Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

de kunnen afstaan; indien zulks gefchied ware, zouden wy voor al de wereld een regtmatige oorzaak gehad hebben, om voor haar te yveren; een oorzaak die ons, tans nogh niet bekent is,

Einde van bet Negende Boek.

DE

ENGELSCHE

SPECTATRICE.

TIENDE BOEK.

Choon myn beroemde Broeder, en veele andere Schryvers, hunne gedaghten over de JALOUSIE, aan de Wereld hebben meede gedeeld, verbeel ik my, niettemin, om by al het geene gezeght is over dat onderwerp, 't welke zoo veele vreeflyke verwarringen in de Wereld veroorzaakt heeft, en ze verder 'er nogh in veroorzaken zal, ook het myne te mogen zeggen:-niet alleen om dat alles wat ooit kan gezeght worden, om dezelve voortekomen, nooit te dikmaals of te veel kan herhaald worden, maar insgelyks dewyl ik, met alle verfchulde eerbied voor de geenen die 'er tot hier toe over gehandeld hebben, van gedaghten ben, dat zy 't niet zoo uitvoerigh gedaan hebben als zy wel konden; en dat het grootste gedeelte van dezelven veel meerder eer 'er aan beweezen heeft, als die woedende drift verdiend. 't GEEN ik versta met meerder eer als ze II. Deel. IV. Stukje.

ver

verdiend, is, dat zy 'er van fpreeken, als alleen voortkomende uit, en het uitwerkzel van, eene al te vuurige liefde, of hoogagting voor het onderwerp: en ik geloof, dat wy gemakkelyk zullen bewyzen, dat de oorfprong 'er van, in de meeste gevallen, kan afgeleid worden, van de allerflegtfte,in plaats van de allerbefte van alle hartstoghten: zy mag waarlyk, en zeer eigentlyk, wel het Vergift der liefde hieten; want zoo die ooit de Oorsprong 'er van bevonden zal worden, kan ze 't maar zyn, van eene laage en voorbygaande drift, en niet van die zuivere en opregte hartstoght, wel ke alleeniden naam van liefde waardigh is..

Dir kan zekerlyk by niemant ontkent worden, die anders toeftemt, dat waare liefde gegrond is op die agting welke de goede hoe danigheeden van het voorwerp in ons doed voortkomen;en ik geloof,dat 'er weinig voorbeelden kunnen bygebragt worden, van eene wezentlyke ongeveinsde en volftandige liefde, daar de agting geen plaats meer hadde.

IK DENK, dat men uit het voorenstaande lichtelyk zal begrypen, dat ik fpreek, van die liefde, welke tuffchen perfoonen die reets getrouwt zyn [ten minften die, door weder zydsche beloften van het te zullen zyn, en verzekeringen van altoos duurende tederheit, aan elkanderen zyn verbonden,] plaats heeft. Want wat die vreesagtigheit aangaat welke de natuurlyke gezellin is van de lief

1

de,

de, als dezelve nogh in haare kindsheit is, en eer zy nogh aanmoediging gekreegen heeft om haare hoop te fterken, dezelve ontstaat enkelyk uit een mistrouwen van onze eigene verdienften: niet uit een wangevoelen omtrent het beminde voorwerp, en die kan in geen eigentlyke zin Faloufie genaamt worden.

Dewyl het derhalven alleenlyk is, na wy in 't bezit gekomen zyn van al wat wy te wenfchen hadden, of, na wy ons gevleid hadden, van onfeilbaar zeker in dat bezit te zullen komen, dat de kwellende denkbeelden, welken de jalousie in ons voortbrengt, in de harsfenen plaats kunnen krygen: denk ik, dat zulks, myne ftelling, dat deeze beledigende hartstoght, eerder de laage gevoelens die men voor 't voorwerp heeft te kennen geeft, als eene al te groote hoogagting, genoegzaam bewyft: ware, dat men de perfoon fchuldigh dagtte, aan meineedigheit, en onftandvastigheit, en aan de allerflegtste en beledigendste zoort van alle bedriegery.

[ocr errors]

ten

Men vind menfchen in de Wereld die niet weten hoe zich in voorspoed te gedragen, en die, wanneer ze tot het einde daar ze lang na gereikt hebben gekomen zyn, iets in hun zelven vinden dat hen nogh geen rust laat; zy hebben al wat ze zoghten, zy hebben niets meer te wenfchen: maar even als de Macedonischen veroveraar, zyn ze misnoeght, om dat ze tegens Q 2

niets

niets meer te worstelen hebben: deeze rufteloosheit van geeft brengt hen om te denken, hoe en door wat middelen, zy weder ontflagen zullen worden van het geene zy verkreegen hebben; en alles wat mogelyk zyn kan, is by hen wel haaft zeer waarfchynlykbeit: en by aanhoudenheit 'er op denkende word het wel zoo waar dat het gefchied is, dat men 'er zich volslagen van bewust houd, en anderen wel in gelyke zekerheit zou willen brengen.

DENKEN is een scheppende hoedanigheit in onze Ziel, en als de vrees 'er de beweging aan geeft, komen 'er wonderen voor den dagh: het formeert voor ons zelven Schimmen en Verfchynzelen, en wilze aanftonds verzelfstandigen voor anderen. Het doet 't geen wezentlyk is, in nietigheit verdwynen, en maakt van niets, wezentlyke zaken. Bergen worden 'er door geflegt, en Daalen met de Heuvelen in gelyke hoogte gebraght. het vereend de groot. fte ftrydigheden, en verdeeld de vaste en fterkst vereende lichaamen: - in een woord, het maakt of vernietigt wanneer het wil, verbyftert de order van alle zaken, en voert inbeeldig uit,'tgeen in de natuur onmogelyk is.

De Harzenbeelden waken,
Wanneer de Rede faapt:
Zy willen ook wat maken,
Maar 't word fegt nageäapt.

Want

« VorigeDoorgaan »