Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub
[ocr errors]

droevige rampen van anderen, nog onze eige elenden hen niet fchynen te ontwaken;en leest of hoort men die, dewyl alle tydingen daar me de vervult zyn, zo dient het om er wat van te fpreeken als men van nieuwe tydingen gewoon is, zonder de oogmerken der voorzie, nigheid Gods daar in te befchouwen; zo lang men maar volgens zyn gewoonte kan blyven leeven, zyne vermaaken den teugel kan vieren, en dat het eigen belang geen schaade lyd, laat men klagen die gebrek heeft, als of het hen niet aanging. Dit is het Caracter van be droefde dwaazen, die zig verbeelden, dat zy alleen voor zig zelven leeven, en dat de wet van de liefde des naaften hen niet raakt: Dog cen wys man, neemt alles ter herten zuchtende over de elenden van anderen, toond hy zig gevoelig voor de kaftydingen Gods: Hy befchouwt de ondoorgrondelykfte beweegra deren, der Goddelyke voorzienigheid, die anders bewogen werdende dan wy gewoon zyn, al het ondermaanfche dreigen om verre te werpen Slaat hy zyne oogen op de ongewoone en langdurige koude van den voorgaanden winter, de korte zomer en vroege Vorft in den Herft, gevolgt door ftormbuyen, dog geftilt door een nieuw ontftoke koude; hy overweegt, of het God niet wel behaagen mogt een einde van ons te maaken, en de Aardkloot uit zyne poolen wrikkende door een zee van lucht van de zon te doen verwyderen; dan of de waare reeden is, dewyl wy walgende van de zegeningen Gods, in plaats van zyne goedertierendheid daar voor te looyen, klaA 5 gen

gende over de flappe winters, Gods oordeelen over ons geroepen hebben, die wy nu zo fmertelyk hebben gefmaakt; en hy rechtvaar. digt God, dewyl onze godloosheden nog zwaarder kaftydingen verdient hebben. Befchouwt

[ocr errors]

hy de fchaarsheid en duurte der levensmiddelen; hy ziet hoe God de natuurlyke order der jaargetyden verandert, om daar wy voor heen wegens den overvloed van leeftocht en de laage pryzen deszelfs klaagde, nu de Aarde door de koude onvruchtbaar te maaken of den Oogit te doen verlooren gaan, op dat wy onze ondankbaarheid zouden leeren erkennen. Ziet hy de winden met geweld losbreeken, en onze ftranden met lyken en wrakken vervult, dreigende door een vreeflyke beweging in de lucht, alles om verre te werpen, hy leert daar uit, hoe de onstuimige wind onzer driften ons op klippen en stranden van dwaasheden en veeltyds in de eeuwige dood ftorten. Bespiegelt hy hoe het water door zyn overwigt en woedende golven, dyken en dammen verbreekt hy zucht over de rampen die hen treffen, maar ook herdenkt hy, hoe veele van hen in godloosheid en fterken drank verzoopen,nu recht vaardig door Gods hand bezogt worden.Leeft hy hoe duizenden door de peft in Europa, Azia en Africa worden weggerukt, hy befchouwt hoe wonderlyk dien Beftierder van het Heel-al, die vergiftige dampen op vleugelen van den wind van het eene land tot het andere overvoert , om landen en volken die onbekeerlyk blyven zondigen, te verwoeften. staatkundig Oog, hoe den

Ziet hy met een Oorlog ter zee tuf

en

tuffchen twee machten ontstoken zynde, een derde door den dood van een gekroond Hoofd, belet word om daar deel aan te neemen de verwoesting nog grooter te maaken; fchoon het gevaar toeneemt of dien brand wel algemeen mogt worden; ja ziet hy verscheide Vorften te gelyk weggerukt, hy leert hier uit kennen, dat God het Onweder van het eene land afwend om het over een ander land te doen uitbarsten; of om het eene zwaart door het andere in de scheede te doen keeren: En in alle de ongelukken en rampen, ziet hy een Schets van zyn eigen gevaar: Hy overdenkt hoe vreeflyk het is te vallen in de handen des levendigen Gods, dog teffens aanbid hy Gods wyze voorzienigheid, die alle deeze uitkomften beftiert, en zonder het welke geen haair van zyn hoofd kan vallen: Hy aanschouwt deze kaftydingen als zo veele boden om hem te waarschouwen, want hy kent de roede en wieze beftelt heeft, daarom verbergt by zig in zyn binnenkamer, tot dat zyne grimmig beid voorbygegaan is; en hy fchikt zig om zynen God met nederigheid te ontmoeten zeggende; Waar mede zal ik den Heere te genkomen? Waar mede zal ik my buygen voor den boogen God? Dit is het gedrag van een wys man, die de oordeelen Gods befpiegelt, daar anderen geen acht op flaan. Nu moeten wy zien hoe verblind veele hier omtrent te werk gaan; denkende, het komt alles van natuurlyke oorzaaken voort, zonder tot den Schepper en Beftierder op te klimmen, fchryvende alles aan de Natuur toe: Neen verblinde men

[ocr errors]

fchen

fchen; God is oorzaak en zend alle deeze be. zoekingen tot een bepaald einde. Wat is de Natuur! een verzameling van Wezens die God gefchapen heeft, en die van Hem áfhangende, geen andere uitwerkzelen voortbrengen. dan die hy bepaalt heeft en op zyn bevel geschieden. Daarom zegt Ezechiel; zo waarachtig als ik leeve fpreekt Jehovah, om dat gy myn heiligdom verontreynigt hebt, zal een derde Deel van de peft sterven ; een derde Deel zal in 't zwaard vallen en een derde deel zal ik in alle winden verftroyen, ja God zoude dit met een bepaald oogmerk doen, en fmaarheid en hoon zal u ten onderwys zyn. Aldus zal een verftandig man zig daar door laaten onderwyzen, dog een ver blinden dwaas de tucht verwerpen.

,

Dewylnu den Hemel zyne langkmoedigheid over ons nog heeft uitgebreid, zo dat wy dit nieuwe jaar wederom te zaamen beginnen; en ik mogelyk nooit deeze gelegentheid meerder zal hebben, om door een aandachtige befchou wing van zo veele doorflaande oordeelen Gods, tot een wyze opmerkzaamheid u op te wekken, zo laat met my uwe oogen op den ftaat van Europa. Wat is dit waerelddeel, een yffelyk Schouwtoneel van elenden en nog verdere aannaderende rampen geworden. De verdervende Engel, gewapent met het onzach... gelyke wraakzwaart Gods, wandelt ter rech. ter en flinkerhand, dreigende alles met flachting en fchrik te vervullen; en het Zwaard des Heere bloeddronken zynde, weigert we derom in de Scheede te keeren, om den gang

fchen Aardkloot in een geopent graf te ver keeren. Veele harde flagen hebben zomtyds de Bewoonders der Aarde getroffen, dog ik vind niet dat dezelve alle te gelyk zo algemeen en drukkende zyn geweest. Eertyds ftelde God aan David een fchrikkelyke keuze voor, de Peft, de Oorlog of den Honger

[ocr errors]

maar

hedendaags ftort God die alle drie te gelyk over Europa uit, die ieder met een verfchrikkelyke ftem ons toeroepen, zo gy u niet be keert, zult gy alle desgelyks vergaan. Hoort gy de jammerklagten niet van alle die Volkeren, dewelke door de peft en het woeden der ongeloovige in de laatften Oorlog bynaa geheel verwoeft, nu wederom de plaage des Hongers moeten draagen. Word u ziel niet ont⚫ roert, als gy zo veele van gebrek ziet treuren, én van koude vergaan. Beeft uw hert niet in den boezem, daar gy een gedeelte des Vaderlands reets, overftroomt ziet, en de kermende landman om hulpe hoort fmeeken; aanmer kende hoe het grootste en befte gedeelte van ons Vaderland lager als de zee leggende, door dezelve rampen gedreigt word, en zoudt gy ongevoelig en verblind weigeren om u daar door te laaten onderwyzen, zo is uw ongeluk reets grooter, als het geen die arme menschen treft. Het is waar, fchoon wy reets deel aan de rampen van Europa hebben, dat het uiterste verderf ons nog niet getroffen heeft ; want by beeft ons met zyne vlerken bedekt, en ons toevlucht onder zyne vleugelen gegeeven, wy zyn niet getroffen nog verschrikt van den schrik des nachts, nog van den pyl die des daags

vliegd,

[ocr errors]
« VorigeDoorgaan »