Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

onderfchept had; hy was door Mevrouw op 't hoogft gelast nooit aan iemant te doen blyken, dat zy verkeering had met Miramont, en had zy hem, tot de geheimhouding verplight, met hem geld te geven; en hem belooft, zoo hy getrouw bevonden wierd in deeze zaak, dat hy uit de Levery geholpen, en tot een genoegzaam bestaan zou gebraght worden.

LUCILIUS hoorde dat alles aan met ontroeringen, die gemakkelyk te begrypen zyn, maar zich zoo draa mogelyk herstellende, vroegh hy om Pen en Papier, en zyn Vrouwshand vry wel namakende, schreef hy haar Brief woord voor woord na, veranderende alleen de plaats daar zy hem befcheiden had, van het Badt in Langen-Akker, in die van de Zwaan te Chelfea, en dezelve toegezegeld hebbende, gelaftte hy zyn' Kneght om dien na Miramont te brengen, en, welk een antwoord hy ook bekwame, her zelve aan hem te rugh te geven, waar na hy zoude waghten, in de Herberg daar zy

toen waren.

De lyfknegt had tans geen redenen meer om zyn' meefter niet trouw te bedienen, want, de zaak ontdekt zynde, was 'er van Miramont, of fchoon hy dien kennis had gegeven van 't gebeurde, niets meer voor hem te waghten: en in tegendeel wift hy zeker, op zich te zullen halen, al wat de woede aan Lucilius zoude kunnen ingeven, indien

by

hy anders deed, als die hem gelast had. HET antwoort dat Mirament te rugh gaf, was, zoo als men 't verwaghten zoude, vol erkentelyke dankbaarheit, en verzekering van geduurzame standvastigheit en liefde. Lucilius ftak dat in zyn Brievetafch, en gelafte den knegt, om zyne Vrouw te zeggen, dat Miramont veel gezelfchap had, en geen antwoort had kunnen schryven zonder gevaar te loopen van ontdekt te worden: - maar dat ze ftaat kon maaken dat haare orders ftiptelyk zouden gehoorzaamt worden.

LUCILIUS gaat daar op na huis, ontbyt volgens gewoonte met zyne Vrouw, en wift zyn ongenoegen zoo wel te verbergen, dat ze geen reeden had om van 't geen gebeurt was eenigen agterdogt te hebben. Hy bleef echter zoo kort moogelyk was by haar; hy kleedde zich, en een fchielyk befluit genomen hebbende, hoe zich te gedragen, ging hy na haren Oom, en maakte dien bekent, wat hy ontdekt had, teffens de Brieven vertoonende welken door Aurelia aan Miramont, en van denzelven, aan haar te rugh gefchre

ven waren.

MEN zou niet wel kunnen zeggen, of de verbaastheit van den ouden Heer, dan of zyne verwoedheit, de meefte uitwerking op hem hadden; hy was, wezentlyk, een braaf en eerlyk Man, en of hy fchoon wel iets gedaght had, wegens eenige onvoorR 31 zich

zichtigheit in het gedragh van zyne Night, voor haar trouwen, was hy nooit, na haar huuwen, in het minfte mistrouwen deswegens gevallen; - Hy verkoor om met Lucilius na haar toe te gaan, en hem by te fpringen in de billyke berifpingen, die haar, over zulk een wangedragh 't geen ze niet ontkennen konde moeften gedaan worden; maar de beledigde Man begreep het anders; hy daght dat wat ze ook konden zeggen, van geen aandrang wezen zoude indien haar niet de gelegenheit gelaten wierd om te komen ter plaatze, welke zy, tot voltrekking harer misdaad, geschikt had: dus floeg hy voor om te zamen na 't Bad te gaan, wat eerder als zy aan Mirament belooft had 'er te komen, alwaar zy, denkende, in de open armen van een' blyden Minnaar te zullen werden ontfangen, op 't onverwagtfte, begroet zoude worden, met de ftuurfche houdingen, en verdiende verwytingen, van een beledight Man, en vertoornde Oom.

[ocr errors]

DE Oom ftemde daar in toe; en na de maaltyd te huis gedaan was, volvoerde Lu. cilius zyne laatfte daad van gemaakte oplettenheit ontrent zyne Vrouw, met haar toen by heen ging, op 't nadrukkelykft te omhelzen; zy had geen ander denkbeeld of hy ging na zyn gezelfchap, in het welke hy, even gelyk ze aan Mirament gefchreven had, den avond ftond door te brengen.

Zy

Zy behandelde hem met geen minder uiterlyke tederheit, en bad, hy wilde haar dogh niet te lang alleen laten, maar, zoo fpoedigh mogelyk was en het gevoeglyk gefchiede konde by haar komen.

ONDER welk een beledigend, welk een fnood en lafterlyk voorkomen, zagh hy ze niet op dat ogenblik! hy verburgh niettemin zyn fpyt en misagting, onder eene even zoo onware nadrukkelyke kus; mogelyk gevoelde hy wel een kille vergenoeging voor zyn afzichtelyk hart, in 't denkbeeld, dat hy nu eens buiten allen dwang zoude geraken, en niet meer genootzaakt zyn om eene liefde te moeten vertoonen, tegens wel ke hy altoos een weerzin gehad had.

BEIDE, hoe wel met zeer verschillende verwagtingen, zagenze ongeduldigh het uur van zesfen te gemoet. Die tyd kwam eindelyk, en haar Oom, en haar Man waghten haar op: de Klok had zoo dra niet geflagen, of men hoorde een huurkoets ftil houden, en haar, onmiddelyk, met iemant die haar op wagtte, luchthar tigh de trappen opkomen: hoe zy als van den Donder getroffen wierd, wanneerze in dat humeur binnen komende, de perfoonen vond, die 'er gekomen waren om haar te ontfangen kan men lichtelyk begrypen.

Al haare natuurlyke vrypoftigheit, hoe zeer ze boven anderen daar meede begaaft ware, was te weinig, om haar inftaat te R 4 ftel.

[ocr errors]

stellen, tot het doortaan van zulk een Tooneel: dat gezight was voor haar veel verfchrikkelyker, meer ontroerender voor haar fchuldig geweten, dan of 'er een bootschapper uit de andere Wereld gekomen ware, om haar wegens haare misdaad te beftraffen.

In de eerfte bewegingen van haare ver baaftheit wilde zy de Kamer weder uitloopen, en was met eene fprong reets aan de deur gekomen, wanneer Lucilius haar by den arm vatte, en nootzaakte om binnen te komen, zoet, Mevrouw, zei hy, met de bitterfte fchimp, fchoon de beminnelyke Miramont bier niet is, en gy 't onderboud niet vind 't geen gy verwagtte, kunt gy 'er niettemin dat van een Man en van een Oom, die volkomen bewust zyn van uwe verdiensten, genieten.

Zy antwoordde daar niets op, maar viel in een stoel, en zagh hem aan met een gezight dat een inwendige haat en vervoertheit uitdrukte, in voegen, iemant die van alles onkundig geweeft ware,haar, op dat ogenblik, zou aangezien hebben voor de beledigde perfoon, en niet voor de fchuldige; zoo waar is 't, dat de misdadigen, welke vergiffenis van anderen benodigb zyn, echter, nooit aan andere vergeven willen, dat ze bunne misdaden ontdekt hebben.

MAAR of schoon haar halftarrige trotsheit mogt beftand geweeft zyn tegens de verwy.

ten

« VorigeDoorgaan »