Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

meene vrolyke luim was, hield niet op inet vertellen.

Een uur of drie wierd 'er doorgebraght in dit vermaak, waar na de Muy zei, men moest eens ververfchen, en de Koetsman verzogt, aan de een of andere goede verblyfplaats ftil te houden.

De Knaap, die zyne orders wift, ging na 't Stal van een Huis dat een weinig van den wegh af stond, alwaar ze uitstapten en in een vertrek gingen: Wyn en Kaaks wierden gevorderd, maar hoe ontstelde Ismenia niet, toen zy zagh, dat de Knegt die ze binnen braght, gevolgt wierd van Marti. us, welke, haarluiden met een vrolyk ge. laat aanfpreekende, zeide, dat hy toevallig zich in dit geweft, en zyne Paarden afgereeden bevindende, in dit Huis gekomen was om te pleifteren, en de Dames hadde zien inkomen; dat hy zeer verblyd was zulk goed gezelfchap te ontmoeten, op een plaats daar hy het zoo weinig te wagten

was.

Ismenia was in veel te verwarden denking om iets op 't geen hy zeide te antwoorden, maar haare Muy, die zich geliet zeer wel met den Generaal bekent te wezen, fprak zeer gemeenzaam met hem, en was wonder in haar fchik met hem aan te treffen.→ Ismenia, daar en tegens, wierd hoe langs hoe ongerufter, en zou, al wat ze had, gege ven hebben, om haar Muy een ogenblik alleen te fpreeken, om kennis te geven, wat

toe

toelegh dien Generaal op haar had, in 't minft niet twyffelende, of de oude Dame zou zorg dragen, om fchielyk van daar te gera. ken, en gevoeglyk af te breeken.

Na een weinig tyds viel het gelukkig zoo, dat Martius heen en weder uit de Kamer ging, om eenige orders te geven, en zoodra hy buiten 't gehoor was, openbaarde de arme bevreesde, al wat 'er in haar hart omging; waarop de verradersfe deugeniete zich ver wondert toonde, dogh teffens zeide, dat ze maar volkomen geruft te wezen had, dewyl 'er niets zoude kunnen gebeuren, daar men zich over zoude te beklagen hebben, zoo lang zy ertegenswoordigh was: en 't, aan de andere zyde, gants niet voeglyk zyn zoude, om een Man van dien Rang, en dien ze zoo lang gekent had, op een verhaafter wyze te verlaten.

ISMENIA was tamelyk te vreden met die redenen, te meer, dewyl de Generaal, niet anders als met eene ingetogene beleeftheit te werk ging: denkende, dat Muy's tegenwoordigheit daar oorzaak van was: eenige verfnaperingen aangebragt wordende, nam zy 'er haar deel van, dogh met vry minder gereedheit als ze gedaan zou hebben, indien den zoo gedugten Minnaar 'er niet tegenswoordigh geweeft ware.

Het wierd nu vry laat, maar zy dorft haar Muy niet weder aandringen; en vindende, dat die van geen gaan fprak, doght zy, het zou haar niet wel bekomen, indien zy

het

[ocr errors]

het deed. Zy wierden te famen vry wel gehumeurt, en Martius nam de gelegentheit waar, om de Dames aan een Venfter te bren-gen, dat, door het Maanlicht een uitnement fraai uitzicht had; de verraderfche Muy floop van daar wech, en de Kamer uit, zonder dat Ismenia het gewaar wierd, als zynde opgetoogen door de fraaiheit van het landgezicht. T en duurde echter niet lang wanneer zy haar mifte, en haaftelyk na haar omkeerde; Zy zagh rondsom de Kamer, en ze niet vindende, riep ze in verlegenheit uit, waar is myn Muy! De Generaal gaf 'er weinig antwoort op, en wilde met haar in gefprek komen. Maar hare ongeruftheit toenemende, luifterdezynaniets, en wilde de bel trekken, om de luiden van yhet huis te doen binnen komen en te vra-gen waar haar Muy was? dit beletten hy, en zei haar opentlyk, dat de Dame daar zy na vroeg, te huis gegaan was, en haar, Voor dien nagt, onder zyne befcherming gelaten had.

[ocr errors]
[ocr errors]

f

[ocr errors]

Zykon zulk een beledigende waarheit niet gelooven, ter tyd zy 'er van overtuigd wierd, door het wechblyven van haar Muy. Men door de verandering in 't gedragh van den Generaal: hy behandelde haar, wel niet met onbetamelyke vryheeden te neemen, maar zei haar, dat ze nu in zyne maght -was, en dat hy veel te veel moeite genomen had, om die gelegenheit te bekomen,

[ocr errors][merged small]
[ocr errors]

dan dat hy 'er tans geen gebruik van maaken zoude.

Het is met geen woorden uit te drukken welk een vrees, welk een verbazing, welke harte pynen, de arme bedrogene Ismenia tans gevoelde. Zy schreide, zy bad, en had, by tuffchenvallen, moeds genoeg, om deezen vervolger haarer onnozelheit te bedreigen: - maar die was onverzettelyk, en doof voor al wat zy bybragt tot verdediging van haare Deugd, even gelyk zy geweeft -was tegens zyne vervolgingen.

Na lang tobbens, 't zy dat de kragt van een weinig Wyn te heviger wierd, door de -drift van haar angftig hart, 't zy dat haar harfenen afgemat waren door de denkbeelden die 'er in omgingen, en de kraght niet hadden om haar langer te ondersteunen, zy wierd, hoe 't zy, als radeloos, onverfchilligh, en wenftte te ruften: hy ried het haar, met allen mogelyken aandrang, zelf bezwoer hy't haar, en gaf zyn woord van EER, dat hy de haare, ongerept zou laten, als niet willens zynde om zulk een Deugd te ¡ beledigen.

Hoe weinig hy zyn woord hield zullen de gedagten van myne Leezers, reets aan dit ! Verhaal bygevoegt hebben, maar het oogmerk dat my gebraght heeft om dit geval by te brengen, was, om aan te toonen hoe weinig 'er op 't woord van Eer staat te maken is, zoo dra de hartstoghten of begeer

tens,

tens, welken ook, in den Verzekeraar den Meester fpeelen, en hoe zeer de Generaal de taal der mannen fprak, toen Ismenia hem verweet, dat hy zyn woord van Eer, en teffens haare onfchuld verlooren had. Oh, zei hy al lachende, Mevrouw, wy zetten de EER ter zyden, wanneer we tusschen twee lakenen komen.

Eindelyk, liefde, belang, ftaatzught, of eenige andere overheerfchende hartstoght, zou ons, even zóó, doen vergeten 't geen wy aan de Eer, of goede Zeeden fchuldig waren, indien er niet eene andere beweegrede bykwame, als de enkele kennis van 't geen wy behooren te doen; en wy zouden wel willen zeggen met Abdalla in het Toneelstuk van dien naam,

Is eene Kroon, of Minnares voor banden,
En komt de Deugd, met baar gepronkt gelaat,
My in den wegb, en praat van lof of fchanden,
Zoo moet zy voort, die my vyandig baat :
Ik baat ze niet, nogb wil baar niet bezwaren,
Maar zy komt bier, daar ze niet nodig is,
Wie roept ze dogb? zy kan die moeite sparen,
Daar Kroon of Min 't bedoelde Voorwerp is.

Dewyl dan het uitzigt op een toekomend levend zoo nodigh eene leidftar is, voor ons gedragh in het tegenswoordige, moeten wy, dunkt me, alle de geenen die toeleggen om ons, het zelve te doen verliezen, vermyden, als peften van de famenleving,en fchuuII. Deel. V. Stukje. wen

A a

« VorigeDoorgaan »