niet wech te neemen waren, daar men noch den catheter, noch ook eene gefleufde fonde in de blaas kon bren- Pag, 19, gen, om daarop dezelve te openen, en uitwendig geene zwelling kon ontdekken. Niets was 'er derhalven anders overig, dan de blaas van de pis te bevryden, en, om dat de opening in het perinæum niet mogelyk was, zoude men V, Deel. 4. Stuk, Fff

de

« VorigeDoorgaan »