Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

SPECTATRICE,

O F

BRITSCHE LEERMEESTRESSE

DER ZEEDEN.

DERDE DEEL.

Na den vyfden Druk uit bet Engelfch Vertaalt.

Te AMSTERDAM,

By JACOBUS KOK, Boekverkooper in
de Warmoes-ftraat, 't tweede Huys
van de Enge Kerk-Steeg.

MDCCLXIII.

Pag.

DE

ENGELS CHE

SPECTATRICE.

DERTIENDE BOEK

De Menfchen zyn wel 't meeft geneegen,
Om's Naaftens doen op 't scherpft te weegen,
En, is er dan een feil begaan,

Zoo word 'er altoos by gedaan;
Maar zoo 'er eens iets werd gepreezen
Dan vraagd men, zou bet wel zoo weezen?

[ocr errors]

Ermaak te fcheppen in alle nieti ge kleinigheeden, welken ten las ten van onzen evenmenfch verhaald worden, uit te pluizen, en te helpen verbreiden, is een klaa re blyk van een laage en ontaarde Ziel, of, van laffe fnapzucht; een gebrek, 't geen ik, met leetwezen, moet bekennen, de Vrouwen meer als de Mannen eigen te zyn. Men wil dat de ongelukkige neiging tot Kwaadspreken. heit in ons veroorzaakt word, door eene meer. dere hebbelykheit tot nyd en kwaadaardigheit in onze natuur; anderen, min geftreng, fchryven de oorzaak 'er van, alleen toe, aan gebrek van bekwaamheit om ons Verftand met nutA 2

tige

[ocr errors]

tige zaken te kunnen bezigh houden. - Het laatste, is zekerlyk, de meeft waare reede, om dat men dikmaals Vrouwen vind welken in geen andere opzichten met kwaadaardigheit te befchuldigen zyn, en echter, met groot vermaak, alle fouten daar zy van hooren, fchoon van perfoonen daar zy nooit eenig gefchil meede hadden, of welken men niet kan denken, dat zy eenigfins zouden kunnen benyden, greetigh als in zuigen, en zich met de vertellingen 'er van vermaken.

Schoon nu de beweegende oorzaak om zich zelven te vermaken, zoo ftrafwaardigh niet is, als de booze kwaadaardigheit, behoorde echter ieder onzer zich te fchaainen, als men zich geneigt vind om de kleine Hiftorieties van Perfoonen die ons niet beleedigen, te verbreiden, en eerft in te den. ken, of wy bekwaam zyn, om alles wat ons, en die ons van naby aangaan, betreffende is, zóó geregeld te houden, dat niet ande ren, op gelyke wyze, 'er zich meede vermaken kunnen.

Ik heb eens een jonge Juffer gezien, die, door een overval geheel magteloos, en door dampen opgefpannen, tot de dood toe benaauwt was; zoo, dat ze als buiten adem fcheen, geen oogen openen noch een vinger roeren konde: welke in dien staat, zoo dra ze maar hoorde fluifteren ten nadeele van iemants gedragh, zonder te weten of 't waar of vals was, en zonder dat de Perfoon haar aanging, of anders, als by naam,

met

,

met haar bekent was, aanftonds bekwam, een nieuw leven in haar gezight kreeg, een lachend wezen zette in drie haaften zich kleedde, in tuffchen de Koets gelaftte, en aanstonds een paar Paarden bek af reed, met de gantfche Stad door te runnen, om ieder dat nieuws meede te deelen.

Zoo groot is de verwaantheit van fommige luiden die den naam begeeren, van al toos alle nieuws het eerfte te weten, dat ze 'er alle foort van bedenkelykheden, en in agtneemingen aan opofferen, of liever, worden alle oplettenheden verzwolgen in hunne belachelyke Ambitie. - - Ik noem het Ambitie, of een begeerte om in iets uitmuntend te wezen. Maar waar in

wil men dus uitmunten? Wat wil men wezen? oorblazers! achterklappers! kwaadfprekers! labbekakken! Menfchen in fchyn, in de daad Zwynen, die misthoopen omwroeten, om in den drek voedzel na hunnen vuilen aart te vinden. - Foei! - welke verachtelyke hoedanigheit voor luiden van een gemeene opvoeding? - hoe dan voor een Dame van geboorte en rang! een Karacter, dat beide, ieder voor zich, hoe zeer zy 'er mede befmet waren, zich fchamen zouden als het hunne te erkennen.

Ik ben niet liefdeloos genoeg, om te onderstellen, dat 'er geen werkelyke kwaadfprekende gevonden worden, die niet wezent. lyk onkundig zyn, zulks te wezen ; 't is by de zulke een aangeboore gebrek in hunne geA 3

aart

« VorigeDoorgaan »