Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

و

kwame wie het gezonden had, tot den tyd dat het goed gekeurt was, en gelaft wierd, dat het moeft gefpeeld worden.

Het is zeker, dat, volgens het denkbeeld 't geen wy hebben van den man, wy grootelyks vooringenoomen zyn tegens, of voor zyn Werk; maar, dit is waarlyk eene onregtvaardigheit daar wy ons zelven niet in behooren toe te geven. Het is mogelyk, dat men uitmuntte, in deeze foort van fchriften, en dat men zeer kwalyk flaage in alle anderen. Weinige zyn 'er, zoo ze 'er zyn, die algemeen zyn. De Heer Pope, wiens werken, altoos, met zoo veel verwondering als vermaak, zullen geleezen worden, heeft echter nooit in ftaat geweeft, om Toneelstukken te maken; en de Heer Rymer, die verftandige oordeelaar over de werken van zynen tydgenooten, die groote herstelder en verbeteraar van de gebreeken onzer Tooneelen, eens voorbeeldelyk willende toonen, hoe een Stuk voor 't Tooneel moeft ingeright worden, heeft niets anders bewerkt, als het volflagen bewys, dat hy geen Tooneeldichter was. - Niemand twyffeld 'er aan, denk ik, die zyn Edgar geleezen heeft; een Stuk, dat na zoo eenen langduurigen arbeid, niet meer verdiend, als den naam van een droomig prul te wezen, dewyl de twee groote Fraaiheden van 't Treurfpel, Meedelyden, en Verrasfing, 'er geheelyk aan ontbreeken: -intuffchen wagtte een iegelyk, iets ongemeens, uit een hand, die, zoo kundig en geftreng, over de werken van anderen geoordeeld had.

[ocr errors]

Dit

Dit doet my, mynsondanks, lachen, wan neer, op de eerfte Bekendmaking van een nieuw Stuk dat gefpeeld zal worden, aanftonds alle mogelyke moeite aangewend word, om te weten van wien het gemaakt is, en dat men dan, zyne voorige werken op 't naauwkeurigft wikt en weeght, om 'er by proportie rekening, uit te vinden, tot hoe verre dit Stuk behaagen, of niet behaa gen zal; heeft hy dan ooit iets gemaakt dat voldaan heeft, hoe vreemt het ook zy ten aanzien van Tooneelswerk, zoo fteld men dat, is goed, en was van dien; en dit is ook van dien: ergo, 't moet goed wezen; en volgens die Slotreden pryft men het in voorraat, gaat het zien op de eerste vertooning, en moet dan fomtyds erkennen, dat men misrekening gemaakt, en te voorbarigh gepreezen had.

Niet minder doed het my aan, en ben ik verontwaardigd, als ik hoor, met welken misagting, den arbeid van jonge Poëten, die al klauterende opwaarts na den top van den lauerklip willen, befpot, en zy moedeloos gemaakt worden; hoe zulker lootjes van de hand gewezen worden, met de harde vraagh. - Wie is de onbekende knapzak? — Wat voor voddery is 't, daar by ons by bebben wil? – terwyl men om zulk een vooroordeel het in 't geheel niet ziet, of 'er met zulk een tegenzin komt, dat men 't Stuk niet verwaardigt na te gaan, om te zien of het gepreezen of afgekeurt moet worden.

[ocr errors]

Dit is een foort van wreedheit die men vind by veelen, welken voor goede kenners

wil

[ocr errors]

willen doorgaan, en alleen volgens hunne vooroordeelen uitfpraak doen; een handelwyze, die wy weten, in gebruik geweeft te zyn, lang te vooren, eer de harde behande lingen, daar Diftrario over klaagt, bekent

waren.

Zulk een Aanftelling dan, als wy hier voren van gefprooken hebben, in welke de Stukken befcheidenlyk onderzoght wierden, zonder eenig opzight tot de verdienften van andere Werken van den zelven Auteur, en zelf zonder de Auteuren te ken nen zou al deeze hinderniffen voor de Poëten wech neemen, en teffens tot middel dienen, om de Stad te verplighten, met ten minften in ieder faifoen drie of vier nieu, we Stukken op ieder Tooneel te brengen.

,

Wat de maght om Toonelftukken af te keuren, die tans beruftende is by den Li centiegever, aangaat; men moet erkennen, dat in zoo verdurvene eeuw als de onze, 'er eenige palen moeten gefteld worden, aan de uitweidingen welken de Poëten anders maken zouden, en door fommigen, die ik zoude kunnen noemen, gemaakt zyn, om aan het gemeenfte, en't flegtfte foort onder beide de Sexen te behagen; maar met dat alles, dunkt my, moeft die maght tot afkeuringh, óók zyne palen hebben. Al wat onbetamelyk ware, ten aanzien van den Opperheer van alles in den Hemel, of van zyne Stadhouderen en Dienaren op der aarde, moest nooit ten Tooneele gebraght werden; maar een Stuk af te keuren, om zulke uitgezifte Vitteryen

als

als onze Vrind Diftrario voorwend, fchynt die betamelyke vrydom, die in alle tyden en by alle vrye Volken, altoos het "Tooneel eigen is geweeft, in boeijen te flaan.

Het Schouwfpel, was by zyne instelling, het School van Deught, en 't Straftooneel der Ondeugden. Zoo dra nu deeze twee grootsche oogmerken uit het oogh verlooren worden, is 't geen wonder, dat luiden. van goed oordeel, verftand, en eer, verkie zen om 'er niet te komen, en de hunnen wederhouden, en anderen afraaden, van 'er te gaan.

De Treurfpelen Eduard en Eleonora, Gustavus Vafa, Arminius, en eenige anderen, door de Licentiegevers belet van ten Tooneele te komen, hebben de fmaak en de wyze van onderzoeken aangetoont, toen ze in druk gekomen zyn; en my is, tot hier toe, nooit iemant te vooren gekomen, die my een denkbeeld heeft kunnen geven, van de oorzaken, welke ons 't vermaak berooft hebben, om ze te zien vertoonen.

[ocr errors]

Zoo de ware Amor patriæ een deugd is, daar men zich tans niet over te fchamen hebbe, hoe zou de borft van ieder Vaderlander dan niet ontvlamt worden met eenen heiligen gloed, op 't zien van het doorlugte voorbeeld van Gustavus Vafa, en zyne brave Dalecarliers? indien de zugt om roem en glory by den nakomelingen te verkrygen voor een waardigen toelegh kan doorgaan, en van genoegfaam gewight kan gerekent worden, om ze den jongen mannen in te plan

planten, en den ouden in dien yver bezigh te houden, dan is de oude Arminus het voorbeeld van zulk een loflyken eerzught: - en zoo moed in rampen, onderwerping aan het wys beftier van den albestierder, getrouwheit, liefde, godvrught, en den yver tot alle deugden, die het Karakter van een Chriften held kunnen doen uitmunten, onze oplettenheit waardig zyn, waar kunnen. die alle heerlyker gevonden worden, als ze in onzen braven Eduard uitblinken?

De Vrouwen boven al, hebben reden, om, over de afwyzing van dit zoo heerlyk mees terftuk, misnoegt te wezen; dewyl ''er nooit een gemaakt is, dat de Sexe grooter cere aandeed. De beminnelyke Eleonora is een karakter, 't geen ik geloof, in geene andere Hiftorie te vinden is, en haar gedragh levert een klaar bewys op, dat grootheit van Ziel, ftcrkte van gemoed, ftandvastigheit van geeft, en al de volmaaktheden die een waa re grootmoedigheit kunnen uitmaken, niet aan de mannen allen, eigen is.

Men heeft egter kunnen goedvinden, deer ze stukken af te keuren, even als veele anderen, zoo volflagen. als de maght van de Licentiegevers daar in gaan kon; nu. is 't on ze zaak, om te onderzoeken, wat redenen 'er voor waren om het te doen; en wy moeten met Diftrario erkennen, dat indien zulke ftukken niet toegelaten worden, het zeer moeilyk zyn moet, voor Autheuren, om gevallen uit te vinden, die geene tegenfpraak

[ocr errors]
« VorigeDoorgaan »