Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Friese plaatsnamen. *)

Tegelijk een bijdrage tot de

Oude Aardrijkskunde van de provincie Friesland.

Bloot namen optegeven is niet altijd genoeg. Hoe maakt men daarmee uit welke plaats er bedoeld is? Meestal kunnen de kerkelijke, rechterlijke en burgerlijke aangelegenheden daarin helpen. Ook kunnen de namen van personen dienen om de bedoelde plaatsnaam onder gelijkluidende aantewijzen; of uit die kan blijken dat b.v. de streek twee verschillende benamingen had 1). Of ook, door namen van andere plaatsen, die als in de buurt gelegen genoemd worden, kan men met waarschijnlijkheid uitmaken welke plaats bedoeld is.

Grenzen zijn zonder nadere aanduiding bijna nooit uittevinden; trouwens, zij waren 't vaakst onbepaald; een onoverkomelijk veen bv. was de grens; over de eigendom daar van kon getwist: zo wordt 'Ruthna' 2) nu bij Staveren, dan bij Bornego gerekend.

Ook de etymologie kan vaak niet opgegeven, zonder veel te kennen van wat ik daar zo even opnoemde.

Ik beperk mij daarom in dezen niet tot de 'namen' alleen; maar citeer vrij breedvoerig.

Door deze brede citaten ook in hun geheel te bespreken, heb ik tevens gelegenheid enige mee-delingen te doen over Oudfriese aardrijkskunde, in de uitgebreidste zin; zo kan ik daardoor b.v. wijzen op de langzaam zich uitbreidende ontginning van de veengrond 3). Uit die citaten blijkt nog meer. Tel eens het aantal runderen, dat jaarlijks aan een klooster moet opgebracht; bedenk daarbij dat maar een klein deel van de friese grond aan dat klooster plichtig was; 't was in de eerste tijd toch van de kerstening dezer landen; - kan men dan nog blijven menen: in die tijden waren deze streken noch zeer ongecultiveerd?

*) Dit is gespeld naar de Voorstellen tot Vereenvoudiging van de nederlandse spelling [:e en o in open lettergrepen altijd e en o; niet-gehoorde ch na s (voor onbetoonde lettergrepen) is weggelaten, evenals den in de verbuiging; nog is naar de uitspraak noch geschreven]. 1) Zie beneden, 'Silva'. [Vgl. het Register i. v.] 2) Zie 't Register.

3) Zie 't Register i. v. Veenontginning.

Om de oude toestand duidelijk voortestellen zijn niet veel gegevens. Voor 't merendeel zijn ze al bekend; vaak al gebruikt, maar voor andere doeleinden of anders gerangschikt, met een ander gevolg. Een »rudis indigestaque moles" vindt men er van in VON RICHTHOFEN, Untersuchungen über Friesische Rechtsgeschichte, opgetekend. Ook Mr. ANDREAE, Bijdrage tot de burgerlijke en kerkelijke indeeling van Friesland van ongeveer de tot 1580, Vrije Fries XIV, 193-334, verzamelde veel; evenals VAN DEN BERGH, Handboek der middelnederlandsche Geografie 2, (1862); door mij als O(ude) A(ardrijkskunde) geciteerd.

De Gesta Abbatum Orti S. Mariae, ed. WYBRANTS; de Registers en Rekeningen van het Bisdom Utrecht, en het Oudste Cartularium van het Sticht Utrecht, beide door Mr. MULLER uitgegeven (Werken, Utr. Gen. 53/4, en Serie III, n°. 3); benevens De Oorlogen van hertog Albrecht van Beyeren, ed. VERWIJS (dito, n°. 8), leveren veel belangrijks. Andere verzamelingen zijn in de aangehaalde studiewerken genoemd 1).

Zoals bij deze 'Nomina' gebruikelijk is, teken ik bij elke plaatsnaam de vormen aan die in verschillende tijd voorkomen, en plaats die meestal bij de oudst voorkomende vorm, als die van vóór de XIIe eeuw is; anders las ik ze in, waar dit bij de plaatsnaam het geschikst kan. De etymologieën, ook volksetymologieën geef ik, zo ik kan, er bij op.

Een kaart van Friesland in de XIe eeuw en een Register van namen en zaken zal aan het slot worden toegevoegd.

Het uiterlijk van Friesland, de tegenwoordige provincie, en zijn naaste omgeving ten zuiden, en westen, en noorden, is in de eeuwen sedert Christus vrij wat veranderd.

Geen dijken beschermden het in den oudsten tijd. Eerst keerden lage kaden om groter of kleiner gedeelten het water.

Talloze waterlopen doorsneden het land; dat eigentlijk niet dan uit eilanden langs de zee bestond. In latijnse stukken heet het dan ook maritimae terrae, of regiones, of partes, of loca maritima, of insulae.

1) Ik heb mij tot Friesland bepaald. Eigenlijk had voor de oudste tijd (altans tot ongeveer 1000) ook Westfriesland er moeten bij genomen. Ik wacht daarmee tot ik over meer betrouwbare gegevens heb te beschikken, o. a over de lijst van rechten der Proosdij van Westfrieslant. Een enkele opmerking heb ik alvast gemaakt.

Zo zegt de Continuator Fredegarii, cap. 109, op het jaar 734:

»in gentem dirissimam maritimam 1) Frisionum nimis crudeliter rebellantem princeps Carolus audacter navali evectione properat, certatim ad mare ingressus, navium copia adunata, Wistrachiam et Austrachiam insulas Frisionum penetravit, super Burdine fluvium castra ponens, Poponem gentilem ducem illorum... interfecit., ... fana eorum.... combussit."

Bouquet II, 455.

En de Vita S. Bonifacii deelt mede op het jaar 755:

»(gens pagana Fresonum) quae interiacentibus aquis in multos agrorum dividitur pagos ita ut diversis appellati nominibus unius tamen agentis proprietatem portendunt."

Mon. Germ. II, 349.

En de Vita Liudgeri II, cap. 3, verhaalt hoe na Liudgers dood door de Noormannen

»regiones maritimae, quas prius multitudo tenebat hominum, paene sunt in solitudinem redactae." 2)

Mon. Germ. II, 413

Noch in 1214 schrijft Emo van Wittewierum in zijn kroniek hoe op de prediking van Olivier het kruis aangenomen werd door velen,

»per singulas Frisiae maritimas."

Feith, 21. Mon. Germ. XXIII, 473.

Het spreekt bijkans vanzelf dat de bewoners vaak aangeduid worden als: incolae insularum 3).

Gedeeltelijk bewaren de herinnering aan deze wateringen de noch voorkomende namen van plaatsen; uit oude kronieken blijkt tevens hun bestaan, zowel als uit oude oorkonden en charters; hunne richting wordt vaak nu noch aangewezen door lage stroken land, die altijd aan de omwonenden-daar als zodanig bekend waren.

Zo meen ik dat de plaatsen, die op werd eindigen, oorspronkelijk aan het water hebben gelegen, hetzij op een eiland, hetzij langs een wetering. Een onderzoek, nauwkeurig, in loco, met de oude kronieken, en oude stukken in de hand, kan daarvan volledig opgave geven.

1) Vgl. in maritima Frisionum regione", Eginhardi Translatio SS. Marcellini et Petri; in de Acta S. Bolland., Juni I, 202.

2) Een bewijs van de grote bevolking tevens.

8) O a. charter van Koning Willem A° 1248, Schwartz. Charterb. I, 94: var. „ex incolis insulanis".

Men moet daarbij op het verschijnsel letten, dat de uitgang -werd vaak samentrok met de voorgaande lettergreep van den naam: uit 'Rawerd', werd Raard; Schraard was vroeger 'Schradawert'; Birda a (r)d was 'Berdawerth' 1). Maar ook, dat vroeger de plaatsnaam wel kon uitgaan op -werd, terwijl deze tans door een andere vervangen is, of wel weggelaten; ik meen dit te mogen constateren naar het analoge geval bij die op -kerke, dat door -gea werd vervangen; en bij die op -gae, dat soms wegbleef 2).

Met zekerheid is de loop van

het Flie

niet aantewijzen; toch kan deze gegist worden. Het ontstond uit het meer Flevo, later 'Almere' genoemd, om Urk gelegen. In 966 schenkt Otto I aan het klooster S. Panthaleon te Keulen :

>>cuiusdam insulae medietatem in Almere, que Urch vocatur, et ultra amnem Nakala quicquid interiacet usque Vunning am3) quod Gardolfus iam quondam comes visus est tenuisse in comitatu Ekberti comitis." van den Bergh, Oorkondenboek I, 28; Anzeiger f. Kunde d. D. Vorzett 1863, S. 160.

A° 968 schenkt dezelfde keizer aan Elten de kerk en wat graaf Wichman, >>comes in littore Reni in comitatu Hamelant" aan beneficien had bezeten:

>quicquid idem Wichmannus comes beneficii, nos

territorio Urck in pago Salo," ")

van den Bergh, Oorkondenb. I, 29b.

vero praedii in

1) Zie het Register i. v. Vgl. verder Johan Winkler, Nom. Geogr. Neerl. I, 168.

2) Zie het Register op -gae.

3) Is dit: dat gansse dorrip Vunne" in Stellinckwerriff, parochie van Steenwick, en Isselhamm? Cod. Dipl. II (5) 246.

4) De IJsel vloeide A° 815 ten minste in zee:

Sylvam in Hosle et portionem in illa vinna in Salahom. ubi Hisla flumen confluit in mare," Sloet, Oorkondenb. No. 27.

IJselmuiden komt voor in 1133: quicquid hereditatis libere habui in Fullenho... (et) de Ostergo... de Methre... de Wye... de Suthegoe... de Lemethe... de Islemuthen. Racer, II, 200; zie 't Register i. v. Suthergo..

En A° 1222: (De Testrebant).. Ubi flumen magnum, quod Dysla appellatur, intrat mare, habemus piscationem apud unam villam, quae apellatur.... (Bondam II, No. 114); Volgens Nyhoff, Bijdr. V. 230 moet deze oningevulde naam dezelfde zijn als in

Item apud opidum Campe, ultra IJselam ad aliam partem seu ad aliud litus, versus IJselmuden, sunt.. iiii partes piscarie ut ibidem notum est." Registrum van het klooster Prüm, 1417. Van Vollenhove heet het in 1134: in loco maritimo qui Vullenho dicitur, Racer, VII, 364.

Welke gift in 996 door Otto III wordt bevestigd:

Deo sanctoque Vito... Wichmannus comes (dedit) praecipue quae dicuntur in Nardincklant (bij Naarden) Urck, Barbuogot, Otwines 1), praedia insuper in Frisonibus quicquid abbatissa in quatuor comita tibus, vid. Hunesco, F(i)ualgo, Merme (Merne) Micheta 2) tributaria....

van den Bergh, Oorkondenb. 44a; Lacomblet, I, N°. 127. A° 1132 hoort het bij de kapellen, die aan Staveren's S. Odulf klooster bevestigd worden, [zie het Register].

A° 1134. Lotharius bevestigt op nieuw aan Elten hare bezittingen, w.o. Nerdinghlant, Urck, Berbneget, Otuneus praedia..... necnon fiscum et tollenen de piscatione in pago Salon, et in fluvio Isla.... Bondam, Oorkondenb. blz. 183.

A° 1148: possessionum quae est in Meretha, locavimus Conrado de Orio (sive Oric) 3).

Jaffé, Mon. Corbeiens, blz. 222.

A° 1200 (1245?).... Fenehusen, Sileham, Marcknesse) Nagele, Emelwerd, Urck.

Oudheden en Gestichten 475/6; zie het Register i. v. Odulf.

A° 1309.... de kerk en de gemeynte van Urck gehoort den abt ende het convent van Staveren

van Mieris, II, 89; Schwartzenb. Charterb I, 135. A° 1328. Ist sunt fidejussores de Dronthonibus in compromisso : Ot de Orch (Urk?)

....

Rek. Utr. I, 106.

[ocr errors]

In 943 wordt de jacht geschonken aan Utrecht in pago Forestensi" (noch de 'Voorst' bij Vollenhove?), jubemus ut in eodem pago aut in sylva quae nuncupatur Fulnaho praedictae Traject. ecclesiae jus servetur forestense. Heda, blz. 83; Schwartzenb. Charterb. I, 58

Vgl. Nom. Geogr. Neerl. I. 132.

1) Variant in Mieris I, 51, Schwartzenb. I, 64: Barbnegos, Otmes.

2) Vgl.? hoe Liudger door Karel tot 'doctor' gesteld wordt in gente Fresonum ab orientali parte fluminis Labeki super pagos quinque: Hugmerchi, Hunusga, Fivilga Emisga, Fediritga...."

Mon. Germ. II, 410.

3) Indien dit althans 'Urk' is. Zie 't Register i. v. Meretha: die plaats maakt het waarschijnlijk; zie ook op Odulf's klooster (en z'n gebied). Vgl. ? Reinerius de Orio, A° 1274/5, Kerk hist. Arch. (Moll, e. a.) III (1862) 321-397.

4) 'Marchnesse' zoek ik in 'Marken', zie 't Register, i. v.

« VorigeDoorgaan »