Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Pag. 3.

d. i.

Verhandelingen der Koninglyke Sweedsche Academie der Weetenfchappen, uit de Natuur-Huishouding- en Werktuig-kunde, voor het jaar 1761. Drie en twintigste Deel; uit het Sweedfch vertaalt door A. G. KAESTNER.

R

EETS zedert den jaare 1739. gaat deeze Academie, onvermoeid voort, in het uitgeeven haarer verhandelingen,

welke eerft van HOLZBECHER, en naderhand van KAESTNER, in de Hoogduitsche taale overgebragt zyn, en in zich vervatten zeer veele zaaken, die, in de Genees-kunde, Oeconomie, doch vooral in de Natuurlyke Historie, van de grootste nuttigheid zynde, ook aan onze Leezers moeten voorgedraagen worden.

Ieder vierdendeel jaars geeft deeze Academie een stukje van vyf bladeren in 't licht, welke, jaarlyks byeengevoegt, een zeer bekwaam boekdeel uitmaaken, en dan in het Hoogduitfch vertaald worden.

In het eerste vierdendeel jaars zyn de volgende ftukken vervat.

Onderzoekingen en gedagten over de verfcheidenheid der Sneeuw-figuuren; door Jo. CAR. WILCKE. KEPLER is de eerfte geweeft, welke aangeteekend heeft, dat de Sneeuw eene ordentlyke gedaante heeft; en na hem hebben veelen dee

ze

[ocr errors]

ze zaak verder onderzogt en verfcheide afbeeldingen van dezelven gegeeven (*); doch tot nog toe ontbreekt het ons aan eene volkomen kennis van de wyze, op welke deeze figuuren ontstaan, en waarom fy zoo verfcheiden zyn. Dit is eene zaak, die men niet gemaklyk doorgronden kan, en het befte, dat men hier in kan doen, is, dat wy ftaan blyven by zulke natuurlyke verfchyn fels, die met de natuurlyke gedaante der Sneeuw eenige overeenkomst hebben en uit de vergelyking van beiden eenige befluiten trekken, die de zaak ophelderen, en door, den tyd tot volkomenheid brengen konnen. Ten dien, einde nu deelt onze Schryver mede de wyze, op welke hy, door de Kunft, eene foort van Sneeuw-figuu

[ocr errors]

ren

(*) De groote T. BARTHOLINUS gaf in het jaar 1661. fyne waarneemingen in 't licht, aangaande het gebruik der Sneeuw in de Geneeskunde, en voegde agter dezelven de verhandeling van fynen broeder ERASMUS BARTHOLINUS over de Sneeuw-figuuren onder den titel van THOME BARTHOLINI de Nivis ufu Medico obfervationes varia, acceffit D. ERASMT BARTHOLINI de Figura Nivis Differtatio. Hier in vindt men egter zeer weinige afbeeldingen der Sneeuwfiguren. OLAUS MAGNUS, SCHEUCHZER, MUSSCHENBROEK en andere hebben ook verfcheide afbeeldingen van dezelven medegedeeld; doch vooral verdient over dit onderwerp nagezien te worden: Het regt gebruik der Natuurbeschouwingen, gefcheift in eene verbandeling over de Sneeuw-figuuren; door JAN ENGELMAN. M. D. met figuuren, te Haarlem by Izaak van der Vinne in 't jaar 1747. in 't licht gegeeven. De waarneemingen van GUETTARD over de gedaante der Sneeuw, en over den graad van koude, die dezelve verzelt, kan men vinden in onze Natuur-en Geneesk. Bibliotheek, eerften deels derde ftuk, pag. 414. feq.

Pag. II.

Pag. 13.

ren voortbrengen kan, die met de natuurlyke veel: overeenkomen, zich op dezelfde wyze vertoonen, dezelfde veranderingen ondergaan, en dus hierin eenige ophelderingen geeven. Daarna deelt hy in het kort mede fyne waarneemingen, welke hy eenige jaaren te Stockholm over de natuurlyke Sneeuw-figuuren gemaakt heeft, befluitende fyne verhandeling met eenige gedagten, wegens de oorzaaken deezer onderfcheidenheden.

Om dan, door de kunft, zulke figuuren te konnen voortbrengen, gebruikte hy water, waarin hy zeep fmolt, en maakte dan, door middel van eene tabacks - pyp, blaasjes daar uit, welke hy aan de pyp liet hangen, en dus bevrie-. zen; in eenen oogenblik was de geheele blaas met kleine feshoekige fterren gevult, welke de fraaifte fneeuw-figuuren vertoonden. Deeze proeven gefchieden het beft in bron- zee- of fneeuw-water; men kan onder hetzelve, allerhande zeep mengen, en de beste tyd, om blaazen te maaken, is, wanneer het water zelve begint te bevriezen. In den beginne word de oppervlakte van de blaas, even als met ysbloemen bedekt; daarna openbaaren zich fterren, ieder van vier ftraalen, en eindelyk gemeene, van fes ftraalen, welke 60. graaden bevatten. Uit deeze voornaame ftraalen komen de zy-takjes voort, welke aan de figuur eene andere gedaante geeven.

ten

De gedaantens van de Sterren zyn alle van eene foort, en worden nooit onderfcheiden zy 'er onvolmaaktheden in de waarneemingen en vermengingen zyn, of dat de figuuren niet eenerley wasdom en volkomenheid bereikt hebben. De hoofd oorzaak der figuuren komt daar

op

op aan, dat de waterdeeltjes in eene zekere figuur bevriezen; en het zout, oly, en andere zaaken, welke daarmede vermengt zyn, fchynen maar zoo veel daar toe te doen, dat fy, met het water vermengt, deszelfs deelen van elkander fcheiden en afzonderen.

De natuurlyke gedaante der Sneeuw, die hy veele jaaren in Stockholm waargenomen heeft, befchryft hy zeer nauwkeurig, verdeelt dezelve in verfcheide benden, geevende te gelyk van de meesten eene afbeelding.

2. Onderzoekingen over de werking der koude in den Pag. 21. winter, die tegen het einde van 't jaar 1760. begon, en in het voorjaar van 1761. eindigde; op verscheidene Soorten van boomen en ftruiken in en omtrent Abo; door PIETER KALM. Volgens het getuigenis van alle menfchen, was de koude in deezen winter veel zwaarer, dan in het jaar 1709. Het onderfcheid beftondt alleen hierin, dat de koude in 1709. veel langer aanhielt. Onze Schryver deelt in deeze verhan deling mede, fyne waarneemingen over de lugtgefteltheid, zoo wel van deezen winter, als van andere jaaren. De grootste hitte, die hy, in agt jaaren, ooit in Sweeden waargenomen heeft, is geweeft van twee-en- dertig graaden op den Sweedfchen Thermometer. De planten verdeelt hy in drie foorten; onder de eerfte bevat hy de boomen, die in Finland in 't wild wasfen; onder de tweede, de Sweedfche en andere Europæifche boomen en ftruiken, die hier geplant zyn, en in Finland niet in 't wild wasfen; onder de derde die, welke voortgekomen zyn uit de zaaden, door hem uit Noord-America medegebragt: en toont dearna, hoeveel fy door de koude geleden hebben.

A 5

3. Proe

Pag. 42.

Pag. 49.

3. Proeven met eene Zaay machine, op het landgoed Füllerö in 1759. in het werk geftelt, van CAREL JOHAN CRONSTEDT. Dit werktuig is datgeene, welk CHATEAUVIEUX uitgevonden heeft, en van den Heere Du HAMEL DU MONCEAU, Traité de la culture des Terres, vol. 3. pag. 214. en vol. 4. pag. 458. zeer wydloopig befchreeven is. Onze Schryver zegt, dat hy nog niet bepaalen kan, van hoe groote nuttigheid het voor het gemeen is, de landen in bedden te verdeelen, en dit werktuig te gebruiken, tot dat men, door de ondervinding van veele jaaren, zal geleerd hebben, hoe veel voordeel, in vergelyking van de andere ongemakken, die daaruit ontstaan, door deeze groote verandering in den algemeenen landbouw, te weeggebragt word, dit alleen kan hy met zekerheid zeggen, dat noch meêr tyd, noch meêr vee, tot deeze bereiding der landen vereischt word, als tot de gewoone, maar eêr minder, dewyl de paden tusfchen de bedden, als fy eens gemaakt zyn, op dien tyd, wanneer het vereischt word, konnen toegeworpen en geploegd worden, zonder dat men ongemakken van de al te groote droogte te vreezen heeft. Den akker met de Machine vol te zaaijen, fchynt voordeelig te zyn, dewyl het zaad gelyk verdeelt, en op gelyke diepte gebragt word, en men wat fpaart, zonder dar men daarna minder voordeel daarvan heeft, als men de vlakte der akker betragt.

J

4. Proeven.com moerasfige landen te verbeeteren, Pag 11. door LAURENT. WOLT. ROTHOF. Men moet het land met verscheide gragten afdeelen, en op hetzelve zand, kalk, kley, en diergelyke dingen brengen.

5. Be

« VorigeDoorgaan »