Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

gewijde grond was geworden. Deze wordt het eerst genoemd in de 'Vita Sti Willehadi' van bisschop Anskar van Bremen (865):

venit Willehadus in Frisiam ad locum qui dicitur Dockynch irica, quod est in pago Hostraga, ubi et dominus Bonifacius olim martirio coronatus est." Mon. Germ. II, 380.

Die stond bij de Bonifacius-put, zie voorlaatste noot. Als 'doctor ecclesiae' wordt de Fries Liudger, van Wierum genoemd. »Albricus autem cum in Colonia civitate gradum accepisset episcopalem, fecit et Liutgerum secum presbyterii percipere gradum, et constituit eum doctorem ecclesiae in pago cui nomen Ostrache in loco ubi sanctus Bonifatius martirio est coronatus.

Dit moet in 't jaar 777 zijn geweest.

Mon. Germ. II, 408.

Toen schijnt er noch geen kerk gesticht, of het 'ecclesiae' in 'doctorem ecclesiae' zou dit moeten aangeven, wat niet waarschijnlik is: ecclesia is de algemene (katolieke) gemeente'. Willehad vond die

kerk echter wel; en daar hij sterft in 789 1), moet de kerk dus voor die tijd natuurlik gebouwd wezen.

Bij de kerk hoorden een aantal geesteliken, die samen wonend, het 'cenobium' vormden; een klooster, dat volgens Andreas Cornelius in 800 gesticht was. Deze schrijver had op Dronrijp in een oud Antiphonaal gevonden: >>Anno achthondert es het clooster tot Dockum gefundeert." Ocko Scharlensis 75. Oudh. en Gest, van Friesl.

I, 413 (fo. 104).

Maar Willehad-zelf had reeds leerlingen:

>>Ibi (d. i. te Dokkum) ergo cum per praedicationem memorati martyris (Bonifacii) multi antea ad fidem instructi fuerant, cum magno ab eis est honore susceptus, ibique docent ea quae Dei sint, multo tempore habitavit. Nam et plurimi nobilium infantes suos ipsi ad erudiendum ibidem tradiderunt. Quos ille tam verbo doctrinae quam exemplo piae conversationis ad divinum jugiter incitabat amorem multosque errantes olim a fide ad veram et catholicam revocarit scientiam seque maximum lumen supernae claritatis eodem in loco exhibuit. Gentilium quoque quam plurimam catervam verbo sanctae praedications instructam ibidem baptizavit."

Mon. Germ. II, 380. Voor 800 was er dus al een school van clerici; daaruit kan langzamer

1) Mon. Germ. II, 257, en 383.

hand een 'congregatio' van geesteliken zijn geworden '), waaruit misschien in 800 het klooster ontstond.

In een land, bewoond als dat van de Friezen, elk afzonderlik op zijn hoeve 2), ontstonden de eerste buurten ongetwijfeld bij overvaarten en kruispunten van wegen, altans de meeste. De katolieke zendelingen predikten daar het liefst natuurlik, daar verzamelden zich de mensen

--

en daar

stichtten zij vaak hun kerkgebouwen 3). Vermoedelik was ook Dokkum zo 'n kruispunt: de overvaart over de Ee; die lag wel in de weg van 't Zuiden (Wynjeterp) naar 't noorden (Ameland of wel naar: Tona werd).

Bij dergelijke werd het meest markt gehouden: daar werd munt geslagen, en van Dokkum zijn ons dan ook uit de XIe eeuw talrijke muntstukken bewaard met de naam Doccunga 4).

Noch in de XIIIe eeuw spreekt de Vita Siardi, Wijbrants 123 van:

forum quod Dockum dicitur.

En in de ietwat oudere Vita Fretherici (†1175, ald. blz. 38) komt het klooster Dockinge voor; en ook: villa que Dockum dicitur.

De naam vindt men noch in:

A° 1107: circa Dockengas et Stouveras.

van den Bergh, Gedenkstukken N°. 2.

A° 1326 (?) Abbas de Dochem.

Rek. Utr. I, 76.

A° 1333 (?) Gherbrandus, abbas monasterii in Dockinghen.

A° 1335: de consecracione altaris in Doccum.

Rek. Utr. I, 418.

Rek. Utr. I, 517, vgl. 520.

1) Vgl. pastoor Hogeman in Fr. Volksalm. 1890 p. 187 vv. Over dit klooster verder: Oudh. en Gesicht. van Friesland I, 405.

2) Vgl. daartegen Mr. van Blom, Vrije Fries XIV, 360, 404, 352, 355; die neemt aan dat zij evenals de Saksers buurtbewoners waren. Veel in dat artiekel is eveneens onhoudbaar. Over de hele hemrik, toen noch in onverdeeld bezit, altans in onverdeeld gebruik, lagen de hiemen. Zij waren in partiekulier bezit, met wat er op stond. Waarschijnlik lagen zij op terpen, of wierden. Dat het 'hiem' wat biezonders was, blijkt uit de wetsbepalingen.

3) Zo is ook Deventer ontstaan om de Lebuïnus-kerk, die ten Zuiden van de grote heerweg gesticht werd,, welke hier de IJsel kruiste, De Bergkerk werd veel later op de maalheuvel, toen men die niet meer voor volksvergadering hoefde vrij te houden, gesticht.

4) Vgl. Vrije Fries III tot VI. Bijdr. tot de Munt- en Penningkunde door mr. Dirks. De teorie van Hooft van Iddekinge, Friesland en de Friezen blz. 73 is onjuist.

A° 1399, 1400, 1411 (Schwartz. Charterb. I) in Hollandse stukken ook Dochem.

A° 1525 (?) quos de Dockum in (Mariengaerde) adduxerat.. ad proprium conventum in Dockinga remisit.

Wybrants, Gesta Abb. Orti S. Mar. 256.

Dokkum en Docking a staan naast elkaar. Bij dit laatste is -heim weggelaten dit, het weglaten van het laatste lid, gebeurt meer in 't fries, [zie 't Register i. v. 'Weglating'. en vgl. ook het engl. »the bookseller's".]

De naam Dokkum kan ontstaan wezen uit Dockinga-heim. Zo werd het nfrie. Bel(t)sum, stadfrie. Belkum uit Berlicum, zoals het noch geschreven wordt, en dat wel uit Berlinga-heim', zie 't Register i. v. Zo ook Mantgum uit *Mantinghe-heim, zie evenzo 't Register. En Brantgum uit Brantinga-heim? In de Vita Siardi Wybrants 128:

quedam mulier de Brontegum.

Vita Ethelgeri, ald. 223:

nobilis Ida, uxor Dodonis de Brontegum.

A° 1491: Pibo toe Brantgum.

Schwartz. I, 750.

Kadaster van 1505: Brantghum in Dongherdeel, westzijde der Paeszens.

ald. II, 17.

Of wel: 'Dokkum' werd uit 'Dokka-heim'; dit komt mij waarschijnliker voor. Er staan vaker dubbelvormen naast elkaar. Zo Ludinga-kerc' naast 'Ludenkerken', dat tot 'Liun-kerc werd. Zo ook 'Ethelenge' naast 'Ethelum', dat tot Jellum' werd '). En 'Bozinghum' naast Bozum. 1) En 'Mackinge' naast 'Makkum'. 1) En 'Lollingum' naast 'Lollum'. 1)

In 'Dock ynchiricha' is de nch Braune, Gramm. § 128, Anm. 32).

ng+k, of de n is n; vgl. ook ohd.,

Of is 't woord af te delen als 'Dockyn

chiricka', waarin Dockyn niet voor 'Dockyng' staat.

Maar nu de etymologie.

Meestal wordt aangenomen dat het is de 'heim' der 'Dockinga', der famielie Docke, zie deze Nom. I, 173, o. a.

In 'Tochingen' uit de Traditiones Fuldenses kan anlautend t uit d verschoven wezen vgl. de Tatian, waarschijnlik van 825, ook uit Fulda. — Maar, in diezelfde Traditiones staat 'Tunuwerd en 'Tippincheim'; in deze beide woorden is de t de vaker voorkomende schrijfwijs voor th: die men in Thunewerd ook vindt. En de d in 'Dipbingheim', en misschien die in 'Dune-heim' 1) wijst daar even sterk op: want oorspronkelike t werd z.

1) Zie 't Register i. v.

2) Over de chiricha', de volgende blz.. 945.

Een oorspronkelike d die in die oostfrankiese stukken als t voorkomt kan het dus in Tochingen niet wezen, om de t in 'Tunawert', en Tibma 1). Want in de Registers zijn 'Tunuwerd' en 'Tibma' goed teruggegeven. Dus ook Tochingen wel! Buitendien, ook in Friesland werd th vaak t. In de tweede helft van de IXe eeuw wordt d in plaats van th in 't Oostfrankies regel 2), Fulda's oorkonden hebben die ook al vroeger 3). Zowat in de Xe tot XIIe eeuw werd ook in 't Middel- en Nederfrankies en de noordelike duitse dialecten th tot d 4). In de XIe eeuw is een d die soms in 't fries uit th ontstaat, niet te vroeg voor 't westerlauwes; zie de munten in 't oosterlauwes komt het later voor, XIIe? zeker XIIIe eeuw. Ook de d in Dokkum, en Dockynchiricha kan dus op th teruggaan. In de Annales, die jonger zijn (IXe eeuw midden, en later) zal men, dunkt me, ook eerder deze wijziging van klank vinden dan in de oudste gedeelten en de Traditiones; waarin zeker twee, zo niet meer serieën zijn bijeengevoegd; de oudste uit de VIIIe eeuw noch. En die bij en om Dokkum behoren zeker tot de oudste; daar moest Bonifacius-z'n moord, om 't zo maar te noemen, eerst worden verzoend.

[ocr errors]

Wat mij vooral naar de T(h) wijst, is de tegenwoordige naam van landerijen in de buurt: »de Toch ma-landen nabij de Luine" 5). Deze naam en die van Dokkum moeten, dunkt me, wel samenhangen.

Maar nu de ch en de ck?

Vóór de XIe eeuw heeft men in Fuldase stukken Tochingen', 'Tockingen', "Tokingen' ).

Dit kan k, kk of de geaspireerde tenuis (k) wezen; die ook in 'chirichun' (Dockynchirichun) voorkomt.

En de ck in de Annales dan? In diezelfde stukken staat 'Ostriki, Westeraeche, Wistrachiam (vgl. Kluge, i. v. aue), Hostraga.

M. i. kan zowel ch in Tochma' als ck in Dockum' op ouder gh teruggaan; vgl. rèch (nieuwfries, ch toonloze spirans) naast een ouder regge;

1) Zie 't Register op deze plaatsen En verder 'dacheim fries: Techum'.

2) Braune, Alth. Gramm. S. 131.

=

"Tekkum', geschreven nieuw

3) Kossinna, Aelt. Hochfrank. (= Ostfränk.) Sprachdenkm. S. 44.

4) Paul-Braune, Beitr. I, 53 vv. Maar men heeft al d's in de Heliand en in de Karol. psalmen. Vgl. Dokkenhude, XIVe eeuw in de diocese Hamburg, F. W. Egeling. Die dentsche bisschofe, I, 73, geciteerd in Halbertsma, Lexicon I, 704.

5) Mr. Andree, Kollumerland en Nieuw-Kruisland blz. 10.

6) Vgl. ook 'Dochem' in holl. stukken. En Braune, Gramm. S. 102.

en oudfries egge (partij) naast oudfries ecke, nfries igge, icke, Tijdschr. voor Ned. Letterk. IX, 314-5.

Grondvorm zou dus Thogh-(o?) wezen. Een eigennaam? Die mogelik te stellen zou wezen bij Tugus, Dugiman (A° 830), Tugeman (A° 822); Tocca, Tukko? Maar Förstemann brengt deze tot een stem 'dug-'. Terecht? De t is geen bezwaar; er zijn er meer, die wel met ouder Th- hebben, maar waarvan alleen vormen met T (of D) voorkomen. Vgl. b.v. bij "Thuld'. >> Besonders häufig findet sich dieses t statt th in den namen der urkunden (in solchen quellen, welche sonst noch th haben)", Braune, Alth. Gramm. S. 134, Anm. 9.

Is het woord dan onze nieuw friese eigennaam Tökke? En dit uit "Thogh-j-a? Er zijn zwarigheden tegen beide etymologieën, zowel tegen de algemeen aangenomene; als de hier boven gestelde. Ik geef deze in overweging: iterum, sagaciores videant.

De marteldood van Bonifacius in Friesland heeft aanleiding, schijnt het, gegeven tot het doen van vele schenkingen door Friezen aan de abdij, waar zijn lijk werd bijgezet, aan het Fuldaklooster.

In de Traditiones Fuldenses 1) wordt o. a. melding gemaakt van een schenking van Wolfraban:

(15.) in villa que ductur Waltheim, quinque boum terram cum omnibus possessionibus et familiis meis et prole eorum.

Zo geeft Nohtleib in dezelfde

Zie boven blz. 29.

(128.) »villa Waltheim terram XII boum et insuper quicquid proprietatis habui una cum domibus edificiis et mancipiis,

Zie boven blz. 29.

(88.) Rudolf... in villa que dicitur Waltheim que constructa est in pago Ostrache terram XII boum et quicquid in terminis eisdem uille habere potui, Zie boven blz. 30.

En ook

(55.) Ramolt tradid. sco Bon. terram VII boum in uilla Waltheim. In descriptio... Hadamar" (Xe eeuw, zie beneden 't Register i. v.): Waltheim.

Dit Waltheim' is een oude villa, vrij goed bewoond en bebouwd, blijkens de weilanden, en de bijbehorende 'laten'; het moet gezocht in de streek van dorpen die tans -woude, (-wâld wod) heten, als Dantumawald, Walterswald, Murmwâld, Ackerwald.

=

1) Uitgegeven door Dronke, zie van den Bergh, Oorkondenboek van Holland.

« VorigeDoorgaan »