Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

aartheit, of als een tweede natuur gewor den door gewoonte; maar dan moet ik de vryheit verzoeken om te mogen vragen waarom ze dogh zoo zyn? Hebben

[ocr errors]

ży nooit gehoort dat den menfch zich zelf moet onderzoeken? Of hebben zy nooit gemerkt, hoe zy, met de grootste geneugte, ontrent anderen verrichten, 't geen zy niet zouden willen, dat anderen, ontrent hen doen zouden? hebben zy nooit opgemerkt hoe laagh de daad in zich zelve is? en hoe ze op even gelyke wyze gepleegt word, door de laagfte onder het gemeen, als door de hoogfte in rang? hebben wy niet allen even dezelve gelegentheit om dit op te merken?

't is waar, ieder is wel niet even zeer bedeeld met de natuurlyke neiging om zyne medeschepzelen te behandelen met die tederheit, welke de Schepper ons, door de nootzakelykheden die ons aan den anderen verbinden, als eene Grondwet der menfcheJykheit heeft voorgefchreven: maar moeften zy, die zich daar zoo niet meede bedeeld vinden, echter niet, van hun zel ven af beginnen, en, ten minsten denken, verpligt te zyn, hunne kwade neiging palen te zetten? en zulks om veele redenen, die de minfte overweging overvloedig oplevert?

[ocr errors]

MAAR, hoe gedraagt men zich gemeenlyk als men iets ten nadeele van een ander hoort? is 't ons niet te veel moeite, in beden.ken te neemen, of het gezegde ook al ge

heel

heel waar is? of, zoo 't al waar is, in teden. ken, dat het onze zaak niet is 'er over te Von. niffen: gewis, verre van dat te doen, ftellen wy de Perfoon bloot aan de onbefcheidenheit van een iegelyk, met de moeite te ne men, om het gebrekkige, door onze over. brievingen te verbreiden.

Is het niet wreed in ons, de wezentlyke zwakheeden van de menfchelyke Natuur aan te randen? --- En hoe allerlaagft en fchandelykft is het dan niet, te be fchuldigen daar zelf niets der berisping waardig plaats heeft? ieder vraage zich egter, hoe dikmaals zulks door hem, of door anderen in zyn byzyn geschied zy, en denke dan, of hy 't zich niet te schaamen hebbe; Om 't fchandelyke hier van, voor zich zelven, en voor anderen te verbergen, zullen veelen deeze vraag met een vraag beantwoorden. Mag ik dan, 't geen anderen vertellen niet aanbooren, te meer, daar bet maar gefcbied om my te onderhouden met een praatje? En 't geen zoo gevraagt word, is, dikmaals, meer als al te waar: - Om haar te vermaken met een praatje is meeni gen goeden naam verfcheurt; en enkelyk om die laage gekheit te begaan, om iets nieuws te zeggen, om wat te kallen, gelyk men 't wel noemt, of om kwaad kreeften, te vleien, met de geenen dien zy ongeneegen zyn te ziften, worden kleinigheeden tot zware omstandigheden gemaakt, en heeft men de laagheit de afwezende te verfcheuA 4

ren,

[ocr errors]

ren, en, zoo veel in zulker vermogen is geheel te bederven. Welk een lafheit! welk een vermaak!

[ocr errors]

Indien een ieder befluiten wilde om aan al zulke berighten geen gehoor te geven, hoe fchielyk zouden ze dan niet ophouden! Door aanmoediging van den toejuicher krygen de vertellingkies de kragt om den geenen die 'er in begreepen zyn te fchandvlekken: en dus fchat ik hier de Aanhoorders, en vooral de Goedkeurders, even zoo vuil en fchuldigh als de verbreidende Lafteraars. Wat is het waarom zy de fchendspraken herhalen? Wat vermaak 'vinden ze op den fchandhoorn te toetten! Waarom fchreeuwen zy de Wereld by een als de Deugdzaame op 't glibberige pad geftruikeld ligt? moeften zy niet eerder met . medelyden tragten om die ongelukkige weder. op te helpen, en tegens verdere mispaffen te behoeden! - Hoe flegt is zulk verbreiden niet? welke woorden kunnen dienen om de barbaarfche neiging van zulke laffe ontmenfchtheit uittedrukken?

Daar zyn 'er, welken zich verbeelden, hoe vals en ongerymt het ook zy, dat haaren roem opgebouwd word, met een anders goeden naam te vernielen, dat de goede hoedanigheeden of bekwaamheeden, welken zy in wezentlykheit, of fchyn, bezitten mogen, te meer in 't licht komen, wanneer die van anderen verduisterd worden; Maar het is 'er zoo verre van daan dat zulk

een

ten doen aan 't verwagte oogmerk beantwoorden zoude, dat het, by bescheidene luiden, alleen diend om te doen denken, dat Zy, die zoo vuurig tragt om de gebreeken en kleinigheden van haar evennaaften op te haalen, zulks alleen doed uit nyd, zoo niet wit loosheit, om de oplettenheit van de haare af te wenden; er, die het dus begrypen, zyn zekerlyk billyker in hunnen agterdogt, als zy, die eene afweezende tragt ten toon te ftellen, het is in haare oogmerken.

Maar eens verondersteld dat het onderwerp van hare fchampere verfmading wezentlyk zóó is als zy 't voorstellen; dat de feilen die zy veroordeelen even zóó afzichtig zyn, en dat men aan de waarheit van de gevallen niet twyffelen kan, dan is de vraag? of wy, helaas niet bewuft zyn, dat de gevolgen van dezelven, over de fchuldigen, een menigte rampen zullen halen, van welken het vooruitzicht alléén, eerder een menfchelyk Hertenleed, dan een weelige Vrolykheit, in onze woorden en houdingen moeft te weeg brengen?

Daarenboven, wanneer wy al van de fout volkomen kundig zyn, zyn wy het zelden van al de omftandigheeden, daar de Perfoon in geweeft is, en door welken zy, moge lyk, in dezelven is geftort geworden; het gebeurt niet zelden, dat terwyl wy 'er meede lachen, een heimelyk verwyt haarer ziele reets haare harte hervormt en zy veel ftrenger Rechteres over haar zelven, als wy

AS

wy, reets het vaft befluit genoomen hebbe, om boete te doen voor haare begaane mispaffen, met een allergeregeldft gedragh voor het toekomende. Hoe onmenfchelyk

is het in zulken geval niet, zulk eene ten toon te ftellen? en, fchier geheel zeker oorzaak te worden, dat, die goede voorne mens geen uitwerking verkrygen, met de verborge fout in 't daglicht te brengen; want niets ziet men gemeender, als, dat, wanneer een Vrouwsperfoon haaren goeden Naam geheelyk verdorven vind, door't bekend worden van eene misftap, zy 'er door van de eene tot de andere voortgedreven word, zoo door vervoering van fpyt, die haar alles onherstelbaar doet denken, als door verkeerde misagting voor de geenen die zy meind, dat, ontydig, haar de zwaarfte ftraf van eene allerfimertelykft_versmading hebben doen doorftaan; een straf welken zy denkt niet verdiend te hebben, en daar zy de onbillykheit van tragt te bewyzen door een menigte fouten van anderen, welken zoo niet behandeld zyn, tegen de haare op te wegen, en by flot van rekening, gelyk men zegt, door alles heen te flaan.

wanneer het gevoel van fchaamte in woede veranderende, zy denkt, niets beters te kunren doen, als zich tegens alle berisping aan te kanten, en in fpyt van alle befpotting, die zy dogh niet kan doen ophouden [hoewel dikmaals onder zelfsverfoeing, en vervloeking van de daad,] te doen, dat geene,

waar

« VorigeDoorgaan »