"

"

moeders die een kwaad gebruik maken van haare magt tegens zulke onweerbaare onno,, zelen, moeften, dunkt my, als uitvaagzels by brave luiden wezen, en als Serpenten gemyd worden door alle andere van haare Sexe die niet zoo flegt denken als dezulken, tot zy van fchaamte vergaande, over 't ,, geene gedaan was, door een tegengefteld ,, gedrag weder tragtten te verdienen, om onder den menfchen geduld te worden. ,,Dog ik vlei my zelven, dat gy dit punt niet ongeroert zult laten, en 't zou dwaas,,heid zyn om Uw vooraf eenige denkbeel" den op te geven, daar gy zoo oneindig be ter in ftaat zyt, om ze voor te stellen in een taal die tot de ziel doordringen kan. ,,Vaarwel derhalven, goede Jufferen, en ,, verfchoon dit overtollige aanhangzel, met ,, te geloven dat ik ben als boven.

gebeel de wwe. &c &c.

Het is onmogelyk met de wereld om te gaan, zelf van er in te leven, zonder bekend te wezen met de waarheid daar Phile nia van fpreekt; en een ieder moet met haar toeftaan, dat 'er geene droever omftandigheeden wezen kunnen, als die zy zoo aandoenlyk befchreeven heeft. Alle monden zyn vol van de wreedheid der Stiefmoederen; En geene wreede behandelingen worden algemeen meer veroordeeld in de Wereld, of zyn ongetwyffeld verfoeilyker in de oogen des Hemels, dan die wy dikmaals aan kinderen zien begaan, door Vrou

wen,

wen, welker plicht het was om ze te wel te doen en te beschermen.

WY moeten echter niet denken, dat alle Stiefmoeders kwaad zyn, om dat 'er vééle zoo zyn, nog, op den naam alleen veroordeelen, 't geen we niet van naby gezien en onderzogt hebben; Ik ben verzekert dat het onmogelyk is voor een Vrouw van wezent lyk verftand in andere zaken, om in deeze ZOO onverstandig te handelen, - ik zeg niet dat zy al den gloed van tedere genegenheid voor haar Mans kinderen van eene andere Vrouwe zal gevoelen, die de Moederen voor de hunne natuurlyk eigen is: maar zy zal ze verftandig, en met zoo veel oplettend behandelen, dat 'er geen gegrond mistrouwen ontrent de genegenheid die zy 'er voor heeft, kan plaats hebben. Kundig van het geene men gewoonlyk denkt van aangehuwde moeders, en hoe dra die misdoen kunnen, zal ze voorzigtig het een en 't ander voor komen, en op zulk een wyze te werk gaan, dat de Wereld geen wezentlyk onderfcheid in de behandeling onder hunne zigene, of onder die van de aangebuwde -moeder komt te ontdekken.

Tot zoo verre kan de Voorzichtigheid en een goede imborft komen; - maar, als 'er dan nog eene buitengewoone liefde en agting voor den Man bykomt, zal het zulk een Vrouw, nog vry verder ontrent zyne kinderen doen gaan: dat ze zyne zyn, zal ze baar te waardiger maaken, en ze nader als haar eigene doen aanzien, en 't gevolg

zal

zal zyn, dat ze 'er alle haare zorg en liefde aan te kofte zal leggen, en dat de genegenheid haare verpligte behandeling een' geheef anderen en meer eigenen zwier zal byzet

ten.

HOE gelukkig moet zich een man niet agten, wanneer hy zulk een bewys van liefde in de Vrouw die by verkooren had ziet doorftraalen! - Zulke gevallen zyn egter zeldzaam, en Man en Kinderen hebben beide reeden om erkentelyk vernoegt te we zen, wanneer een Stiefmoeder, flegts in alles blykbaar als eene Moeder bandeld; en Man en Kinderen behoeven dan niet, haar, en hun zelven in den wegh te ftaan, met al te hairklovend te willen nagaan, of dat alles ook uit eene waare moederlyke liefde gedaan word.

-

Eén ongelukkig ding is 'er, 't geen dikmaals de eenigheid, die tuffchen Perfoonen dus. vereenigd altoos behoorde plaats te hebben, vernield; en dat is, dat kinderen uit een voorig huwelyk, meeft geneegen zyn om de opregtheid van alle gunftbewyzen die ze van eene aangehuwde moeder ontfangen te verdenken; en deeze ongelukki

kiesheid meeft den tyd aangezet wordende, door de zotte en redenlooze malligheid van hunne bloedverwanten, dat gemaakt beklagen, 't geen onder een fchyn van medelyden altoos schaad, en nooit baat, neemen de kinderen de oplettenheid, en de blyken van de goedwillenheid die haar gegeven worden

schoot

fchoorvoetende, en als met weerzin aan; Dat misnoegd de Stiefmoeder: en zoo de kinderen haar verdenken van geveinstheid, verdenkt zy de kinderen van ondankbaarheid: dus groeit 'er een wederzyds ongenoegen op, dat wel eenige tyd gef noort blyft, maar eindelyk uit allerlei fpitsvindige manieren en zeggingen kont door te blinken, tot eindelyk de kyveryen en een ftootende houding een volflagen huiskrakeel doed verklaren.

EIGEN BELANG en vooroordeel mismaakt alles, en daar die plaats houden, is 't onmogelyk dat de beft gemeende daad welkan aangenoomen worden; en ik ben van gevoelen, dat, indien wy de grond van alle huishoudelyke twisten wel onderzogten, wy vinden zouden, dat dit de twee grondwellen zyn daar ze alleu uit voortkomen.

KINDEREN, hooren niet zoo dra dat hunne Vader genegen is om te herhuwen, of zy gevoelen een afzigt voor de Perfoon die hy tot zyne Vrouw verkooren heeft: zy gaan in hun zelven na,al het nadeel en 't verdriet dat 'er voor hen uit kan ontstaan, en vatten het vaft vertrouwen op, dat het flegtste hun overkomen zal.

DE Vrouw, aan de andere kant, begrypende het natuurlyk te wezen in de kinde ren, geen genoegen te hebben in de magt die over hen gegeven word prent haar zelven in, dat deeze wezentlyk zoo misnoegd zyn, en befluit, dat al de agting en eerbied die haar beweezen word, gemaaktheid

heid is, en beantwoord die dikwils met een preutfche fierheid, of zulk een onverfchilligheid, dat ze in de kinderen veroorzaakt, daar ze eerft onfchuldig aan waren.

IN 'T kort, die foort van Huwelyken kun. nen nooit gelukkig gemaakt worden, zoo niet al de belanghebbende met meerder goed, verstand als gemeenlyk de menfchen hebben, bedeeld zyn; want zoo maar een onder hen niet meedewerkende is, moet de ruft van al de anderen ontwyffelbaar beroert worden, en de onwilligheid trapswyze in de geheele Famille toeneemen.

Oм deeze reeden, moet ik zeggen, dat de tweede huwelyken daar kinderen in aangebragt werden, nooit myne goede verwagting gehad hebben: Want ik heb altoos begreepen, dat al de voorwendzels en belangen van de geenen die ze aangaan, niet zoo veel kunnen wegen, als de zekere vooruitzigten van moeiten en verdriet die 'er uit voort moeten komen; en dat alles, zonder de hachlykheid tot de geheele ruïne van hun bestaan, en 't verlies van hunnen goeden naam, in aanmerking te neemen:

?

zaken egter van groot belang, en die men, helaas! maar al te veel ziet gebeuren. MAAR al de hinderpaalen boven gemeld worden nog zeer verzwaard, wanneer het gebeurd, dat de Stiefmoeder meede kinderen komt in de Wereld te brengen, die even zoo veel regt tot het Vaderlyke hart hebben als de voorigen. Al de Bloedverwanten van de Voorkinderen, en ook die