ongerymde begeerte, van minder oud te willen fchynen als wy zyn, natuurlyk moet voortkomen tegens alle die jonger zyn als wy, of die het fchynen te wezen, ingevolg van haare frifiche gefteldheid, of natuurlyke voorkomens, door dien ze minder vatbaar geweeft zyn voor de veranderingen die 't menfchelyke geftel door de toeneemende Jaaren ondergaat.

Ik moet bekennen ooggetuigen geweeft te zyn, van gevallen, dewelken, waren ze my flegts verhaald, my ongelooflyk zouden toefchynen, en in welken de hartstogten tot zulk een hoogte gevoerd wierden tuffchen Perföonen van onze Sexe, dat de Moeders haare Dogters benydden, alleen om dat ze in dezelven meinden bevalligheeden te zien, die by haar reets vervloo⚫ gen waren.

Wy kunnen daar uit opmaken hoe zulke Vrouwen alle andere van haare Kunne, die nog minder Jaaren hadden als zy, aange zien hebben! Hoe veel duizende gebreeken zal eene gloeienden nyd niet hebben doen uitvinden, en zo veel mogelyk hebben doen gemeen worden om de goede denkbeelden die de Wereld van de zulken had te vernielen! -En hoe;onbillyk, dit ook ware, ziet men dog, dat Agterklap en Kwaadfpreeken, het denkbeeld t geen men van de allergefchikfte heeft verminderd, dat die Schendvlekken kleven op

de

de geenen die eenigfins in verdenken gebragt zyn; en dat de kwaaden Toeleg, zich met alles behelpende, van de minste schyn, een verfchrikkelyke wezentlykheid maakt.

Men kan niet wel befliffen, of de Zotheid of de Boosheid in zulk een gefteld. heid van geeft de overhand heeft. Zeker kan 'er niets ongerymder wezen, dan dat we ons zelven verbeelden ryk te wor den als onze buuren verarmen, ook kan 'er niets vyandiger wezen, als vermaak te scheppen in den ondergang van anderen.

Men heeft maar weinig kennis nodig, dunkt me, om te betoogen, dat het niet is volgens de verdienften van anderen, maar volgens onze eigenen, dat wy gefchat worden. - Zal ik deugdzamer we zen om dat het blykt dat iemant ondeugend is! Zal het misftallige in een anders perfoon, my meer bevalligheid byzetten? Valfche inbeelding! Hoe kan iemant zich zelf zoo bedriegen?

Indien men, in plaats van de gebreeken onzer Vrindinnen by wyze van vergrooting in 't dagligt te ftellen, en al haare pryswaarde hoedanigheeden te verminderen, toeleiden, om ons eigen gedrag en leven te regelen, en de verdienften van anderen te doen opmerken, zoo durf ik verzekeren, dat hoe onze wezenstrekken ook mogten weezen, of hoe veele jaare wy ook heb

ben

ben mogten, ons nooit eenige onbeleeftheid zou gebeuren ten aanzien van onzen ouderdom, of vervalle fchoonheid: - alle de lichaamlyke onbreekingen zouden vergee ten worden, met zich over de volmaaktheden der Ziele en Zeden te verwonderen, want zulken moeten altoos het voorwerp van ieders liefde en agting wezen. Wy hebben eens algemeen van een bekwaame Toneelspeelfter hooren zeggen, dat ze haar Wezen en Stem agter haare natuurlyke manieren wist te verbergen, en dat ze ieders verwondering verdiende, offchoon ze zeer ver was van fchoon, of lieflyk van geluit te wezen; maar ik durf wel ftellig zeggen, dat ieder onzer, die, in de ftand daar de Heere haar gefteld hebbe, zoo doed, als zy volgens de reede, en de natuur der zaaken als dan doen moet, het in haar vermogen heeft, om voor zich de eer te verkrygen, die eene andere, met een tegengefteld gedrag, verwaarlooft; en zulks, hoe gering de Staat van de eene, in tegenstelling met de Grootheid van de andere, ook fchynen moge.

Och! dat zy alle van myne Sexe deezer groote Waarheid overtuigd mogten we. zen, nooit zou 'er gezegt worden dat 'er Yltuiten, of wel oude Zottinne waren. Men zou de bejaarden alom eeren, en geen Man van verstand zou ooit van ons gaan,

als

als met een verlangen om ons weder in gezelschap aan te treffen.

Deeze aanmerking is genoeg, zou men mogen denken, om ieder Vrouw aan te moedigen om op die manier van behagen toe te leggen: de begeerte om ons zelven aangenaam te maken in de famenleving, is niet min pryslyk als natuurlyk, maar geen Juffer van verftand zal ooit be geeren gepreezen te worden, over dat geene, 't welk zy bewuft is eerder berisping en befpotting dan lof en agting te verdienen; Het is ongetwyffeld eene Werking van zelfsbehagen als men verheugd kan wezen over loftuitingen daar wy gemaklyk van kunnen begrypen, (zoo de Verwaandheid ons niet verblind, dat ze nooit kunnen gemeent zyn door den geenen die ze ons geeft, om dat ze niet overeenkomen met onze wezentlyke omftandigheden.

MAAR, hoe belachlyk de kleene gemaakt. heden in onze Sexe ook mogen voorkomen, zyn ze nog veel veragtelyker in de Mannen. Want als een Man, na al de Voorregten van eene onbekrompe Opvoeding en een onbelemmerde ommegang met de wereld genooten te hebben; een, die gevolgelyk weten moeft, dat zyne minste verdienften beftaat in een Poppetronietje, trild en beeft over 't uitbreeken van een

puift, en in mymering vervalt over een rimpel, zoo beantwoord den zulken niet aan 't oogmerk daar hy toe gefchapen is!.. Waarlyk zoo daarin de Waardigheid van de Mannen boven ons arme Vrouwen beftaat, hebben wy hun weinig te misgunnen, en al haare verdienfte is eene geweldadige overmagt, daar dezulken niet anders zyn als de verachtelyke naäpers van onze belachlyke zottigheden.

Dit zoo Theoretis gezegde; werd bewe. zen door de Pracycq; zoo iemand 'er van geliefd overtuigd te wezen, kan hy zich vervoegen in St. James Park, aan 't Hof, in onze voornaame Koffyhuizen, in 't kort, op alle publycque Plaatzen: en wy houden ons verzekerd dat zy die zoo veel moeite neemen, zeggen zullen, die gekheid is veel te algemeen dat de Spedatrice in deeze gelegenheid 'er van zwygen konde.

Ik heb dikmaals moeten lachen, als ik van menschen die anders kundig genoeg waren, kwam te hooren, hoe laag en laf ze zich in deezen opzichten gedragen, en hoe ze niet wisten waar hun hoofd te ftee ken, by gelegenheid, dat de een of andere gebeurtenis van hunne jonge Jaaren aangehaald wierd, en met hoe veel verlegenheid ze dan voorwenden, 'er niets van te weten, en duizenderlei onvoeglyke vraagen deeden, om de aanwezende te doen begrypen, hoe ze, toen nog niet oud

ge