Vaderlandsch woordenboek;

aangeſteld aldaar AMERONGEN Amersfoort Amfteldam Ampten AMSTEL ARIOVISTUS ARKEL ARMINIUS Asperen ASSENDELF Baljuw befluit Bisschop Broeder Burgemeesteren Convoij deed deezer derzelver deszelfs dezelve dien DIRK Dochter Dogter Dorp Edele eenige eerfte eerſte Engeland Engelfchen fcheen fchoon foude Franfchen Frankrijk Friesland Friezen ftaan ftad ftellen ftierf ftond gebragt Gedeputeerden gefchied Geflacht gefteld Gelderland gemelde genaamd geweest GIJSBERT goede Graaf Graaf van Vlaanderen Graave groote Guldens HALMA hebbende Heer HENDRIK Hertog Holland Hollandfche Hoog Hoogheid hunne JACOB Jonkheer Kapitein Keizer Kerk Kerkenraad Klooster Koning konnen Koophandel Kooplieden laatſte Land maaken maand magt Maij mede naam naderhand omtrent onze Oorlog OTTO oude overleed Perfoonen plaatzen Predikant Prins Provintie Raad Refolutie Regeering regt Schepen ſtaat Stad TACITUS TAETS VAN AMERONGEN TULLEKEN tusfchen Utrecht verfcheiden vergadering verre vier Ambachten volgens Volk voorfz voorige Vrouwe WILLEM wordende zaaken zegt zelfde zelve zijnde zodanig Zoon zoude دو