Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Ik heb my dikmaals verwondert, dat de menfch niet gereeder is om van de onsterflykheit van de Ziel overtuigd te willen zyn: al was het maar om dat die overtuiging altoos ftrekt om zyne grootste begeertens met de zekerste vooruitzichten te vleien.

[ocr errors]

En wat kan onze Staatzucht meerder vleien, als de verzekertheit dat wy Weezens zyn die niet vergaan kunnen, en altoos zyn zullen, begaaft met hoedanigheeden die ons den Engelen gelyk maken, welkers meedegenooten wy te eeniger tyd worden zullen, als wy op throonen gezeten, van gloryftraalen omringt zullen wezen ! Wat kan meer voldoen aan die nieuwsgierige en weetzuchtige neiging, die ons allen, meer of min, van natuure eigen is, als te denken, dat al die verborgentheden, die de grootfte der geleerden tans vergeefsch trag ten te doorgronden, voor ons zullen openbaar worden, dat niets voor ons verborgen zal blyven, en dat al de giffingen in zekerheeden veranderen zullen !

-

Moeften 'er dan wel zulke domme, zulke gevoeloozen, onder ons zyn, die zich niet verblyden willen, over de verzekeringen van die gelukzaaligheeden te kunnen genieten ? Waarom zyn 'er dan die na Zwarigheeden zoeken, om de twyffelingen van het tegendeel te verfterken! Die zelve begeerte, Die zelve nieuwsgierigheit daar ik van gefprooken heb, hoe ook verdorven om geringer zaken, en geheght aan niettigheeden, is zekerlyk onze natuur tot betere

--

eindens ingefchaapen; en ontwyffelbaar tot befchouwing van de waardigheit der Ziele, en om ons te doen opzien na den Hemel, van waar wy gekomen zyn, en om welken te bezitten wy geformeert wierden, ten zy wy ́'t recht dat 'er ons toe gegeven is, moedwillig verwaarloozen.

[ocr errors]
[ocr errors]

Men beklaaght zich, over geen klaar doorzicht in de zaak te hebben, 't is waar: maar dat wy 't niet hebben, is grootelyks ons eigen fchuld, 't geen ik met hulp van een weinig overwegings meen ten klaarsten kunnen bewyzen; de fout legt niet zoo zeer in de onbekwaamheit van ons gezight, als wel daar in, dat wy het aan te naauwe uitzichten gewennen: Wy kunnen van ons zelven niet verkrygen om verder te zien als den grond daar wy op ftaan: wy ftellen onzen Schat op aarde en daar wil ook ons herte zyn : de aantrekkelykheit deezer Wereld ketent ons als aan zyn ei→ gen Dampkring, zoo dat wy onze denkbeelden niet boven 't Zwerk kunnen heffen:het tegenswoordige fleept al onze hoop en vrees met zich, onze verwagtingen en gehegtheit van en aan eenen moeraffigen akker die wy hier bezitten, is van meerder waarde by ons, als al de ongemeete ruimtens boven de Maan.

,

Zoo is ons verstand verduistert, ten aanzien van de toekomende Zaken, door de al te groote aankleving onzer Zinnen, aan de tegenswoordige; en wy zien de voor werpen van 't verschiet niet zoo klaar als wy

moeften en konden, om dat wy te scherp blyven ftaroogen op die van den voorgrond: Zoo dat onze onkunde voortvloeit uit onze wil, gelyk zeker Poëet zegt,

De reede is aan ons niet nutteloos gege

ven,

Noch geen Slavin, ten waar' zy als Slavin wil leeven.

Niet dat ik hier meede wil te kennen geven, of de menfchelyke reede genoeg ware, om ons te berichten, boe en wat wy hier namaals wezen zullen; maar ik verzoek, dat men my hier wil toeftaan dat ze bekwaam is, indien ze wel gebruikt word, om ons te overtuigen dat wy iets zyn zullen, en in zekeren Staat zullen wezen, als wy, 't geen men gemeenlyk dit leven noemt, (en waarlyk niet meer is als het dierlyke in ons) zullen verlaten hebben.

Ik weet dat 'er veelen zyn, die uit den aart, of by gebrek van onderzoek niet genoeg in ftaat zyn, om het verfchil tus fchen het dierlyke en onsterffelyke leven te begrypen. Maar daar zyn 'er, en my dunkt dat het niet zwaar valt, welken niet alleen twee, maar driederlei leven in ons onderfcheiden.

Want als wy 't wel inzien, wat denkbeeld kan men van den Menfch maken, eer hy in de Wereld komt, anders als van een groeiende Plant? en wat is 'er in de eerfte Kindsheid dat hem onderfcheid van 't Ryk der dieren? niets: het geene die gegeven is, om zich

zelf

zelf te bezorgen, en by ons instinct genaamt word, genieten ze zelf veel eerder, of is ten minften veel eer kenbaar in de Dieren, als de werking van redelyke ziel in den menfch. MAAR als wy eens dat derde leven verkreegen hebben, wanneer wy eens het vermogen om te vergelyken, en te befluiten, in ons bevinden, en wy dan geen moeite aanwenden, om dat vermogen te verbeteren, moeten wy dan niet erkennen weinig waardig te zyn het te bezitten? — indien wy verder, niet alleen het niet erkennen, maar eerder alles aanwenden om dit ons ingefchapen Vermogen van zyne waarde te doen vervallen, dan dunkt my zyn 'er geen woor den kraghtigh genoeg, om het verfoeilyke van zulk eene ondankbaarheit, tegens den Grooten Schepper van ons Wezen, uit te drukken ; of, om een denkbeeld te geven van de gedroghtelyke onregtvaardigheit en onwaardigheit, die wy tegens onze eigen natuur begaan.

[ocr errors]
[ocr errors]

NIETTEMIN is dit niet alleen daaglyks werk, maar inen fteld 'er eer en glorie in en wel meeft by dezulken, die zich verbeelden, veel verder als anderen in de werken der Natuur ervaren te zyn, : zy zoeken na betoogreedenen, om de reede zelf te vernietigen! Zy willen geheel vry van vooringenomenheit fchynen, en vry van allen waan zyn, gelyk zy zeggen, en, voor al, geen hooger waarde toefchryven, aan dat Geflaght van Schepzelen daar zy onder behooren, als aan eenig ander foort onder de

E 3

[ocr errors]

ge.

gefchapene Wezens in het Ryk der Dieren. Wat is dat nedrigh!

Intuffchen, leert de ware Filofofie, zoo wel als de Godtsdienft, vry betere dingen:

Zy leeren ons, niet alleen de Natuur en Uitmuntenheit onzes Wezens, maar, daar en boven, hoe wy alle neigingen die ec. nige ftrekking hebben om onze aangeboore waardigheit te doen vervallen, en te verminderen, met de gelykenis aan te neemen, van, of ons zelven te verlaagen tot den evengelyken ftand van de Schepzelen die beneden ons gefteld zyn, zullen voorkomen.

Laat ons dan een gedeelte van onzen tyd aanleggen tot het onderzoeken; en overwegen, hoe en wanneer de Ziel waardiglyk bezigb gebouden word, daar meede zegt zeker Schryver, word bet lichaam vergeeftelykt; maar als wy traag worden in onze eigenfchappen te verbeteren, dan word onze Ziel als ontaart tot ftoffelykheit.

Dus moeten wy geftadiglyk op onze hoede zyn, om voor te komen, dat onze lichaamelyke Zinnen niet te veel vermogen krygen. - Zy misleiden ons dikmaal, en geven ons flegts fchynvermaaken daar wy 'er wezentlyke daghten te vinden; daar en boven, dewyl ze ons alleenlyk zaken kunnen doen vinden die voor de hand zyn, en fchielyk voorby gaan, zoo'kunnen wy ze ook maar als in 't voorby gaan genieten; en het moet wel een groote domheit zyn, zich 'er iets op in te beelden. De berugtte Abt de Bellegarde heeft onder

« VorigeDoorgaan »