Den ridder Don Quichot van Mancha, Volume 1

Algiers alles altoos alzo Auditeur avantuur barbier bedienden van Don beezig boeken bragt Cardenio CERVANTES dapper deedt Diego Garcia dien Don Fernando Don Louis doolende ridders Dorothea Dulcinea eenige eerfte elkander ezel fcheen fcheerbekken fchelm fchildknaap fchoon flaan flag flecht foldaat fprak fpreeken ftaan ftaat fteenen ftemme ftil ftondt ftuk gedagten geheele geluk gezelfchap goed groote haair hadt hand heer Don Quichot heid helm Hemel hernam hieldt hospes huis hunne iemand Infante juftitie koning kroeg kunt kwam laaten laatſte leeven liet Luscinda maaken maakte Mancha Maritornes menfchen MIGUEL DE CERVANTES mijnheer mogt ogenblik onze oogen paard pastoor plaatze princes renegaad reus ridderfchap riep Ronzinant Sanche Tobofo Toledo tuig tusfchen uwe genade uwen vader verftand volmolen vondt vroeg waereld want weet werdt wien wijl wilde woord zeggen zeggende zegt zei Don zelve zien ziende zijnde Zoraida zulke zult