Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

verwarringen, en hatelyke loogenen te doen rondlopen. Dikmaals ten ruïne van iemant, welke de eerste verbreider zelf nooit ge kent heeft.

Dogh die mannelyke labbekakken zyn reets genoeg ten toon gefteld, en zouden door my niet nader aangehaald zyn, waare het niet, om in 't voorbygaan, de fchenzieke schimp, daar ze onze Sexe over 't algemeen meede aantaften, een weinigh te rugh te doen ftuiten.

Ik denk echter dat het best zoude wezen indien wy dezulken allen voorwendzel ontnamen; en my dunkt, dat het zeer gemakkelyk zou kunnen gedaan worden, als wy 'er ons toe zetten wilden, en indenken hoe veel wy ons blootstellen, om zelf berispt te worden, in den tyd dat wy alles wat mogelyk is bybrengen, om anderen onzer Sexe ten toon te ftellen: Hoe gemak kelyk is het niet voor die ons aanhooren, om een belediging van dien aart een andere uitflagh te doen neemen! en zulks zelf, indien zy minder geftreng waren, als wy met reden veronderstellen mogen dat de meesten zyn: terwyl men zeker weet, dat alle aanwezende, van ons denken, en aan anderen zeggen zullen, dat wykwaadaardige fchend tongen zyn.

Het is zonderling, dunkt.my, dat deze ge heele Wereld, de ongemeete ruimte, en al de wonderen en vertooningen welken de magtige hand van den grooten Schepper zoo

goed

goeddadiglyk over 't geheel verfpreid heeft, geen Stof tot gefprekken voor verstandelyke wezens kan uitleveren, maar dat men daar toe, juift nodig hebbe, om 't uitnemendste en volkomendite van al het gefchapene, ten minften van al wat de natuur ondermaanfch aan ons vertoont, en wy met sterflyke oogen befchouwen kunnen, te verlaagen, en deszelfs waardigheit te verfcheuren, en als met voeten te treeden!

DE Turken ftellen dat de Vrouwen geen Ziel hebben; en mogelyk ontbreeken 'er geene naam Chriftenen, die wel na dat gevoelen overhellen; maar hoe laag is het dan niet in ons, dezulken fchynbaare reden te geven, tot redeneringen, die zoo verontwaardigende, en zoo beledigende zyn, met ons te gedragen, even of wy onbekwaam waren om te denken of te overwegen, twee werkzaamheeden die de wezentlykite eigenfchappen der zielen zyn!

Het gebruik van de fpraak is ons gegeven om elkanderen zulke zaken meede te deelen, als de reede, en 't goede oordeel, ons, uit de fchatkift van de Ziel, ten beften van ons allen, opgeven: laat ons dan zorge dragen dat wy deeze edele gave niet verkeerdelyk aanleggen, tot uitwerkingen, die zoo geheel tot het tegendeel ftrekken van 't oogmerk des geenen die ze ons gegeven heeft:

laat de tong, in plaatze van Talenten, die ook in ons, zoo wel als in de Mannen, kunnen plaats hebben, te beoeffenen, niet III. Deel. I. Stuk. B mis

misbruikt worden, tot vermindering van de waardigheit van ons gelyken, door faamrovery en kwaatfprekenheit. De ge

brecken die wy in ons zelven kennen, moeten wy zekerlyk verbergen, en verbloemen, zoo veel ons mogelyk is; de mannen zyn maar al te doordringend tot ons nadeel, en op 't ogenblik dat zy ons Engelen noemen, al veeltyds geneight om ons onder de afgevallene te plaatzen.

Maar gelyk ik voorens reets heb aangemerkt, het getal van dezulken, die uit nyd en kwaadaardigheit fchandelyke Vertellingties maken, of verbreiden, is gering, in vergelyking, met de zulken, die het enkelyk doen, om dat zy denken, dat anderen 'er genoegen in vinden, of, om dat ze niets anders weten voort te brengen; ik moet derhalven myn oude redenering, van de nootzakelykheit die 'er is dat wy een weinig in ons zelven moeten overwegen, weder ophalen, en aanpryzen, nooit te spreeken, of te doen, zonder alvorens te overwegen, wat 'er de gevolgen yan zouden kunnen zyn.

De minfte bekladding, of zelf een dubbelzinnige aanduiding, in tegenswoordigheit van Perfoonen die 'er een kwaat gebruik van maken willen, is genoeg,om'er de vuilfte Vertelling uit te fineeden, en is het dikmaals geweeft, tot de uiterste ruïne van den roem en 't vermogen van veelen. De zeilen van kwaad berigt, worden meer en meer uitgezet door ieder hatelyke ademtogt; onbe

[ocr errors]

dagt

ter

dagtzaamheit, nayver, en laage onderwer pelykheit, helpen de verderflyke lading geleiden tot dezelve aangenoomen word plaatze daar ze nootlottig moet wezen,en alle liefde moet vergiftigen, alle tederheit moet vernielen, alle agting moet vernietigen, en, in 't kort, de befte, verknogtfte, en allerbenodigste vrinden, of bloedverwanten, moet van een fcheuren.

WELKE Onverzoenbare Twiften heeft fomtyds een enkel woord niet veroorzaakt! welke ongelukkige Gefchillen zyn 'er niet gereezen, wat voor onblusbaare Jaloufien zyn niet ontsteeken, enkelyk, door de onbedagtzaame zotheit, van dezulken, die hun werk maken, om woorden uit te vinden, die dubbeld kunnen begreepen worden! En geen wonder, want voor welk een onfchatbaaren Juweel is een goede Naam ten allen tyden niet gehouden! Wy behoeven dit niet met het gezagh van veele fchryveren te bevestigen, ieder weet hoe fmertelyk het is 'er van beroofd te worden; de Eerdief is altoos, en alom, voor de wreedste en verfoeilykfte Roover gehouden.

Hoe, hebben wy dan zoo weinig agting voor 't waardigfte dat men bezitten kan ? de zaak daar 't grootste geluk, of de groot fte ellende van den Perfoon dien 't aangaat in gelegen is? - welk een fchyn van verfchooning kan 'er gegeven worden, voor de belediging die men een ander doed, zonder door eenig belang voor zich zelf 'er toe geB 2 noopt

noopt te worden? en daar het, in 't tegendeel, alleen kan ftrekken om ons gehaat te maken by alle wellevende en redelyke menfchen?

Indien dit gebrek alleen gevonden wierd by luiden van een gering verftand, men, zou 'er zich zoo zeer niet over verwonde ren: maar, 't is my leet te moeten zeggen, dat zelf Perfoonen van 't schranderfte oordeel in andere opzichten, 'er zich zelven in toegeven, door aanritzing van deeze of geene Hartstoghten, welken, de Opzichters van hunne jonge Jaaren, hen niet geleert hebben in toom te houden, en welke zy, in ryper ouderdom te trots, of te onbedagtzaam, vieren, zonder 'er zich eenigzints tegen te kan

ten.

De rampen veroorzaakt door zulke tongen die zich vermaakten in anderen te fchenden, zyn te bekent om 'er veel voorbeelden van op te geven; nochtans kan ik niet voorby 'er één aan te haalen, daar iets zeer aenmerkelyks in doorftraald.

PHILAMOUR en Zimene, wierden by een ieder aangezien als een zeer gelukkig Paar zy waren reets vier maanden gehuwt, en al de tekenen hunner blakende liefde waren nogh even vuurig als op hunnen bruiloftsdagh, wanneer Ariane, eene van die loffe onbedaghte Snapfters die ik befchryf, Zimene kwam bezoeken, tot stikkens toe vol van een geheim, dat zy pas ontdekt had.

Zy was, na 't fchynt, door eene van die fabbekakken, die ieders gangen naspooren,

-be

« VorigeDoorgaan »