Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

Zo weeldrig van groei en kleur, en knop en bot, Haar kweekery, met vreugde aanfchouwen, om 't

genot.

Zy juichten op haar komfte, en door de vrind lyke oogen Van Eva toegeknikt, vermeerden ze in vermogen. En luifter als by 't oog. Maar echter Eva ging Niet been, wyl zy geen vreugde uit dat verbaal entfing,

Of zaaken van zoo boogen aart niet na kon spooren, Zy wenfcht' zulks, met vermaak, uit Adam zelfs, te booren,

Wanneer by baar berbaale all' 's Engels wyze reén:
Zy boorde 't liever uit den mond haar's mans alleen.
Hy (dit was haar bewust) zou zyne red'nen fieren,
Met fraaie uitweidingen, en zyne woorden vieren,
Naar maat van baar begrip, en 't geen te boog
was, door

Een vriendelyk geftreel, oploffen aan baar oor.
Zy wachte uit zynen mond wat meer dan enk'le
Woorden.

Helaas! waar ziet men nu in één van 's Waerelds

oorden,

Door onderlinge min bet Volk zoo wel gepaard,
Zo eensgezind van zin zo beufch en zoet van aart?

En verders fpreekende van het Vermaak dat zy in elkanders gesprekken en byzyn vonden

*k Verbeeld me een Hemel bier op Aarde in myn gedaghten,

Terwyl ik by u zit, en all' uw red'nen boor.
Uw woorden vallen my veel zoeter in het oor
Als de eelfte Palmboom orught een bert, dat afge-

ronnen,

Van arbeid, door den dorft en bonger overivonnen Naur Spyze en drank verlangt, hoe lieflyk die den mond Ook vall, by vaed, by fterkt, verzadigd onsterftand:

Doch

Doch uw' volfchoone taal, zo zoet, zofraai, zo teder, Verzaad nogh walgt my niet, maar maakt myn luft nogh reder. (a)

[ocr errors]

Daar de vereeniging van de herten, zoo wel als' van de handen plaats heeft, en door welken alleen aan de eindoogmerken van de eerfte inftellinge des Huwelyks kan beantwoord worden, moet de man, als hy vind dat zyne Onderwyzingen van vrugt zyn, en vermaak geven, een uitnemend verrukkelyk genoegen ondervinden, en zyne liefde, voor het waarde voorwerp datze ontvonkt, voelen toeneemen, in maniere als de Poëet, zoo even aangehaald, dezelve toefchryft aan den Vader aller menfchen, wanneer die, spreekende van Eva, de hartstoght welke hy voor haar gevoelde, en de beweegredenen voor dezelve, omschryft, in de volgende woorden.

Noch baar vorm, zoo fchoon als men kan wen

fcben,

Nocb teelzucht, all 't gediert en't vee ook ingeplant, Maar een veel edeler (op 't Bruilofts Ledikant, Daur,'na myn oordeel, een verborgen en tedere agting Befpeurt word, kroonende geduurig ons verwagting, Geeft

(a) Dit komt hier voor als door Eva tegens Adan gezeght; dogh als men 't vergelykt tegens de Vertaling van den Heere J. van ZANTEN, uitgekomen 1728. in 't 7de Bock pag. 297 en de Beryming van den Heer L. PALUDANUS, in 't sfte Bock pag. 250. uitgekomen 1730. zal men vinden, dat Adam dit tegens Rafaêl zegt: 't zou kunnen zyn, dat onze SPECTATRICES in 1745. een later Druk gehad hebben, waar in, eene verfchikking gemaakt zynde, dit door Eva gezeght word: want zekerlyk hebben zy wel geweeten welken Text zy bybraghten.

Geeft me een vermaak,zo groot als baar aanvallig beid,
En baar bekoorlykbeen, gepaart met wys Beleid
Die uit baar woorden en bedryf geduurig leeken
Vermengt met liefde, en involging, tot een teken
Dat nimmer feilen kan, van eensgezindheid, met
Geen fnonde veinzery of dubbelbeid befmet;
Of liever van één Ziel gebuisvest in twee lyven:
Een zoete barmony, die eeuwig zal beklyven,
En in den Man en Vrouw gevonden word.

My dunkt het zou niet moeilyk zyn voor twee menfchen die elkanderen beminden gelyk zy moeten, [en zekerlyk zyn 'er zulken,] om eenigzins het gedragh onzer eerite ouderen, in heuren ftaat van onnozelheit na te volgen: het is waar zy zouden, in 't eerft, van de vrolyker en beziger Heeren en Dames van de famenleving, in alle gezelfchappen, als zeer belachlyk gemeld en voorgedragen worden. Maar dat zou, door volftandig 'er meede voort te gaan, wel ophouden; en het voordeel 't geen zy zelven, en alle die hen aangingen, 'er uit bekomen konden, wel zoo zeer uitblinken, dat het,mogelyk, de onbedagtzaamfte zoude aanmoedigen om een proef van die levenswyze te neemen.

Maar dat alles, twyffel ik, zal als een harfenfchim worden aangezien, en myne leezers zullen zeggen, dat myn taak, als Spectatrice, vereifcht, om te fpreeken van zulke dingen als wy daaglyks zien, en van welker waarheit wy overtuigd zyn, en niet om denkbeelden van myn eigen Fabrycq op te diffchen, voor al niet dezulken, welken, zoo als de wereld nu is, niet ter uitvoer kunnen

[ocr errors]

gebraght worden: waar tegens ik, nedrig verzoek te mogen antwoordden, dat de onmogelykheit alleen gelegen is in de onwil ligbeit; men kan veel doen als men het volftandigh wil. en niets als men, onwilligh is, en niets onderneemt.

Ik vlei my echter niet met de verwagting van mynen raad ten deezen opzichten gevolgd te zien; ik heb het gewoone en gebruikelyke tegen: en zy, welken by hun zelye nogh het meeft in imyne redenering toeftemmen, zullen 'er zich, mogelyk, uit fchaamte, en om 'er zich niet belachlyk me de te maken, niet over durven uiten. Gewoonte, word wel baaft een andere natuur Zy overbeerd de Wet, de billykheit, de Zeden, En't onderdrukt gemoed.

Niets kan 'er zekerlyk vreemder zyn, dan dat iemant, zelf maar van een gemeen oordeel, kan uitstaan, vervoert te worden, tot zulke dingen, en verrigtingen, welken tegens zyn eigen hart opftuiten, en fomtyds onuitvoerlyk zyn, in overeenkomft met zyne om ftandigheden, enkelyk, om dat luiden van aanzien en vermogen, goed gevonden hebben, om zoo te doen, en het onder elkanderen in gewoonte te brengen; Egter het is zoo: Ieder een weet het; en iemant, die onder neemen zoude om dat algemeene vooroor deel te doen ophouden, voor al onder ons Britten, zou, met even gelyken uitflagh, mogen ondernemen, om de Wind van 't Zuiden na't Noorden te doen wenden, enkelyk met de kraght van zyne uitademing. Gedrochtelyke Domheit! alle ziek

tens,

[ocr errors]

tens, alle onvolmaaktheden des lichaams voor welke de luiden van rang gaarne al hunne grootheid zouden geven, om 'er van ontheeven te wezen, worden nageaapt, door de minder vermogende, en aangezien, als aardigheeden en kentekenen van een zeker fatfoen: al de ondeugden, al de kwade hoedanigheden der ziele, zyn evenzoo aan. gemerkt als uitnemende Qualiteiten, als ze met vermogen, geld, en overdaad verzeld gaan: een gebrek, een mis, een flech te wyze van denken, veranderd in het reg te tegendeel, en word nagemaakt, en meerendeels in verdere uitgeftrektheit, door dezulken die 't niet fcheeld wat zy zyn, als ze maar na de Grooten gelykenen. Maar van al de Gekheden welken deeze nabootzing van de Grooten veroorzaken, is 'er geene beklaaglyker voor die 't welzyn der menfchen wenfchen, als die, welke wy dar gelyks onder Gehuwde in Praktyk zien; luiden,die in der daad en waarheit een zeer uitmuntende liefde en agting voor elkanderen gevoelen, en gaarne aan al de oogmer ken van de geheiligde band des huwelyks voldoen zouden, en nergens buitenshuis eenig gezelfchap vinden kunnen, welkers ommegang en gefprekken in eenige vergelyking komen, met dat aangename onderhoud t geen zy in elkanderen vinden, zyn echter, zeer befchroomd, en zeldzaam te famen, in byeenkomften en gezelfchappen. Zy fchikken 't zoo dat als de eene uitgaat de andere te buis blyft; in die omstandigheit meer gelykenende na de fpaken van een

« VorigeDoorgaan »