29 دو ,, meenlyk een deugdzaam leven genoemt word, ons in deeze wereld doed verkry,,gen, laat ik geheel en al aan den Godtgeleerden over: alles waar ik na tragt, is, de meerdere waardigheit van de menfchelyke natuur ftaande te houden, - de kundigheit der Dieren, ver beneeden ons vermo,,gen, van te kunnen overwegen, te doen "begrypen, en te doen gevoelen, daa دو وو onze. zielen iets in zich hebben, 't geen derzelver afkomft van Goddelyken oorfprong, en, na waarheit, als voortvloeijingen uit de Groote Ziel van alles, doed kennen:,, om daar uit te befluiten, dat, indien ze zóó is, ze onmogelyk anders als onver,, derflyk en onfterflyk zyn kan. دو دو دو Laat die Helden welke de kraght hunner ,, drogredenen willen betoonen, en glory ,,ftellen, in het menfchdom, tot in hun zel وو ven, te verbeeftelyken, en onder de for,,tering van de Dieren die vergaan te bren-,,gen, zich vermaken, met de neigingen den dieren ingefchapen, gelyk te ftellen, met ,, de ingefchape reede van den menfch; laat hen zeggen, dat de inwendige ontroering welke zy gevoelen op ieder misdryf dat zy ,, begaan, een uitwerking is van het vooroordeel der opvoeding dat de Confcientie niets anders is als een faamgedrukt geluit, ,, zonder zakelyke betekenis is, en met Dryden De wys van denken word van jongs aan ons gewent, En 200 gelooven wy, 't geen ons is inge prent: De Leeraar in 't vervolg, kweekt voort wat onder 't zuigen Vermengt wierd in bet bloed, Zoo moet den Man zich buigen Na 't denkbeeld van het Kind. " " Laat zy, zegh ik, die redenering uitpluizen: zoo laag, zoo laf, zoo ongegrond als ze zyn magh, zal ik ze niet we derleggen, daar is een nader wegh om dat Punt in gefchil te bewyzen. My dunkt, dat het zelf meer overtuigend is als denkbeelden,vindingen, overwegingen, of eenige van die betoogingen, welke gemeenlyk gebruikt worden, om de onfterffelyke Ziel te onderfcheiden van de dierlyke ziel. ,,Daar is een iets in ons, 't geen nooit Min noch Leeraar ons heeft kunnen inplanten; een iets dat wy niet onder ons gebied hebben, nogh ons van bedienen kunnen als wy 't het meeft benodigt zyn, of om het ", van ons te verwyderen, al fpanden wy 'er ,, al onze vermogens toe in; het overvald ons als wy 'er niet om denken; —- het is met ons, en gaat weder heenen op 't zelve „ogenblik; even als de blixem, fchielyk, ,, kragtigh, en nooit ondervonden, of teffens verloren. T geene ik mein, zyn die voorgevoelens, welke onder alle die ik ooit ont,, moet heb, niemant ooit ontkend heeft in een meer of minder graad ondervonden te heb " " " وو " و. ben. Op den tyd wanneer wy 't minft met overdenken, of zwaare bezigheden bezet zyn, dikmaals in de Vreugt met ,, goede vrinden, onder een vrolyke Fles, » Zal 'er een ftraal van die Goddelyke eigenfchap in ons nederfchieten en 'ons ,, aanduiden, dat zulk of zulk een zaak ge,beuren zal; dog in dien zelven tyd vervliegt, ,,verftrooit, en verdwynt, ze, even gelyk „ze gekomen was, en wy geheugen niet," ,,ter tyd dat de zaak gebeurt, ooit dat voor,, gevoelen gehad te hebben: maar dan, wanneer de zaak gebeurt, vertegenswoordigt het zich aan ons geheugen, en fchynt ons ,, te verwyten, dat wy 'er zoo weinig agt op hebben gegeven. " " " " " دو دو ,, Hoe verkeert zou het nu niet zyn ons te willen doen denken, dat, die invallende voorbeduiding, een gevolg moet wezen van voorige denkingen, welken dan," fchoon ongezocht, onverwagt zich zelven voordoen; dewyl deeze invallen van Wetenschap veeltyds gaan over zaken daar wy nooit aangedaght hadden, of in 't minft geen belang in hadden, maar eenigen tyd daar na, als 'er van hooren," ,, ons te binnen komen dat wy 'er een denkbeeld van gehad hebben. ,,Of nu fchoon zulke fchielyke toevallen ,, verwaarlooft, en ze van geen dienft voor ons worden, in de fchikkingen van onze ,, wereldlyke zaken, doordien ze geen plaats » krygen in het geheugen, zoo begaan wy X 4 ech 22 echter de flegtste ongodtsdienstigheit, met te denken, dat de groote Schepper van de Natuur iets te vergeefsch doed: - moeten wy niet gelooven dat ons dezelven gezonden worden, om ons te overtuigen, dat "wy in ons zelven iets hebben, afkomende van zyne eigene Goddelyke eigenfchap, om in ons een hoogh denkbeeld te bewer ken van de wezentlyke waardigheit onzer ,, ziele, en oneindig te loven en te pryzen, ,, met de nederigfte dankbaarheit, Hem, die de uitdeelder is van zulk een uitnemend voorreght, en zorg te dragen, van nooit ,, iets te doen, dat ons hetzelven onwaardigh maakt. " دو 22 ג " دو " دو , ,, Dewyl ik onder al de bewysredenen welke ik ooit voor de onfterflykheit der ziele heb hooren bybrengen, nooit deeze „gevonden heb, zou ik my niet vleien, dat dezelve van meer gewight zou zyn als alle anderen, indien ik niet overtuigt ware, dat ieder van myne leezers 'er de waarheit van in zyn eigen hart ondervinden zal: wat my aangaat, ze komt my voor als een Bewys, daar niet tegens op te komen is, en fchynt my zelf toe, tot een algemeen bewys gefchikt te zyn: dewyl men geene "geleertheit benodigt heeft, om dezelve ftaande te houden, en ze voor de verftanden van de minfte bekwaamheit, even zoo wel dienen kan, als voor die van uitnemender Vatbaarheit. وو ,, het denkbeeld van de geheele vernietiging. ,, zoo yverigh voortgeplant word, zyn alle ,, ondernemingen, om zulk een verderflyken, ,, zoo klaarblykelyken en boos gevoelen te be,,letten diepe wortelen te fchieten, voor,,werpen om aan te moedigen; om die rede vlei ik my dat gy deezen wel in uwe naa fte Befchouwingen zult willen plaats ge,, ven; en, indien gy zoo goed zyt van 'er ,,uwe eigene gedagten by te voegen, durf,, ik wel verzekeren, dat het aan de meefte, „, van uwe Leezers even zoo aangenaam zal „zyn, als aan hem die, Met de meefte agting is Richmond, 21 Jan. 1745. MEVROUW Uwen geboorzaamften PLATONIDES. P. S., Dewyl de bovengemelde invallende Waarfchouwingen den eenen Menfch „, meer eigen zyn als den anderen, bedenk ik een middel om ze van dienst te doen „wezen, voor den geenen die ze ondervind; „, dogh daar meede zoo als 't U en Uwe ,, fchoone medegenooten zal goed dunken". Deeze nieuwe, en ik geloof, waarlyk, nooit te vooren gedoghte kundigheit be. haagde ons allen op het hoogfte. - Wy vervielen aanstonds in cen ftille overweging, |