"

"

geen wil te hebben, als de myne; en, op myn gemoed, ik geloof, zoo ik hem zeide, dat ik zyn regterhand in een fles met voorloop begeerde, hy ze my bezorgen zoude, als ik hem eens aanlach, is hy in verrukking, en als ik misnoegt zie, maakt hy zoo'n ingetogen figuur, dat hy wel zoo zeer vermagert fchynt, of hy een geheele week was ziek geweeft. Ik heb reets twee of driemaal in de wil geftaan, om hem zyn volslagen antwoort te geven: en telkens heb ik het moeten ftaken, om ,,voor te komen, dat hy zich zelven niet aan en tafte: in 't kort, de hartstoght »van deezen man, iegens my, maakt hem volflagen zot, en het meefte dat ik er teheb om met hem te trouwen, is, dat zyne al te groote verzotheit op my, ons beiden den fpot van alle menfchen maken zal; voor 't overige is hy van goedvermogen, is bevaliig genoeg van perfoon, houd een mooje vergulde Charet, en een fpan Paarden, dat uitnement is; ik zagh ze nooit beter, of 't moeft op 's Konings Stai len geweeft zyn.

» gens

De derde is vrolyk, verftandig, fraai als ,, een Engel, en gekleed om te bekooren: hy is gemeenzaam met al de groote We reld, kend al hunne gevalletjes, en verhaald ze op de bevalligfte wyze; daar by heeft hy een verrukkelyke ftem, vry goe de kennis van de Muzicq, en is bezitter van alle nieuwe deuntjes, zoo dra ze maar van »den Componist komen, in 't kort, daar is » geen

"

geen eene volmaaktheit die wy vrouwsvolk, in de Mannen gewoon zyn te onderfchei ,, den, of hy bezit ze, in den allerhoogften graad. Nooit zyn wy in de Maliebaan, in 't Schouwburg, in de Opera, op de Af femblé, of op eenige andere publycque plaatzen, of alle oogen zyn op hem gefla,,gen, en, vervolgens, opmy, met een zoort van kwaadaardigh verwyt, om dat ik zoo » lieven jongen voor my heb.-Zulk een Min"naar kunt gy denken, kan genoegzaam aan den waan en de trotsheit van een juffer voldoen; en ik kan niet anders zeggen, of het vermaakt en behaagt my zeer, te zien, hoe veel kunsjes, eenigen, zelfs onder myne beft bekenden, te werk ftellen, in hoop om hem van my af te trogchelen.

"

"

39

ブラ

Echter, in fpyt van alle deeze zyne innemende hoedanigheden, in fpyt van 't ge„noegen, dat zyne Vryery aan mynen hoog. moed geeft, in my te zien triumferen, over alle die gaarne myne medevryfters wa ren, zegt myn verftand, dat hy, myne genegenheit minder waardig is, als een van " de twee anderen, die ik boven befchreeven ,heb: niet zoo zeer om dat hy minder vas ,, te goederen bezit, maar, om dat hy het my, als eene al te groote verdienfte aanrekent, dat hy my, boven alle die van myne Sexe verkooren heeft: - hy onderhoud my geduurzaam, met vertellingtjes, van de groote partyen, die hem aangeboden worden; -van aanzoek, hem, door eene eerfte schoonheit gedaan; en van de vuurige lon

I 2

ken

"

"

"

"

"

ken, die van alomme op hem gefchooten worden; en hoewel hy al die vertellingtjes altoos eindigd, met te zweeren, dat niets het vermogen heeft, om my zyn hart te betwiften, fchynt het egter, over 't geheel, dat hy meer toelegt, om my te overtuigen, hoe men hem alom bemint, als hoe zeer ik van hem bemint worde: en dit doed my besluiten, dat hy is, 't geen men gemeenlyk noemt, een Man die vol is van zich zelven.

„Dit is de naauwkeurigfte fchets, die ik uw geven kan, van myne drie Minnaren; en ik twyffel niet, of gy zyt reets ongeduldigh, om te weeten, voor wien van hen, myn hart, de meefte genegenheit geD voeld. Ik zal uw dan met een volflage opregtigheit zeggen, dat zy allen 'er plaats in hebben, en ik my, als tuffchen hen verdeeld, bevinde. De eerfte heeft myne agting. De tweede myn medelyden, ,,en de derde myne liefde: Maar echter heb ik niet zoo veel agting voor den eer„ften, dat ik, om zynent wil, de anderen zoude willen afzeggen; nog zoo veel medelyden voor den tweeden, dat ik hem de minfte gunft zou willen bewyzen, die ee,,nigzins, den geenen, die myn man mogt worden, zoude hebben te mishagen; ook bemin ik den laatften niet zoo zeer, dat ik die liefde niet zou kunnen verzetten, indien ik kwam te befluiten, om een ander tot myn' man te neemen.

"

„Dewyl ik nu geheelyk van my zelven

af

"

afhange, zoo wilde ik gaarne zulken keuze doen, die de geheele Wereld goedkeuren zoude, en my 't voor uit zicht geven konde, van een gelukkig leven. - UWEd. een perfoon zynde, die in geenerly wyze ten nadeele van deezen, of geenen, in per foon zyn kunt, is derhalven bekwaam, om ,,my ten beften te raaden, in een zaak van zulk een gewight- en ik vlei my, dat gy de moeite wel zult willen neemen, om my zoodanige redenen te geven, wegens de zyde die gy kieft, dat ik 'er door over,, tuigt worde, om my geheel aan uwe be"ftiering over te geven:- ftel my in staat, dat bid ik u, om een eind te maken, van al dat twyffelagtige, daar ik, en deeze gemelde heeren, reets te lang in geweeft ,,zyn, en doed mynen zwervenden geeft eens tot vast besluit komen.

"

"

"

"

Een fpoedig, en onbewimpeld antwoord, zal my onder de grootste verpligtingen brengen, en altoos doen zyn

WAARDIG SCHEPZEL

MALIEBAAN, Uwe volftandige Leefter en

7. Nov. 1744.

onderdanige Dienareffe

BELLAMONTE

Daar en is geen Rangh, nogh Staat des le vens, welke zyne byzondere ongeneugten niet en heeft; en ik twyffel niet of deeze jonge Dame gevoeld weinig minder kwelling

1.3

wegens de onzekerheit daar ze in is, welken Minnaar zy te kiezen hebbe, als de meest verliefde van hen allen gevoeld, in de vree. ze van afgezet te zullen worden. - Dogh is zy gereed om goeden raad te ontfangen, de Spectutrice is 't niet minder om dien te geven, en haar vlottend hart te vestigen daar het behoort.

Het moet erkent worden, dat ze niet min regtmatig als omzichtigh is, in de verdeling van de graaden van genegenheit harer Ziele.

De eerfte van haare Minnaars eifcht al de agting die zy geven kan. De tweede, zoo hy opreght is, is waarlyk te beklagen. En de fraaije Perfoon, met zoo menigvuldige Volmaaktheden, van den derden, indien zy die niet door 't vergrootglas van de liefde befchouwt, maakt, met rede, een' zekeren eifch op haare genegenheit. Dogh dewyl alle deeze gunftige denkbeelden min of meer uit hetzelve beginfel voortkomen, en agting, medelyden, en verwon dering te famen loopen, oin eene volmaakte tederheit te formeeren, zal zy wel doen, indien ze in aanmerking neemt, dat de twee laatfte Karacters, zonder de meerder agting, en waardige verdienften van den eerften, niet meer, als een gelukstaat, van onbestaanbaare hertstogten, van kort genot, kunnen aanbrengen,-Liefde is den naam van Liefde niet waardig, indien de waare Vrindschap 'er de grond niet van is; en de Vrindschap is alleen afkomftig van de agting.-Hy, derhalven, die gevonden word, onze Vrindschap waardig te wezen

heeft