Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

De deugd van Marcia ftreeft al baar fraai te boven; Zy is begaafd met fchoonheid, boog te looven, Maar nog befc baamt die Maagd al haar bekoorlyk. beid,

Door grootsheid van gemoed, en ongemaakt beleid Van wysheid, zonder roem, en zuiverheid van zeden; Fa Catoos ziel blinkt uit in al haar doen en reden, Terwyl verrukkelyke aanvalligheid 't gezigt Vercierd met lagjes, daar de droefheid zelf voor zwigt,

En die de ftrengbeid van baar Vaders deugd ver

Zoeten.

In 't kort de goede fmaak geeft eene bevalligheid aan alles, en doed zich zelven kennen in 't minfte woord, of oogflag, of beweeging; en dewyl ze niet buiten het bereik is van iemant die maar een tamelyk verftand heeft, dunkt my, moet een ieder zyn best doen om ze te verkrygen.

Ik twyffel niet of verfcheide van myne lezeren zullen in hun zelven zeggen; waar toe diend dat byhangzel? De Spectatrice kan verzekert zyn dat niemand zoo plomp is dat hy niet na zulk een uitnemende bekwaamheid komt te wenschen.

Ik hoop zoo, en wil dat gaarne toeftemmen; maar men heeft my dan ook toeteftaan, dat de meeften juift het tegengeftelde doen, van 't geen vereischt word, om 'er toe te komen.

't Is 'er mede gelyk zeker Lord zegt,

De

De wereld is een Bofch, daar veelen in verdwaalen;

Een ieder kieft zyn pad: en volgt zyn eigen boofd.

EEN Brief van Mevrouw Sara Ouderwets, de eerfte Correspondentie van de Spectatri ce, is voor ons by de uitgever onzer Befchouwingen overgeven: wy vinden tegenwoordig niet goed dien te plaatzen, om dat den inhoud in geenerlei wyze dienen kan voor het gemeen. Zy verwyt ons zeer scherp den raad die ik haar gaf om Juffrouw Biddy op het land te zenden, (a) om dat ze 'er is verliefd geworden op de knegt van een nabuurig Edelman en 'er in ftilte meede getrouwt is. Hierop, dunkt my, moet ik antwoorden, dat zy myn' raad niet gevolgd heeft, maar haar' eigen. Die de moeite gelieft te neemen om te rug te gaan tot het Vyfde Boek van de Spectatrice, zal vinden, dat ik 'er volflagen tegen geweest ben, om de jonge Juffer ergens heen te zenden daar ze geene vermaaken konde hebben welken verftrekken konden om die ze hier verlaaten moeft, goed te maaken. De goede oude vrouw bekend meede, dat, in plaats van te gelaften haar toetegeven in al die onnoozele vermaaken welke een buiten leeven eigen zyn, zy, in 't te. gendeel, zeer geftreng aan de perzoon die zorg voor haar moeft dragen had bevoo

(a) Zie I Deels V. stukje pag. 321.

[ocr errors]

len

len om haar altoos aan 't werk te houden, en ze zelf geftreng te ftraffen, indien ze niet het behangzel van een vry groote kamer, afgeborduurt had eer de zoomer ten einde was.

Dat was een zeer verkeerde behandeling, waarlyk, om te maaken dat ze de vrolyke gezelfchappen van Ranelagh zoude vergeeten; en al de vleiende taal die ze zekerlyk zoo daar, als overal elders in dien tyd gehoort had, moeft op die wyze haar nog oneindig bevalliger voorkomen. Ik moet ook zeggen, dat ik geheel niet kan goedkeuren, dat zulke moeders, haare dogteren, daar ze vermoogen hebben, en goede partyen zyn, aan 't naaijen en fpeeten houden of 'er de koft mee moeft gewonnen worden, en dat alleen, om dat haare grootmoeders zich krom zaten te bogchelen: daar zyn 'er genoeg die 'er van moeten leven, en 't is een foort van ontvreemding die de benoodigden gefchied, als wy die handwerken oeffenen daar dezulken uit beftaan moeten; na myn gevoelen, hebben juffers van geboorte, even zoo veel van de keuken en de kinderkamer te leeren, als noodig is, om de geenen die in haar dienst zyn te kunnen beveelen, zonder gevaar te loopen dat de keukenmeid haar knollen voor citroenen en de naaister een el voor vyfvierendeel zal verkoopen: zoo ze in dat dadelyke werkzaame van kooken en braaden, maaken en verftelien, al haaren tyd doorbrengen, kunnen ze 'er wel de naam van goede buishoudfter meede bekoomen,

,

ས་

maar

maar niet de wezentlyke goede fmaak en de bekwaamheid tot den edelen omgang met luiden van opvoeding en kundigheid. Dezulken kunnen in den uitgestrekte zin, tot geen goed gezelfchap dienen, ze fpreeken van lekker en van net, en hoe Jannetje bakt, en Lysje ftrykt, en dat is 't al.

,

Ik moet 'er altoos om lachen als ik eene moeder van verfcheide dogteren hoor zeggen, O! ik hou myn Dogters altyd aan 't naayen. De eene is heeden bezig met een japon te maaken de andere met een bedde fprei te ftikken, en de derde met een dozyn hembden voor haar Vader te naaijen: en als ze je dan op de Kinderkamer brengt, moet dat alles nagezien worden, en ze voegd 'er dan by, bet is goed ze van ydelberd af te bouden; als jonge luiden niets te doen hebben, willen ze gemeenlyk doen 't geen ze niet en behooren.

DAT alles is wezentlyk waar: maar om die schadelyke ledigheid voor te komen zyn 'er wel verstandiger bezigheeden die den geeft aankweeken, het verstand verbeteren, en teffens vermaaken kunnen:

en we

gens zulken als die welke in deeze Befchouwing opgegeven zyn. Wil ik my gedraagen aan jonge Jufferen, die, zóó als gezegt is, opgeflooten zitten, en vraagen, of ze niet liever haren tyd met leezen in de Natuurkundige Filofofiie zouden doorbrengen, als met op den draad te naaijen, of handschoenen met gaatjes te braaijen.

HET

HET is niet genoeg, dat wy omzichtig zyn met de Jeugd op te voeden in de gron den van deugd en goede zeeden, en dat wy ze geheelyk af houden van die uitfpanningen die in gebruik zyn, en die den onder gang waren van zulk eene menigte, om hen te doen geheugen wat opvoeding ze van ons gekreegen hebben, en 'er hun zelven na te gedraagen wanneer ze eens zoo ver komen van haar eigen beftierders te wezen: -neen, wy moeten daarenboven tragten hen wys te maaken, en de deugd hen zoo aangenaam te doen voorkomen, dat zy 'er niet in 't min fte van kunnen afwyken, zonder den grootften weerzin 'er over te gevoelen.

Als Wilge takken zyn de kinderen te buigen;
Zy groeijen verder na 't beleid van die ze zuigent
Is dan bet bout in 't bart verkeert of krom gegroeit,
Zoo belpt bet weinig, of men't loof 'er van befnoeit.

Met de natuurlyke trotsheid van eene jonge fchoonheid op te zetten, door haar te vleien in het denkbeeld dat ze alles waardig is, en in alles gebieden mag, word haare neiging niet voorgekomen, nog wechgenoomen, indien ze ongelukkig gevat raakt op een man die beneeden haar, en haars niet waardig is; zy moet de kragt van zulke kundigheeden als 'er toe noodig zyn gevoelen, en daar door in ftaat gefteld wezen van zich in geene neiging te laaten inwikkelen, die haaren ftaat en levenswys niet voeglyk is; in 't kort, het is door hang XIII. DEEL.

P

geeft

« VorigeDoorgaan »