dat zy hunzelven, en hunnen dienst, beide by de gemeente veragtelyk doen worden; en dewyl dit gedrag van de Leeraars oorfprong geeft aan eene menigte van Sectens, geeft het aan veelen het denkbeeld. dat alle Godtsdiensten goed, of even goed moeten wezen; dat alles enkele Priesterlyke vinding, en uitwendigen fchyn is;

en, dat 'er na deezen tyd niets is te hoopen nog te vreezen.

99

Waar zulk een naar verval in de Godts,,dienftige Gronden plaats krygt, is 't niet te voorzien dat de Zeden 'er kunnen bloeien: alle dankbaarheid, eerbieding, herbergzaamheid, liefdadigheid, en algemeene goede behandeling, fchynen by dat volk geheel uitgebannen te wezen; zelf heeft de natuurlyke liefde 'er geen plaats meer, en indien iemant ftout genoeg is zich te„gens den algemeenen loop dier levenswy,,zen aante zetten, en die oude vergeten deugden te willen doen herleeven, word die aan,, gezien als een gek, als een dolleman, een die uit de famenleving van al wat befchaafdt wil fchynen moet uitgebannen worden..

وو

"

"

VAN KUNSTEN en Wetenfchappen word in dit Eiland veel gefproken, dog ook maar van gefprooken, want geen aanmoediging heeft 'er plaats: de uitvinders en bezorgers van de voorwerpen tot het voldoen van beeftagtige driften, hebben ook het ,, opzicht over die zaken, voor zoo ver men ,,ze benoodigd is; en dus moeten al de geenen die met hunnen fraaien arbeid tragten

» Voort

voort te komen, die verdervers agter ha loopen, daar de gevolgen wel van te be>grypen_zyn.

"

"

29

DE FILOSOFIE is de beoeffening van eeni,ge weinigen, en deeze weinigen flyten nog hunnen tyd met nuttelooze navorfchingen, omtrent zaaken daar 't menfchdom geen belang in heeft. De Poëzy is 'ermede elendig vervallen; want of 'er schoon menfchen genoeg zyn van een' schranderen ,,geeft, zyn ze echter gehouden om hunne talenten voor het Tafellaken te moeten aan „leggen, om reedenen die de Leezers ligt begrypen zullen, als ik kom te fpreeken van hun gouvernement en burgerlyke wetten.

"

"

"

Dus verre mynen Schryver dien ik woordelyk nagefchreven heb, om te too. "nen dat 'er andere tyden en yolken geweest „zyn, alzoo ydel, en even zoo trots op ongerymtheeden, als de onzen.

"

"

IMANT zal mogelyk denken, dat wy in eenige zaaken de zeeden van dat volk aan

»genoomen hebben voornamelyk in het ftuk dat betrekking heeft tot het vermaak dat zy vinden, in alles nateäapen wat op den verften afftand van haar is: en zeggen, 't blykt klaar, want men ziet.immers jonge edelluiden rondom het Park voort fjokken met de haazelaren ftok, en de mantels om, die van hunne knegts zoo even gedragen wierden. En wie zou anders denken, of ❤zulke Edelluiden die op hunne koetswagens door de straaten runnen, met al de fury van een huurkoetzier op een regenagtige

"

„, dag,

"

"

n

"

of hy moet deeze handig heeden geleerd hebben op 't Hooge School van het Ave. regis eiland.

Welk een aangenaamen figuur maakt de Vrouw van een ryk en aanzienlyk Burger niet in haar eigen huis? daar alles haaren rykdom, en de volflagenheid harer mogenheid vertoont; en hoe laagen en laffen figuur heeft ze niet? als ze, een Hof nahunkerende, de fpot word, van den minsten afhangeling 'er van, zelf van ieder Kamer meid die er in dienst is, en, mogelyk, met al wat haar in de Wereld te wagten. staat, zoo veel niet ten huwelyk zal konກ nen fchraapen, als de bruiloft van de misagte Burgervrouw gekoft heeft! Hoe klaar dit zy, ziet men 'er veelen, die " haar zelven heel krank dunken, zoo lang "zy de lugt niet inademen van St. James of Lancefterfields, en die de befpottin»gen, zoo niet de groove beledigingen, die ze daar af te wagten hebben, hooger fchatten, als al de hartelyke vriendschap " en waare agting, met welken ze van haars » gelyken en gebuuren behandeld worden.

"

"

"

"

"

Welk eene gemaaktheid! of liever, welk een zotheid is dat niet! Alle andere Schepzelen, uitgezonderd het menfchelyke foort, bevinden zich niet wel zoo dra

" ze uit hun natuurlyke element zyn, en schynen eerder den ommegang met anderen als het foort daar zy toe behooren, III Deel. II Stuk S

૩ ૩

te

te fchuwen, dan te zoeken: - alleen het zoogenaamde Reedelyke Dier, nooit te vreeden met het geen het is, wil altoos wezen dat het niet zyn kan; en aapt "geftadig de manieren en 't gedrag na, van het Voorwerp door het na uitziet, maar " ook altoos tot eens anders fpot, eigen fchande, en, veeltyds, onherstelbaare schaaden.

"

" Met duizende voorbeelden zou men " kunnen bewyzen, dat de wilde geneigt

"

"

"

heid van eerder te willen zyn als ande"ren, dan als 't geen ons voegende en behoorende is, de menfchen onvermydelyk brengt tot ondeugden, daar ze buiten dat, mogelyk, nooit toe zouden gekomen zyn: het flegte gedrag van de geenen daar "wy uit vermaak meede omgaan, moet zekerlyk onze zeeden befmetten; ກ dat is 't nog niet al;

"

- maar

't geen pryzenswaardig is in deezen, is zeer veragtelyk in anderen, om 't onderfcheid dat 'er is tus

" schen hunne ftaten en omftandigheden:

"

-daar zyn zaaken die in haar zelven wezentlyk onverfchillig zyn, en die den naam van deugd of ondeugd aanneemen, na het karakter van den geen die ze doen, en den tyd en de plaats daar ze in gedaan worden: alles wel te overleggen, en zuinig Huis te houden, is voor een burger Man een pryslyke deugd, en voor een koninklyk Huis een lafhartige gierigheid:

't geen in een Edelman niet meer is als een manier van doen, paffende aan

zyn

»zyn' ftaat en geboorte, zou in een Bur» german befpottelyke hoogmoed, en onbe taamlyke inbeelding wezen; en zoo in »'t oneindige.

"

In een woort, waar ooit te werk ge» gaan word, anders als volgens rang en » ftand behoorde, en by al de Wereld te » verwagten was, (t zy dan dat men " zich laat voorstaan meer te wezen als » men is, of dat men, zyn staat vergeten.

de, een onbeftaanbaare laagheid wil aan» neemen, 't is even 't zelve,) word "altoos eene befpottelyke gemaaktheid ge» pleegt, en 't brengt dezulke die ze be » gaan, in onnoemlyke ongelegentheeden.

Maar dewyl ik altoos een veel grooter » belang neem in den goeden naam, de wel» vaart, en 't geluk der Burgeren van Lon » den, als voor eenige andere byzondere » deelen, of famenlevingen van 't menfch. "dom in zyn Majefteits Heerschappyen » (mogelyk om dat myne Voorouderen, fe dert lang de eer gehad hebben van 'er on29 der te behooren, en ik zelf my 'er thans nog onder bevinde,) zoo wilde ik de Spectatrice wel overreeden, haar beft te » doen, om die alle te overtuigen, dat aan » geene zyde Temple - Bar niets is dat ze » met voordeel kunnen na äpen.

LONDEN heeft men wel eens een tweede ROMEN genoemt, en wy vleiën ons zelven dat de gelykenis vry regt geweest is, als het tot roem gezegt wierd, maar S &

wy