Nederduitsch taalkundig woordenboek, Volume 11Johannes Allart, 1802 |
Overige edities - Alles bekijken
Veelvoorkomende woorden en zinsdelen
angelf bedr beteekenis beteekent bezigt Bijbel BIJBELVERT bijv bijw bijwoord bruik daad deelw derden naamval Dichters dien eenige eerfte Eigenlijk elkander fchap fchepen fchijnt fchip fchoon Figuurl Figuurlijk fijn flaan flechts fluit fommige foort fpreekt fpreektrant fpreekwijs fpreken ftaan ftaat fteen fterk ftijl gebezigd gebruik geest geflacht gefteld gelijk gelijkvl geluid gemeene leven gemeenzame geregt goed goth graauw haak HALMA hals hand hanze hart hebr heid hennep hoofd HooFT hoogd HOOGVL houden hout houw huik huis iemand iets ijsl ital KERO KILIAAN ligchaam lijk maken manlijke meerv meervoud meery mensch Misfchien naamval naamw naamwoorden nederf onderfcheiden onfcheidb ongelijkvl onzijd oorfprong OTFRID oude oudtijds Overdr Overdragt paard perfoon regt SPIEG TATIAN thands uitgang ULPHIL Verkleinw verl verzien VOND VONDEL Voords voorz voorzetfel vrouw vrouwlijk werkw werkwoorden woord zaak Zamenft Zamenftell zamengefteld zegt zeker zelfft zweed