Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

>>Item also gy wilt insegelen de Borne, so, sole gy 2 torne myddes landes bringen van der Scellinge over (ên), unde lopet denne an de Borne up 3 vadem unde wiket denne wedder up 4 vadem van der Borne, efte gy segelt up Bornereff, unde gat denne langes landes in by juwen lode; unde also gy komen an endes der Schellinge, so schut dar en reff over van der Schellinge an dat Bornereff, dat is de Dorpel, dar vinde gy id dêp up myt ener halsen tide 21⁄2 vadem....' Lauwes.

Omtrent de Lauwes zie men deze Nom. Geogr. II, 156.
Het volgende dient daarbij noch gevoegd.

[ocr errors]

De verstopte geul ten oosten van Schiermonnikoog draagt noch de naam van de oude Lauwes; en zuidelijker heet het vervolg er van, ten westen van de Kapers en Boschplaat, de Lau wes 1), terwijl noordelijker de Gronden van de Lauwes liggen.

Dit eiland Schiermonnikoog hoorde van ouds aan de abdij Klaarkamp in Oostergo, stond kerkelijk onder het bisdom Utrecht. De taal is een ouderwets fries dialect, 't meest overeenkomend met het westerlauwes.

In 1400 geeft hertog Albrecht in leen aan Herman Howenpe een »eylant, geheten Moenkelangenoe ende Bercmeroe", gelegen tussen oder Lauwers ende der Wester Eem" ").

Verwijs houdt Moenkelangenoe wel voor Schiermonnikoog, en laat door dat aan te nemen de Lauwes toen al ten westen van dit eiland in zee vallen.

Dit is echter onzeker, zelfs onwaarschijnlijk.

In 1401 worden der Schellinge, Amelant, Grint en anders die Vriessche eylanden bevredigd, naast Oostergo en Westergo. Dit wijst er op dat Schiermonikoog toen aan Friesland hoorde; behalve dit kan alleen het vrij onbeduidende Bandt (Bank, Emmius f 14) 3), dat later aan de noordoosthoek van Oostdongeradeel werd aangedijkt, genoemd; in de XVIe eeuw was het noch een eilandje, zie de kaart van VAN DEVENTER, uit die tijd.

A° 1421 worden de eilanden west van de Lauwes aan Jan van Beyeren graaf van Holland; oost van de Lauwes aan de tegenpartij gelaten, vol

1) De Scholbalg (A° 1485, Vrije Fries XII, 383, 410; in de XIVe eeuw al genoemd, naar de 'Schol' vgl. t. a. pl. 385) of zoals 't vaker heet, het Friese gat ('t eerst in 1649 genoemd, a. w. 388) is nú de uitmonding van Lauwes, Reitdiep (Hunse), en Dokkumerdiep in de Noordzee. Vgl. Andreae, Lauwerszee, 3.

2) Verwijs, Oorlogen van Albrecht 547.

Acker Stratingh, Aloude Staat I, 289.

Gron. Bijdr. VIII, 292; IX, 175. — Mr. W. W. Buma vooral in Vrije Fries XII, 339 vv. 3) Vrije Fries XII, 357/8.

gens contract tussen Jan en de landen tussen Lauwes en Weser 1). In 1440 zegt Philips van Bourgondië aan de abt van Klaarkamp zijn bescherming toe voor het eiland Schiermonnikoog; 't zij tegen de aanvallers van Oostergo en Westergo, of indien hij met deze go'en in oorlog mocht geraken, ook tégen deze. 2) Dit bevestigt dat Schierm. ook toen tot Friesland hoorde; en dus ook in verband met het charter van 1421, dat de Lauwes oost er van liep.

Maar bovendien. Schiermonnikoog heet altijd en nooit anders dan Schiramoniken-aech of Werneroog 3).

Men grondt zich bij het vaststellen van Moenkelangenoe

Schiermonnik

oog hier op, dat Albrecht in die tijd alle eilanden, op papier altans, weg schonk, maar Schiermonnikoog daarbij niet genoemd is, tenzij dit hier bedoeld is. Maar in Friesland zelf schonk hij ook lenen, heeft hij nu ook over de rest van het niet genoemde beschikt? Bovendien, Albrecht hield gaarne in Friesland de geestelijkheid te vrind, vooral Klaarkamp: reden te meer om Schiermonnikoog niet te verlenen 4).

Het bedoelde eiland kan ook evengoed in de buurt van Borkum (Berkmeroe) 5) liggen. Buma houdt Rottum voor het bedoelde. Zo zou zich ook verklaren het contract in 1421, waarbij het hollands gezag tot bewesten de Lauwes wordt bepaald. Moenkelangenoe moet een eiland zijn, aan monniken behoorend. Rottum behoorde van ouds aan monniken, 1⁄2 aun Oldeklooster in de Marne (Groningerland) en voor / aan de abdij van Rottum ). In 1448 heet het Rottumeroog; bij Bor 7) in 1568 Monnicke Rottumerland. En langwerpig van vorm is ZOwel het een als het andere eiland; zie de kaart in Emmius, de Agro Fris.

3

En toch, bijna zeker is het evenwel niet dit, maar 'Langeroog'; zo geheten naar 't klooster 'Langen' in Oost-friesland. Vgl. Ostfries. Urkundb.

In de latere eeuwen blijft de naam van Lauwes, een meer en meer verzandende mond, ten oosten van Schiermonnikoog.

1) Schwartz. Charterb. I, 438.

2) Vrije Vries XII, 407.

3) Wapen: Barrevoeter monnik houdende een rozekrans in de rechterhand op een wit veld. 4) Vrije Vries XII, 364/5.

5) Of Borkum aan de oostzijde van de Eems ligt, vgl. Vrije Vries XII, 369 vv.

6) Vrije Vries XII, 366. Westerhoff & Stratingh, Nat. Hist. van Gron. 205/6. Emmius Histor. 31.

7) Oorspr. d. Ned. Beroerten, I, 245; Vrije Fries, t. a. p.

In het boven aangehaalde »Seebuch" uit de XIVe eeuw leest men cap.

XI, § 17.

>>Item also gy wilt insegelen in de Lauwers so sole gy dat stenhus op Wangero unde dat werk up Werneroge over en bringen, so lopet an de Borne up 3 vadem, unde lopet by der Borne in." Wangero is onduidelijk '); met Werneroge is Schiermonikoog bedoeld. A° 1440 neemt Philips van Bourgondië voor het klooster Klaarkamp in bescherming:

eyn eylant, genoemt Werner oge, anders geheten Schiermonnichoge, gelegen der naesten lande geheten Paidza in Oostergolanden, 'up die oestzyde van Ameland" ").

Duidelijk is het slot ook niet: de Borne is het Amelander gat, wat doet dit bij de vermelding van de Lauwes? 3).

Ostergo.

Tussen Lauwes en Middelzee lag Oostergo. Al in de vroege middeleeuwen wordt 't genoemd. Karel Martel A°

734 >> Wistrachiam et Austrachiam insulas Frisionum penetravit, zie boven blz. 3, 21.

En in het Vita S. Bonifacii:

»lingua (rustica dicuntur) Ostor-, et Wester-a e che, zie boven, blz. 21.

In de Vita S. Bonifacii van de Utrechtse Presbyter (VIIIe eeuw einde) wordt verhaald dat Bonifacius van Utrecht kwam

»in insulam, quae sermone patrio Ostriki dicitur.

En het vita Liudgeri cap. 4.

Mon. Germ. II, 349, note 28.

S. Bonifacius spiritum reddidit in pago cui nomen est Astra che, in loco qui Doccinga vocatur.

Mon. Germ. II, 406.

In de Traditiones Fuldenses wordt door Rudolf aan de H. Bonifacius landgoederen geschonken:

»in provincia Fresonum in villa... Waltheim in pago Ostrache, N°. 88, Dronke 48; van den Bergh, Oorkondenboek I, blz.

1) J. Winkler, Navorscher 1876, 465, wil lezen: Langenoe, en vereenzelvigt dit met Moenkelangenoe van hiervoor in den tekst. Zie 't Register.

2) Vrije Vries XII, 407, boven reeds aangehaald.

3) Joh. Winkler a. pl. deelt nog mede: In de XVIIe eeuw hadden Schiermonnikoog en Peasens slechts éen predikant tezamen.

Ook noch Ostrahe, No. 72, 93, 98.

Daarin vindt men ook de vormen:

Osterriche, No. 61.

Osterihe, N°. 27, 55.

Ostroh, No. 29.

Ostrahe, No. 21, 79.

A° 1086 Ostergowe, Schwartzenbergh, Charterb. I, 67.

A° 1089 Ostergouwe, ald. 67.

A° 1243 Ostergo, Archief Duitsche Orde II, 616.

Vita Sibrandi (+1238), geschreven 1260 (Wybrants Inleid. XXI, XXIV) Ostergie, ald. 159, 160.

Vita Iarici (1240) Ostergo, ald. 190.

A° 1338 Oestergoe, Schwartzenberg, Charterb. I,

[ocr errors]

Over -aeche, -ahe, -ike, -ihe, en -go handel ik bij, en in verband met 'Westergo'; zie 't Register i. v.

Meermalen wordt deze gouwe ook genoemd 'pagus Dockingen', naar het plaatsje 'Dokkinge'.

In de Traditiones Fuldenses, VIIIe eeuw, vindt men in cap. VII. No. 15. Ego Wolfraban, trado Sco Bon. ad Fuldense monasterium terram iuris mei in pago Tochingen in uilla, que dicitur Waltheim, .... zie 't Register i. v. N°. 15.

No. 128: Ego in dei nomine Nohtleib pro remedio anime mee et Lutgarde uxoris mee tradidi Sco Bon. in Fuldensi monasterio in pago Tochkingen in uilla Waltheim...., zie 't Register i. v. N°. 128. 87. Ego Wolfhelm trado ad Scm. Bon. in pago Tockingen in uilla Tippencheim.... zie 't Register i. v. No: 87.

95. Ego Sigerap de Fresia dono atque trado ad Scm. Bon. qui in Fuldensi pausat monasterio, decem boum terram in pago Tochingen in uilla que dicitur Dipbingheim, zie 't Register i. v. No. 95. No. 80. Ego Marcuart et Uppo tradimus ad Scm. Bonifacium bona nostra, que habemus in pago Kilingo Huntari) in uilla Merheim. terram VII boum et dimidiam partem terre unius. Similiter tradimus in pago Tokingen. in villa Orling uerba. duorum boum terram. et duas partes terre bovis unius. ad censum statutum per singulos annos persoluendum ad monasterium sci Bon. in Fulda.

Dat met 'pagus Tokingen' hetzelfde wordt bedoeld als 'Ostergo' blijkt uit

1) Zie 't Register i. v.

N°. 88: >>Ego Rudolf trado ad Scm. Bonifacium in prouincia Fresonum. in

uilla que dicitur Waltheim que constructa est in pago Ostrache, etc. waar Waltheim wel dezelfde villa is die ook als in pago Tockingen gelegen wordt aangeduid.

Oostergo, pagus van Dockinge, had in later eeuw een andere naam; die het ontleende aan de plaats, waar het gerecht gehouden, en de volksvergadering bijeenkwam.

Men vindt in een Muntrekening uit het begin van.de XIVe eeuw de volgende grietenijen opgeteld: Lyowerderadeil, Dongheradeil, Donthmadeil, Ferwerderadeil, Tiestzerckera-deil, Echtawerderadeil, daarvan wordt gezegd: all Astergaland" 1). Afzonderlijk wordt aangegeven: »tha yeldan in da dele to Borne."

Blijkbaar is hier de 'Bordenegha' afgescheiden gerekend van de andere, die nauwer verbonden zijn. Dit blijkt ook van elders. Naast Bordengo wordt het districtus Wyns genoemd met de coetus, (volksvergaderplaats) van dezelfde naam.

A° 1224 melden Emo en Menco in hun kroniek van de »locis deputatis trans lavicam (d. i. de Lauwes), Winenge 2) et Dockum.

Er bestaan Willekeuren van 1242 (?). Zes grietslieden met hunne mederechters bezegelen daarbij een charter »mit tha mena londis sigele"; het stuk werd opgemaakt in Wynenze 3). De dorpen waar deze grietslui thuis hooren liggen allen in de bedoelde landstreek; het zijn:

Gast, Rinsumageest in Dantumadeel, Vrije Fries XIV, 212; bij dit dorp lag Reinsma of Reenkisma State, vgl. Schwartzenb. Charterb. I, 520; Peter van Thabor blz. 27; Kadaster van 1505, Schwartzenb. II, 18. Daar lag ook Thiaerda-state, vgl. charter van A° 1421: »Sydze Thiarda... vppe Gast..." En die van 1422, en 1439.

Het plaatsje komt al vroeg voor 4).

Ook in Vita Siardi, Wybrants, blz. 128: uxor Vickeri de Gast. Is dit hetzelfde als het hier bedoelde? Buurtplaatsen zijn: Hallem, Brantgum, Aalsum? (Alversia), Medum, Britsum, Bethania onder Ferwerd, Groningen, Leeuwarden.

1) O. F. W. II, 195. Schwartz. Chart. I, 97. (hs. is van 1464). De tekst in den Ouden Druk (XVe eeuw) is van jonger datum, Fr. Rq. 385. 2e kolom.

2) ed. Utr. Gen. p. 96b. Voor Winenge leest Matthaeus Analecta III' (of 111) verkeerd: Vemenge.

3) Vrije Fries XIV, 433; Andreae, Nalezing Grietmannen, 1893, blz. 1, noot. 4) Zie 't Register, i. v.

« VorigeDoorgaan »