waar toe haare bedurve neiging haar dan aanport. In 't kort daar zyn geene omstandigheeden die iemand kunnen vryfpreeken wegens het schenden van een anders goeden naam en faam; en, na't my voorkomt, word de wezentlyke flegtheit 'er van, van alle die 'er aan fchuldig zyn, niet begreepen, maar gefchied het veeltyds meer uit gewoonte, en onbekwaamheit om van andere onderwerpen te redeneren, als uit wezentlyke kwaad. aardigheit des harten; ik wenfchte dat de geene die zich aan die gewoonte fchuldigh kennen, de aanmerking die Shakespear 'er op maakt, geduurig in gedagten hadden. Dus fpreekt hy 'er van De goede Naam van Vrouw of Man, Gelyk ligt, voor my, andren 't waren Daar Want fchoon bet bem niets aan en brengdt Steld by me bloot voor duizend rampen, NIEUWSGIERIGHEIT is de moeder van de kwaatfprekenheit: indien wy niet altoos omfnuffelende waren na de omftandigheden van eens anders zaken, zouden wy 'er onmogelyk zoo veel niet van te weten komen de graagte om geheimen te ontdekken, is zoo overheerfchende in de meesten onzer dat 'er een zeer groote fchat van goed oordeel nodig is, om de prikkelingen dier hebbelykheit te dempen; maar als wy Vrouwen indaghten, hoe gestreng de Mannen ons om die zwakheit veroordeelen, moeften wy, na myn gevoelen, niet tegens wat moeite opzien, om te toonen, dat het in ops vermogen is, zulk een berispelyken Zwak te boven te komen. ZAL de kundigheit van 't doen en laten van anderen ons wyzer of gelukkiger maken? Ja, zal 'er van fommigen op geantwoord worden: Wy kunnen ons voordeel doen met de voorbeelden van een goed Gedragb; en, door bet zien vallen van anderen, leeren, op onze boede zyn, tegens bet ftruikelen. Hy Spiegeld zich zaght die zich aan een ander piegeld. Deeze redenering kon eenige waarde hebben, indien de Drukkonft niet in vollen bloei ware, en veele Zeedekundige en Hi fto. ftoriesche werken, duizende leerregels in- Daar en boven weet men, dat in een Eeuw en en maar aan weinigen bekend, en kan flegts een voorbeeld van navolging worden voor fommigen; en wat hunne tegenbeelden aangaat, waarlyk, die ftrekken weinig tot voorbeelden van affchrik: de famenloop van veele flegte hoedanigheden in dezulken, verwyderen van ons, al veeltyds, het denkbeeld, dat wy hen in eenige van dezelven gelyken: en dus word op de inwendige befchuldiging van ons gemoed, ontrent dat weinige, te minder agt gegeven, en, hunne affchrikkende voorbeelden, zyn, zonder genoegfaame kragtdadigheit, om ons te behoeden, van niet te vervallen, in eenige van die byzondere misflagen, welken wy algemeen in allen anderen veroordeelen. Op deeze wyze de Zaak aangemerkt, heeft de nieuwsgierigheit maar een zeer geringe verfchooning, en zy die 'er zich van bedienen, bedriegen hun zelven;wy hebben geen wezentlyke beweegreeden voor onze rusteloosheit in 't nagaan van zaken die in geene opzichten betrekking op ons hebben, en nogh minder voor die dwaaze verwaantheit van ze alom te verbryden, om den naam te verkrygen, dat niets de oplettenheit van zulk een Vrouw ontsnapt. De Mannen van 's gelyken, hoe zeer ze het ook in ons veroordeelen, zyn niet allen vry van dat zwak; en voornamelyk fom die onder hen, welke gaarne voor groote 2 zonders, of zy doen de ronde, by al hunne bekenden, meer om te toonen dat zy iets weten, als om het dien meede te deelen; en 't moet zekerlyk grotelyks ten hunner vergenoeging strekken, dewyl ze niet te rust gaan kunnen voor den ring volkomen voltrokken is. -Anderen, die men voor wyzer en voorzichtiger gewoon is te hou den, fchoon ze niet gewoon zyn zich zoo zeer in woorden uit te laten, kunnen zich echter tot zoo verre niet intoomen, dat ze niet door betekenende geften, knikken oogwenken, glimlachen, en duizend ande re kunsjes beduiden, dat zy meer weten, als zy goedvinden te zeggen: - hoe naarftig loopen Mannen van die geneigdheit 's morgens niet na de Bedkamers der Groo ten, na de Wandelplaatzen, Pleitzalen, en Kerkenkameren om allen in en uitgang waar te neemen, en, waare het mogelyk, uit aller wezen trekken te leezen, wat hun daar heeft doen komen: --- hooren ze dan in 't voorby gaan, een balve zin, hunne vin dingryke fchranderheit voegd 'er wel haast 't ontbreekende by, en de inbeelding, dat zy fchrander iets uitgevorft hebben, haare ver waantheit gaande makende, loopt men 't eene Koffyhuis in en 't ander uit, en voorts op de Beurs, daar men ieder een wel wilde inluifteren .... Wat? ... iets dat zy zelf niet voor hunne eigen vinding durven opgeven dat met de waarheit niet over. eenkomt, -en, echter, niet nalaat veel |