onder veele andere uitmuntende Stelregels, de volgende.

دو

دو

"

Hebt niet meer aankleving, noch liefde voor de Wereld, als in overeenkomft met den korten tyd die gy 'er in wezen houd zich zult. Die uit Reizen gaat

,, niet op in de eerfte fchoone Stad die hy „op zynen wegh ontmoet, hy beziet ze, dogh, met het denkbeeld dat hy verder

voort moet ".

Die dit altoos in gedaghten houd zal zich nooit geheel laten vervoeren door de ydele en vervliegende vermaken deezer Wereld, noch door de laftige zorgen die 'er aan vast zyn om haare Grootsheit na te jagen: hy kan de eerfte met matigheit genieten, wanneer ze hem als te gemoete komen, dogh zal zich niet ongelukkig reekenen, indien hy ze ontbeeren moet; en wat de laatfte aangaat, by zal ze, om de korte tyd dat ze genooten worden, als niet waardig der moeitens die 'er vereischt worden om ze te verkrygen, aanmerken.

HOE blind, hoe onbedagtzaam, hoe ongelukkig zyn ze niet, die hun gelukkig zyn hier plaatzen: zy zoo wel die in hunnen toeleg om het te bereiken flagen, als zy die 'er in komen te mislukken; en, helaas! de dagelykfche ondervinding leert ons, hoe verre het getal der laatften, dat van de eerften te boven gaat; -Niettemin hoe greetig vat ieder niet na de minste fchaduw van een Verfchynzel daar hy voordeel

uit

uit verwagt, en verlieft de dierbaren tyd met ydele Afhanklykheden.

MAAR ik zou het drie vierde van myne Leezers wel misnoegen, indien ik my verder met een onderwerp ophield dat hen allen bekend is, fchoon 't by veelen als uit het geheugen gefteld word: Daar en boven worden deeze Befchouwingen niet uitgegeven, in het oogmerk, om de Geeften te verdooven, maar om dezelve te verheffen; 't is nochtans onmogelyk, de waarde van ons onsterffelyke Wezen op te halen, zonder de nietwaardigheit onzer fterflyke be ftaanlykheit 'er tegens te vergelyken: ik zal er egter hier meede van affcheiden, uit vrees, dat men in my de te groote ernstigheit niet dulden mogte, wyl ze hedendaagfch, al veel, als eene der allergrootfte fouten in een Schryver word aangemerkt.

MIRA zelf onderfteld, dat onze Befchouwingen, fins eenigen tyd, wat te veel aan die zyde overhellen; en zy bid my te gedenken, dat de luiden, (voor al van luiden van aanzien) veel eer door 't befpottelyke lachen, als door 't beredeneert berispen van hunne zotternyen geneezen worden.

DIT IS waarlyk ook zekerder, want als een jong, vrolyk onnadenkend Perfoon een Boek opend, dat hy alleen meint tot tydkorting gefchreven te zyn, en hy dan, eer hy 't herdenkt, eene ondcugd die hem

eigen is, kunftig en geeftig 'er ten toon gefteld vind, gebeurt het wel, dat hy door die overeenkomft gevat, dezelve tegens zich zelven vergelykt, en fomtyds 'er door geneezen word, daar duizend Zedekundige redenvoeringen, over het zelve onderwerp, hoe geleerd, hoe juift betoogd, en hoe wel uitgefprooken ze moghten wezen, mogelyk geen vat op hem zouden gehad hebben.

DIT zal zelf niet eens vreemt toefchynen aan de geenen die de menfchelyke Natuur kennen: indien wy den bloei onzer eerfte jeught in een Spiegel befchouwt, hebbende, vervolgens ons haair grys en ons veel taaning wierd, zonder dat wy 'er eenige kennis van hadden, en wy ons dan toevallig weder in eene Spiegel zagen, zou zulks een veel groter aandoening op ons hebben, dan wanneer wy die verandering van tyd tot tyd hadden zien aankomen.

DE VERRASSING heeft ontwyffelbaar in allen gevallen een grooten invloed op de ziel, en men behoeft zich derhalven niet te verwonderen, dat wanneer wy berispingen leezen, of te gemoet zien, zulks van weinig uitwerking zyn kan; als wyze aanhooren, gefchied het, met gevoeloosheit, en zy maken, zoo ze al iets maken, een zeer kleinen indruk op ons; maar als wy eene geheel andere zaak meinden te vinden, en wy 'er dan door gevat worden, is de uitwerking geheel zonderling.

DE KONING David hoorde zonder eenige byzondere ontroeringen, de Parabel van

ES

het

het Ooy-lam, tot de Profeet Nathan hem die nader verklaarde met de woorden.

Gy zyt dien Man!

Toen, getroffen door dat onverwagtte verwyt, floeg hy op zyne borst en riep uit Ik beb gezondigt tegens den Heere.

zen:

De Werken van iemand die men een Schimpdichter, of ook wel een Hekelaar noemt, worden met een zeker vooroordeel opgevat, niettemin worden ze veel geleemaar dat is, om dat ieder zich vleid 'er zyn naaftens zotheeden of gebreeken belachlyke in voorgefteld te wezen: - zyne eigene, zyn buiten nadenken, en of fchoon dezelven oorzaak zyn dat jeder met hem fpot, is hy geruft, en zonder te gelooven dat 'er iets is dat op hem betrekking heeft: Maar een Boek dat men nict denkt is gefchreeven te zyn om te berifpen, en echter een evenredig geval als dat van den Leezer opgeeft, heeft fomtyds het goed geluk van de ziel te treffen, en een vereifchte opmerking gaande te maken.

DEWYL WY in het eerfte Boek onzer Befchouwingen gezeght hebben, dat het onze zaak zoude zyn, de Gebreeken, en niet de Gebrekkige aan te taften; en in dit Boek getraght hebben, om de hatelykheit te doen zien van iemants goeden Naam te bekladden, zoo hoopen wy, dat onze Leezers, de berifpingen die in ons Werk plaats hebben, nooit zullen traghten toepaffelyk te maken,

op

op byzondere Perfoonen, om dat zy zich hier of daar zoude kunnen verbeelden dezelven toepasselyk te zyn; ieder hunner gelieve eerder te zien of wy wel berifpt hebben, en, of hy dit ook by zich zelve komt te ondervinden, en zoo ja, dan van meet af te beginnen, met de nodige verbetering aan te vangen.

HET GEENE niet ter kenniffe komt van geftelde Gerechtshoven, behoorde vry te zyn van byzondere befchimping; want, wezentlyk, niemant buiten de Overigheit, heeft het recht, iemant, anders als zich zelven, te veroordeelen.

MAAR, kan men daar tegen zeggen, wy hebben ondeugden, of dwaasheeden, (dat omtrent het zelve zegt,) onder ons, daar de Wetten geen kennis van neemen; en wy moeten erkennen dat deeze Tegenwerping niet ongegrond is, om bedryven, die te openbaar zyn omze te kunnen ontkennen; dus moeten wy nader bepalen, wie, en wat wy van dien regel uitzonderen: en dat zyn zulken die een openbaar vermogen hebben, om het Volk te verdrukken, en van die gelegenheit dat gebruik maken:-- maar ook even dan, wilde ik wel dat de klagt niet verder ging als de beledigingen, aan welke, indien ze openbaar zyn, geene verwyten van Perfoonlyke fouten, tot versterking of verzwaring behoeven toegevoegt te worden..

By Voorbeeld, het heeft my dikmaals vreemt toegefcheenen, dat in de verkiezing van Parlamentsleeden, de Gemeente, Ik

meen