t opvoert naar een hooger oord, Die 't vastklemt, als de stam z'n loten, Als moederarmen 't schreiend wicht, Aan de eerste bron van liefde en licht. Die 't opheft, als het dreigt te zinken In 't slyk waarin het zich bewoog. Daar is een kracht die 't scheemrend... Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en ... - Pagina 365 door Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde - 1888 Volledige weergave -
|