SonnettenBinger, 1885 - 112 pagina's |
Inhoudsopgave
28 | |
29 | |
30 | |
32 | |
33 | |
34 | |
35 | |
36 | |
47 | |
48 | |
49 | |
50 | |
51 | |
52 | |
53 | |
54 | |
37 | |
38 | |
39 | |
40 | |
43 | |
44 | |
45 | |
46 | |
55 | |
56 | |
57 | |
58 | |
59 | |
60 | |
62 | |
63 | |
Overige edities - Alles bekijken
Veelvoorkomende woorden en zinsdelen
Achter Alsof balsem bergstroom berk beuk bladeren BLADVULLING blauwe blijft bloem blonde bosch boven branding bruine buren Dartel diep DOMMEKRACHT donker donzen droomen droppel druiven duin Echternach eensklaps effen eiken Eindeloos frissche gaat gebloemt ginds glad goed golf golfjes golven grijze grint groene hart heerlijk heldre HERFSTDRADEN heuvel Honderd honing hoort jeugd jonge jongens kleed kleine Klinkt klokje Koele koord krijt kristal kruin kwam kweelen langs langzaam lelie lest licht lucht maken meisje meisjes moed Mont Blanc nederstrijken neer onze oogen opwaarts staren penceel pijlsnel pink Plots prijken rand regen rond rood rotsen ruig ruischend ruischt satijnen schaduw schemering schilder schuilt slanke smaragden smaragden woud SONNETTEN Spieden spleet springt sprookje steen storm straal strand thans tusschen uren varens verscholen verwaaid verzonk visscher vogel vonk vrouwen waart warlen WATERVAL weerspiegeld weldra wesp winden witte wolken zaadje zacht zand zang ziet zoel zoete zwart zweven
Populaire passages
Pagina 19 - ... t Licht verflauwt tot purper aan de kimmen ; Pinken teeknen donkerzwart zich af ; De ankertouwen, wit gebleekt en straf, Leiden her en der, naar plassen, zwimmen. Lichtjens ziet in 't want men weldra glimmen ; 't Zijn lantarens, die de schipper gaf, En, weerspiegeld in de weeke draf, Uitgerekt tot lange, bleeke schimmen. Meisjes zitten schomlend op de touwen .... Jongens, die de meisjes gadeslaan, Jeugd en grijsheid, kindren, mannen, vrouwen, Alles ziet weerspiegeld men er staan ; En men zou...
Pagina 22 - In de verte zacht, melodisch suizen Blanke lijn van 't drooggeloopen strand . . . Paarlemoeren plasjes langs den kant, En er in de pinken en de buizen. Tegen 't duin de lichten van de huizen . . . En heel achter, aan den versten rand, Gloeiend als een pas begonnen brand, Maneschijn op donkre kerkhofkruisen. In een stoet van grijze wolkenvlokken Trekt de maan naar 't Zuiden, naar de zee: Al wat jong is, voelt zich aangetrokken: Visschersmeisjes waden langzaam mee: Voeten scheemren onder donkere rokken...
Pagina 56 - ... maar een fijne, heldere ziel, met een realistische plastiek, welke vaak die van Jacques Perk nabijkomt in zuiverheid, zij 't al niet in intensiteit, en een weemoed, die zich dikwijls tot innigheid concentreert : >Dauw, bloemen, jeugd en tranen zijn de dingen, Waardoor men lijdt, maar zonder hartepijn ; Omdat in elk een jeugdig vogelijn, Van 't voorjaar af tot 's winters, zit te zingen.
Pagina 35 - Grimmig snellen rondgerolde wolken, Eindeloos groote kluwens, aan door 't blauw. Doodsche stilte ! Toch, ze naadren gauw, Scherp weerspiegeld in de molenkolken. Schelle fonkling van millioenen dolken ; Dan de donder ; en, van regen lauw, Schudt de wind den hechten molenbouw, Loeit het rund, dat wegvlucht, ongemolken. Zuiver, als geslepen edelsteenen In een rand van donker goud gevat, Spiedt de klaproos door de halmen henen, Glanst de koornbloem helder na het bad ; En het paard, met glimmend stijve...
Pagina 58 - gedachten" in verzen zegt hij ongeveer; als de herten in het woud, zichtbaar uit de verte, zooals zij schichtig tusschen de stammen schemeren, maar die zich nimmer laten grijpen ; >Zoo nu vlieden, in des dichters zangen, De gedachten ver, als in den droom, Blijven in ravijn, op heuvel hangen, Fier op vrijheid, schuchter in hun schroom .... Laat ze dartlen, tracht er geen te vangen..