Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

ons teffens indenken hoe goed en magtig de Goddelyke Voorzienigheid is.

DAARENBOVEN dunkt my moet 'er in ons een dankbaare erkentenis door opkoomen, die ons belang doed neemen in de behoudenis en 't welvaaren van al die edele Zeelaiden, in welken ftaat of bediening ze ook vaaren; 't zy op Oorlogfcheepen, of ter Koopvaardy, wy kunnen de verpligtingen, die wy hen boven alle andere beroepen en handteeringen hebben, niet ontkennen.

AAN de Koninklyke Zeemagt zyn wy verfchuld voor de behoudenis van alles wat ons in de Wereld lief en waardig is:Zy zyn het Bolwerk voor onze Wetten, voor onzen Godtsdienft, onze Staaten, en ons Leven door hunne zorgen flaapen wy geruft, en vreezen geene invallen nog mishandelingen van buiten: door hen is Groot-Brittanien eene Zeemogenheid, die, met haaren gevreesden Drietant, de onderdaanigheid vorderd van de trotste haarer nabuuren.

AAN de fchrandere Kooplieden zyn wy al le vermaak dat de Vreede en Overvloed verfchaffen kunnen verfchuldigd:-ons Eiland, fchoon voorzien met de benoodigheden tot onderhoud van het leven, beroemd zich niet op lekkernyen van haar eigen grond, om het leven te veraangenaamen

De

vrugten die wy in onze trekkaffen en broeibakken vinden, zyn niet oorfpronkelyk de onzen, ze zyn ons, van tyd tot tyd, uit anderen geweften aangebragt, en door de

konft

konft des kweekers by ons als genaturali. zeert; ook willen onze gronden nog klimaaten hunn' arbeid niet zóó wel aan de hand gaan, dat ze onze vrugten die geurige fappen byzetten, welken de Citroenen, de Granaatappelen, de Orangens, de Limoenen, en veele andere vrugten buitenlandfch eigen zyn. Hoe zou de kiefche en onderfcheidende fmaak voldaan worden indien de Thee, de Koffy, de Chocolaat, de Sago, de Speccryen, de Olyven, en Wynen, ons ontbraaken? En welk een ander figuur zouden onze Schoone, en haare kleedka. meren, kabinetten, en zaalen, niet hebben indien we de fieraden van kleeding en meublementen, die ons uit China, Perfien, Rusland, Vrankryk Holland en Brussel toege. voert worden missen moeften?

[ocr errors]

IN 't kort, al onze vermaaken, al onze pronk en zwier komen ons van elders, en worden ons gebragt door de ftoute Zeelui, die hun leven wagen, de uiterstens van hitte en koude ondergaan, en de furien van wind en wateren verduuren, om ons allen onzen dartelen wenfch te verfchaffen.

HET minfte derhalven dat wy doen kunnen, is medelyden te hebben met het geene zy lyden, en ons te verblyden als zy al de groote gevaaren die hen geftadig omringen, zelf op hunne gelukkigste togten, ontkomen.

DE REISBESCHRYVINGEN zyn daarenbozeer nuttig voor het verftand, en maaken ons te meer bekwaam, om de hiftorien te

grypen en beter te onthouden, dewyl ze ons een groote kundigheid in de Geographie byzetten, en ons bekend maaken met de plaatzen waar de gevallen daar wy van geleezen hebben gebeurt zyn.

MOTTRAY is uitnemend naauwkeurig in zyne Befchryvingen, en men heeft fchier geene plaats van eenig belang in Europa, Azia, en een groot gedeelte van Afrika, of men zou onder 't leezen schier denken 'er zich te bevinden.

MONTFAUCON, is nog veel byzonderer, en gaat zelf over om ons een fchets te geven van al het fraaije en merkwaardige, zoo van natuur als konft, 't geen in die Werelddeelen, welke hy doorgereist is, kan gevonden worden.

MEN moet niet denken, dat ik die Werken roem om anderen te willen veragten. Dampier, Pater du Halde, Mufin, de Bruin, Tavenier, de Heer John Chardin, en eene groote menigte anderen, hebben ook hunne byzondere verdienften: maar de Verhaalen die ze mededeelen zyn wat zeer beknopt, of, veeltyds van zulke plaatzen in de Wereld, daar een Lezer, die niet al te zeer ervaaren is, niet veel belang in neemen kan, echter zyn die onder hen, welke wel het minft vermakelyk ichynen, niettemin zeer naauwkeurig in hunne Geographie, en zoo beantwoorden ze nog aan een zeer voornaam punt.

NOG zyn 'er eenige andere Boeken die ik wel gaarna zou aanpryzen;

maar on

ze

ze edele Weduwe zegt my te vreezen dat ik reets te ver uitgeweid heb, en dat de menigte van Schryveren, reeds al genoemt, wel bekwaam konde wezen om de Jufferen af te fchrikken om eenige van dezelven op

te vatten.

Ge

Ik wenfte wel iets beters van myne Sexe te moogen denken, dog vind me genootzaakt aan 't overfchreiend oordeel van die Dame my te moeten gedraagen. noomen nu dat ik de lyft reets te groot gemaakt hadde, zal ik 'er alleen nog byvoegen, als het kort begrip van die Allen, de Dictionaire van Bayle, die is, als een geheele Bibliotheek op zich zelven: dewyl 'er geen plaats, perfoon, nog daad van eenig belang, federt de Schepping, tot den tyd dat dit heerlyke werk is in 't ligt gekomen, bekent is, of het doed 'er berigt van. Zy die dat Boek leezen, al lazen ze geen ander, kunnen niet onkundig wezen, en zo ze vervolgens zich aangeport vinden door uitgeftrekter Weetluft voor verdere byzonderheeden, kunnen ze hunnen toevlugt neemen tot wyd. loopiger berigten.

DIT zyn de voornaamste middelen, door welken die beminnelyke hoedanigheid, in welke alle andere goede hoedanigheeden en volmaaktheeden begreepen zyn, te be. komen is: want als wy een volkome goede fmaak hebben in wezentlykheeden, kan het niet zyn dat wy die zouden ontbeeren, in mindere zaaken. De Natuurkunde, de Kennis van de wereldfche gebeurteniffen,

[ocr errors]

de

[ocr errors]

de Kennis van ons zelven, zullen ons in ftaat ftellen om van alles dat rondsom ons is te oordeelen. Zelf de meubelen in onze huizen onze bedienden, onze kleeding, alles zal 'er een zekere netheid door bekomen, zonder dat het ons moeite koften zal om ze 'er aan te geven; en 't zal schier eene onmogelykheid wezen, dat wy in eenig geval iets kiezen zouden, 't geen niet overeenkomftig ware met onze jaaren, onzen staat, en omftandigheden.

Nog zal ons doen en laaten daar door aangenaam en onze houding inneemende worden by allen die ons kennen; ons vermaak zal zelf met eene zeedige zwier, en eene lieftalligheid verzeld gaan, niet min waardig om na gevolgd te worden, als onze allervernuftigfte ingetoogenheden.

ZOU HET, daar wy inbeeldig zyn op onze perfoonlyke hoedanigheeden, niet lof waardiger wezen, die van het verstand zoo uitfchitterde te maaken, dat de fchoonheid, in de beminnelykfte onder ons, maar de tweede plaats zoude hebben in de verwondering der mannen? en zy van ons dagten even als de onvergelykelyke ADDISSON ons Juba voorfteld te denken van Marcial (volgens de Cato van den Heer ANGELKOT.)

't Is fchoonheid van gelaat, noch rood koraal der

kaaken

Noch uitterlyke fchyn, die my in min doed blaken ; Die gaaven worden aan den Minnaar baaft gewoon; Of, door den tyd verwelkt, in 't kort, dat bloozend Schoon.

De

« VorigeDoorgaan »